Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
(Promisvonnis)
DH01,
Tenlastelegging
Procesverloop
- de verdachte,
- diens advocaat mr. C.L.A. de Sitter;
- de officieren van justitie mr. H. Mol en mr. S. Sleeswijk Visser;
- De dames [H.] , [H.] en [H.] alsmede de heer [D. (achterneef)] , respectievelijk moeder, zusters en achterneef van [slachtoffer] , tevens allen benadeelde partij, vergezeld van hun raadslieden mr. R.A. Korver en mr. M.M.P.P. Lousberg;
- Mevrouw [A. (moeder van minderjarige zoon)] , in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [[minderjarige zoon]] , de minderjarige zoon van [slachtoffer] , tevens benadeelde partij, vergezeld van haar raadsman mr. E.G.S. Roethof. [[minderjarige zoon]] voornoemd heeft de zitting (uitsluitend) op 23 november 2017 bijgewoond;
- De dames [B. (vriendin slachtoffer)] en [C. (vriendin slachtoffer)] , ieder voor zich benadeelde partij, vergezeld van hun raadsvrouw mr. L.R. Harteveld.
Standpunten van de procesdeelnemers
Overwegingen van de rechtbank
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Overwegingen omtrent het bewijs
De aanleiding tot de aanhouding
De situatie voor de aanhouding
De Aanhouding
De rechtmatigheid van de aanhouding.
Zijn de in de dagvaarding genoemde geweldshandelingen wel of niet bewezen?
- Het gedurende enige tijd [slachtoffer] op zijn buik tegen de grond houden en (met kracht) tegen/op het lichaam van [slachtoffer] duwen;
- Het (met kracht) gedurende enige tijd de nek/hals van [slachtoffer] (met een arm) afklemmen;
- Het (met kracht) al dan niet met gebalde vuist tegen de neus, althans tegen het gezicht, van [slachtoffer] slaan;
- Het in het gelaat van [slachtoffer] wrijven van pepperspray.
controletechniek. In dat geval kan de arm om de achterkant of zijkant van de nek worden geslagen waarmee als het ware het hoofd onder de arm wordt genomen. Daarmee wordt de bewegingsvrijheid van het hoofd, en daarmee van de gehele persoon, ingeperkt. Door het hoofd naar beneden te trekken, dwingt de uitvoerder de betrokkene naar de grond. Dit is een elementaire worsteltechniek.
verwurgingstechniek, waarbij sprake is van twee typen verwurging: bloedverwurging en luchtverwurging. Als één van de halsslagaders die zich aan beide zijkanten van de hals bevinden wordt afgekneld, vindt er een
bloedverwurgingplaats. Er stroomt dan minder bloed naar de hersenen. De uitvoerder kan van achteren met de arm de voorkant van de nek van de betrokkene omvatten. Wanneer deze omvatting zodanig wordt uitgevoerd dat met onder- en bovenarm in een soort V-vorm beide halsslagaders worden dichtgeknepen, wordt de bloedtoevoer naar het hoofd bijna geheel gestremd. Als dat gebeurt in het kader van een aanhouding met verzet, verliest de betrokkene daardoor na drie tot vijf seconden het bewustzijn, wat de mogelijkheid geeft over te gaan tot het boeien van de handen [48] .
luchtverwurging.
bedoeld wordt: met druk op de halsslagaders, rechtbank) was. Omdat er sprake was van een worsteling, kan niet worden uitgesloten dat er tevens momenten waren dat de nekklem overging in een type “chokehold” (
bedoeld wordt: met druk op de luchtpijp, strottenhoofd en dergelijke, rechtbank). De uitgebreide letsels aan en bij het strottenhoofd van het slachtoffer kunnen beter verklaard worden door een “chokehold” dan door een “carotid sleeper”.
Rechtmatigheid van de geweldshandelingen
DH03heeft tegenover de rijksrecherche verklaard [72] dat hij zag dat [slachtoffer] niet meewerkte aan zijn aanhouding, zich probeerde los te trekken en weg wilde komen. Omdat DH03 zag dat het zijn collega’s niet lukte om [slachtoffer] onder controle te krijgen, besloot hij te helpen.
DH04 [73] heeft getracht de armen, in elk geval één arm, van [slachtoffer] onder controle te krijgen, maar telkens als dat leek te lukken, trok [slachtoffer] zijn arm weer onder zijn lichaam.
DH05 [74] zag dat [slachtoffer] zich na zijn aanhouding lostrok. In een later stadium van de worsteling is DH05 gaan assisteren door de benen van [slachtoffer] onder controle te krijgen. Daarbij voelde hij dat [slachtoffer] steeds zijn benen terug wilde duwen. Ook heeft DH05 een arm van [slachtoffer] op zijn rug gebracht. Daarvoor was veel kracht nodig, want [slachtoffer] bleef weerstand bieden, hij was beresterk.
- gedurende enige tijd [slachtoffer] op zijn buik tegen de grond heeft gehouden en tegen het lichaam heeft geduwd;
- met kracht met gebalde vuist tegen het gezicht van [slachtoffer] heeft geslagen;
- pepperspray in het gelaat van [slachtoffer] heeft gewreven.
Causaal verband tussen de bewezenverklaarde handelingen en het overlijden
Algemeen
Rapportage aanvullend onderzoek door forensisch patholoog NFI’ van 3 oktober 2017 [79] vermeldt Soerdjbalie-Maikoe dat de dood bij [slachtoffer] is ingetreden door zuurstofgebrek. Volgens haar zijn er één of meerdere oorzaken voor dat zuurstofgebrek aan te wijzen, namelijk in de eerste plaats het geweld op de hals, waardoor zuurstoftekort en beschadiging in de hersenen is opgetreden met een verstoring van de hartactie tot gevolg. In de tweede plaats de houdingsverstikking door geweld op de borstkas. Als derde en laatste oorzaak is nieuw toegevoegd de opwindingstoestand, zoals een agitatie/ excited deliriumsyndroom of restraint asphyxia, waardoor een hoge stresshormoonspiegel ontstaat en daardoor de hartfunctie verstoord kan raken met als gevolg zuurstoftekort in de hersenen. Verder vermeldt zij dat het niet mogelijk is om het afzonderlijke effect van de drie oorzaken en hun aandeel aan het zuurstofgebrek te onderscheiden of om hieraan een relatief aandeel in het overlijden toe te kennen.
Overige deskundigenrapporten
Soerdjbalie-Maikoeverklaard [84] dat zij nog steeds achter haar conclusie uit het sectierapport staat met aanvulling van punt drie: de opwindingstoestand. Zij heeft er echter bewust voor gekozen om de opwindingstoestand als derde punt te vermelden omdat de andere twee mogelijke doodsoorzaken volgens haar meer voor de hand liggen gezien het aangetroffen letsel. Het is volgens haar niet mogelijk de afzonderlijke effecten van de drie mogelijke doodsoorzaken aan te geven, omdat je die effecten niet kunt meten aan het lichaam. De opwindingstoestand is overigens een diagnose die pas aan bod komt als er een negatieve autopsie is. Dat wil zeggen als er geen (andere) doodsoorzaak kan worden vastgesteld, zoals ook bij de aangehaalde zaken uit de literatuur. In de onderhavige zaak is volgens Soerdjbalie-Maikoe wel een duidelijke, niet natuurlijke, doodsoorzaak gevonden, zodat men aan de laatste diagnose niet meer toekomt.
Dasheeft ter terechtzitting verklaard [85] dat de crux is het in bedwang houden door de politie en het verzet van [slachtoffer] . Dat levert het acuut stress syndroom op. Door de vechtpartij is er veel stress ontstaan wat heeft gezorgd voor een hogere adrenalinespiegel.
Botterheeft ter zitting verklaard [86] dat de diagnose acuut stress syndroom is gebaseerd op het totale verloop van het incident samen met de bevindingen van de sectie. Hij concludeert dat [slachtoffer] vrijwel tot het einde van de worsteling bewust heeft gehandeld. [slachtoffer] vertoonde actief spierverzet bij het zich ontdoen van de agenten. Dat lijkt niet op verstikking. Er moet voldoende doorstroming van de hersenen zijn om die handelingen te kunnen uitvoeren.
eerste deelvraag) dat de mishandeling een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die tot de dood van [slachtoffer] hebben geleid, alsmede (
tweede deelvraag) dat ook aannemelijk is dat de dood van [slachtoffer] met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door die mishandeling is veroorzaakt. Of en wanneer sprake is van een dergelijke mate van waarschijnlijkheid hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling daarvan kan als hulpmiddel dienen of in de gegeven omstandigheden de mishandeling naar haar aard geschikt is om die dood teweeg te brengen en bovendien naar ervaringsregels van dien aard is dat zij het vermoeden wettigt dat deze heeft geleid tot het intreden van de dood van [slachtoffer] . Daarbij kan ook worden betrokken dat ten verwere gestelde andere, niet aan de bewezenverklaring gerelateerde, oorzaken hoogstwaarschijnlijk niet tot dat gevolg hebben geleid (vgl. Hoge Raad 19 maart 2013, ECI:NL:HR:2013:BZ4491).
Eindconclusie omtrent de bewezenverklaring
De bewezenverklaring
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De strafbaarheid van de verdachte
De strafoplegging
nietopleggen van een staf) geldt het volgende. De maatschappij kan er baat bij hebben dat het door een feit aangerichte leed wordt vergolden door de dader daarvoor een straf te laten ondergaan, terwijl daardoor tevens wordt duidelijk gemaakt dat tegen schending van een binnen die maatschappij geldende norm wordt opgetreden. Daarmee worden de doelen
vergeldingen
normbevestiginggediend. In het verlengde van dat laatste ligt het strafdoel
generale preventie: het opleggen van een straf kan er toe dienen om anderen dan de verdachte, die mogelijk in de toekomst in een soortgelijke situatie zullen belanden, er van te weerhouden een soortgelijk strafbaar feit te plegen. En ten slotte kan het opleggen van een straf er toe dienen de veroordeelde er van te weerhouden zelf nog een keer een soortgelijk feit te begaan. Dat is de
speciale preventie. Welke (één of meer) van die strafdoelen het zwaarst wegen hangt in belangrijke mate af van de omstandigheden van het geval.
niettot de slotsom dat aan verdachte geen straf zal worden opgelegd. De ernst van het feit is daarvoor te zwaarwegend, en de strafdoelen van normbevestiging, vergelding en generale preventie zouden te kort worden gedaan als het in deze zaak zou blijven bij de vaststelling dat een strafbaar feit is gepleegd zonder dat straf wordt opgelegd.
De vorderingen van de benadeelde partijen
[H.]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 40.985,01 (€ 3.485,01 materiële en € 37.500,- immateriële schade).
[H.]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 43.045,13 (€ 5.545,13 materiële en € 37.500,- immateriële schade).
[H.]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 48.122,97 (€ 10.622,97 materiële en € 37.500,- immateriële schade).
[C. (vriendin slachtoffer)]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 20.000,- (immateriële schade).
[B. (vriendin slachtoffer)]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 20.000,- (immateriële schade).
[D. (achterneef)]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 440,08 (materiële schade).
[[minderjarige zoon]]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 158.466,50 (€ 3.192,85 materiële schade, € 77.500,- immateriële schade, en 77.773,65 kosten rechtsbijstand).
De toepasselijke wetsartikelen
De beslissing
medeplegen van mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) MAANDEN;
1 (EEN) JAARvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;