ECLI:NL:RBDHA:2017:15283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
22 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3898
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onvoldoende onderbouwing van aftrekposten leidt tot ongegrond beroep inzake inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, is het beroep van eiser tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2015 ongegrond verklaard. De uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst, gedateerd 17 mei 2017, werd door eiser betwist. Eiser had in zijn aangifte verschillende aftrekposten opgenomen, waaronder de belastbare inkomsten eigen woning, premieaftrek voor inkomensvoorzieningen en aftrek voor specifieke zorgkosten. Tijdens de zitting op 4 oktober 2017 is eiser echter niet verschenen, ondanks een tijdig verzonden uitnodiging. De rechtbank oordeelde dat de uitnodiging correct was verzonden en dat eiser op de hoogte was van de zitting.

De rechtbank overwoog dat het aan eiser was om de feiten en omstandigheden aan te tonen die zijn aanspraak op de aftrekposten konden onderbouwen. Eiser had echter slechts de stelling geuit dat de door hem opgevoerde aftrekposten niet in aanmerking waren genomen, zonder deze stelling verder te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de correcties door de inspecteur terecht waren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 oktober 2017 door rechter mr. R.C.H.M. Lips, in aanwezigheid van griffier mr. J. van der Plas.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 17/3898

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

18 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen, kantoor [plaats], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 17 mei 2017 op het bezwaar van eiser tegen de voor het jaar 2015 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de bij gelijktijdige beschikking in rekening gebrachte belastingrente.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2017.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A] en [persoon B]. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 12 september 2017 aan [eiser] op het adres [adres] te [plaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 13 september 2017 op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de aanslag opgelegd, waarbij hij de door eiser in de aangifte opgenomen belastbare inkomsten eigen woning, de premieaftrek voor inkomensvoorzieningen en de aftrek voor specifieke zorgkosten, heeft gecorrigeerd.
2. Tussen partijen is in geschil of de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
3. De rechtbank stelt voorop dat op eiser, in geval van betwisting door de inspecteur zoals hier het geval is, de last rust de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op de door hem in de aangifte opgenomen aftrekposten voor de eigen woning, premies voor inkomensvoorzieningen en specifieke zorgkosten.
4. Eiser is weliswaar in bezwaar en in beroep gekomen tegen de aanslag, maar heeft slechts volstaan met de enkele stelling dat er geen rekening wordt gehouden met de door hem opgevoerde aftrekposten. Deze stelling heeft eiser ook nadat daarom is gevraagd door verweerder, niet nader onderbouwd. Ook in het beroep is daarvoor geen onderbouwing gegeven. Daarvan uitgaande zijn de correcties terecht door verweerder aangebracht en is het beroep ongegrond verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C.H.M. Lips, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van der Plas, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.