ECLI:NL:RBDHA:2017:15271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
C/09/542798 / FT RK 17/2001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van onvoldoende aannemelijkheid van betalingsonmacht

Op 12 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de aanvraag van een schuldsaneringsregeling door een verzoekster. De verzoekster had op 9 november 2017 een verzoekschrift ingediend, waarin zij vroeg om toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de behandeling op 5 december 2017 zijn zowel de verzoekster als een vertegenwoordiger van de Plangroep gehoord. De rechtbank heeft de situatie van de verzoekster beoordeeld aan de hand van de Faillissementswet, met name artikel 284, lid 1, en artikel 288, lid 1, sub a.

De rechtbank concludeert dat er onvoldoende aannemelijk is dat de verzoekster niet in staat zal zijn om haar schulden te betalen. De verzoekster heeft twee schulden: een schuld van € 1.224,81 aan VGZ Zorgverzekeraar N.V. en een schuld van € 90.923,14 aan WestlandUtrecht Bank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recent weer inkomsten uit werk heeft en een afloscapaciteit van meer dan € 800 per maand heeft. Dit zou haar in staat stellen om in drie jaar tijd ongeveer 30% van haar totale schuldlast af te lossen. Bovendien kan de schuld aan VGZ binnen twee maanden volledig worden afgelost. De WestlandUtrecht Bank heeft aangegeven bereid te zijn om een regeling te treffen, wat ook een positieve indicatie is voor de betalingscapaciteit van de verzoekster.

De rechtbank heeft op basis van deze overwegingen het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, met de conclusie dat de enkele omstandigheid dat de verzoekster in het verleden niet heeft kunnen aflossen, niet voldoende is om te concluderen dat zij in een situatie verkeert waarin zij niet kan voortgaan met het betalen van haar schulden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team insolventies – enkelvoudige kamer
rekestnummer: C/09/542798 / FT RK 17/2001
nummer verklaring: VOS0151700083
uitspraakdatum: 12 december 2017
[verzoekster],
wonende te [adres, postcode en woonplaats],
verzoekster,
heeft op 9 november 2017 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is op 5 december 2017 behandeld. Verzoekster is gehoord, evenals [X] (Plangroep).

Wettelijk kader

Op grond van artikel 284, lid 1, van de Faillissementswet (hierna: Fw) kan een natuurlijk persoon, indien redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, verzoeken de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken.
Ingevolge artikel 288 lid 1 sub a, Fw wordt het verzoek slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden.

Beoordeling

Op basis van de stukken die aan de rechtbank zijn overgelegd en wat ter zitting is besproken overweegt de rechtbank dat onvoldoende aannemelijk is dat [verzoekster] niet zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden. Zij heeft twee schulden, te weten een schuld van € 1.224,81 aan VGZ Zorgverzekeraar N.V. (hierna: VGZ) en een schuld van € 90.923,14 aan WestlandUtrecht Bank (hierna: WUB). Gesteld noch gebleken is dat [verzoekster] de betalingen aan deze schuldeisers niet kan doen. Zij heeft immers sinds een paar maanden weer inkomsten uit werk en daardoor een afloscapaciteit van ruim € 800,-- per maand. In drie jaar zou zij daarmee al ongeveer 30% van haar schuldlast kunnen betalen. De schuld aan VGZ kan [verzoekster] in minder dan twee maanden geheel aflossen. Gebleken is dat WUB bereid is een regeling te treffen tot een nader vast te stellen periode, waarna alsnog een kwijtscheldingsvoorstel gedaan zou kunnen worden. De enkele omstandigheid dat [verzoekster] tot dusverre niet heeft kunnen aflossen op de schuld, leidt niet tot het oordeel dat een schuldenaar in voornoemde situatie verkeert (Gerechtshof Amsterdam, 21 juni 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2345). Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling moet dus worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [adres, postcode en woonplaats].
Gewezen door mr. M.M.F. Holtrop, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 12 december 2017 in tegenwoordigheid van R. Becker, griffier.