ECLI:NL:RBDHA:2017:15058
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige verklaringen en risico op behandeling in strijd met artikel 3 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Iraakse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar zijn aanvraag werd afgewezen door de minister van Veiligheid en Justitie. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser inconsistent en ongeloofwaardig waren. Eiser had eerder in 2008 asiel aangevraagd op basis van een vergelijkbaar relaas, maar de rechtbank constateerde dat hij in de huidige procedure tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over de gebeurtenissen die aanleiding gaven voor zijn vlucht uit Irak. De rechtbank vond dat verweerder, de minister, terecht had geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Irak een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank benadrukte dat de algehele situatie in Irak niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling kunnen worden aangemerkt. Eiser had niet voldoende bewijs geleverd om zijn vrees voor vervolging te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees op de mogelijkheid voor hoger beroep bij de Raad van State.