ECLI:NL:RBDHA:2017:15271
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van onvoldoende aannemelijkheid van betalingsonmacht
Op 12 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de aanvraag van een schuldsaneringsregeling door een verzoekster. De verzoekster had op 9 november 2017 een verzoekschrift ingediend, waarin zij vroeg om toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de behandeling op 5 december 2017 zijn zowel de verzoekster als een vertegenwoordiger van de Plangroep gehoord. De rechtbank heeft de situatie van de verzoekster beoordeeld aan de hand van de Faillissementswet, met name artikel 284, lid 1, en artikel 288, lid 1, sub a.
De rechtbank concludeert dat er onvoldoende aannemelijk is dat de verzoekster niet in staat zal zijn om haar schulden te betalen. De verzoekster heeft twee schulden: een schuld van € 1.224,81 aan VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een schuld van € 90.923,14 aan WestlandUtrecht Bank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recent weer inkomsten uit werk heeft en een afloscapaciteit van meer dan € 800 per maand heeft. Dit zou haar in staat stellen om in drie jaar tijd ongeveer 30% van haar totale schuldlast af te lossen. Bovendien kan de schuld aan VGZ binnen twee maanden volledig worden afgelost. De WestlandUtrecht Bank heeft aangegeven bereid te zijn om een regeling te treffen, wat ook een positieve indicatie is voor de betalingscapaciteit van de verzoekster.
De rechtbank heeft op basis van deze overwegingen het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, met de conclusie dat de enkele omstandigheid dat de verzoekster in het verleden niet heeft kunnen aflossen, niet voldoende is om te concluderen dat zij in een situatie verkeert waarin zij niet kan voortgaan met het betalen van haar schulden.