ECLI:NL:RBDHA:2017:14942

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Mededingingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na medische beoordeling

Op 19 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.M. Tason Avila, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. M.C. Puister. Eiseres had beroep ingesteld tegen de weigering van haar aanvraag voor een WIA-uitkering, die was gebaseerd op het besluit van 12 september 2016, waarin werd gesteld dat zij niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres voerde aan dat onvoldoende rekening was gehouden met haar klachten, waaronder constante spierkrampen, mentale instabiliteit en slaapproblemen. De rechtbank oordeelde dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. De rechtbank concludeerde dat er geen objectief medisch bewijs was dat eiseres op de datum in geding meer beperkt was dan door verweerder was aangenomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/4887

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J.M. Tason Avila),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.C. Puister).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[B.V. X], te [plaats]
(gemachtigde: mr. N.J.E. Pappot- van Veen).

Procesverloop

Bij besluit van 12 september 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder meegedeeld dat voor eiseres geen recht op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is ontstaan, omdat zij niet 104 weken arbeidsongeschikt is geweest.
Bij besluit van 6 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres, met gewijzigde motivering, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres is in het verleden bekend met een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) van juni 2003 tot
10 september 2008. Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als verkoopmedewerkster voor 24 uren per week. Op 24 oktober 2014 heeft eiseres zich ziek gemeld met psychische klachten en is aan haar een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend.
Met een aanvraag van 16 juli 2017 heeft eiseres verzocht om een WIA-uitkering, wat heeft geleid tot de onder ‘Procesverloop’ genoemde besluitvorming.
2. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres per 21 oktober 2016 niet meer dan 35% arbeidsongeschikt is te achten en daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering.
3. Eiseres voert -samengevat- in beroep aan dat onvoldoende rekening is gehouden met een groot aantal van haar klachten. Dit zijn onder andere de constante spierkrampen die eiseres dagelijks heeft, alsmede de extreme spierkrampaanvallen. Verder is zij mentaal niet stabiel doordat zij emotionele uitbarstingen heeft en ernstig overspannen is. Ook heeft zij slaapproblemen en last van bijwerkingen van medicatie die de vermoeidheidsproblemen versterken. De beperkingen zijn onjuist of onvoldoende opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en ook daarom meent eiseres dat de aan haar voorgehouden functies niet geschikt zijn. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres onder meer een brief van het Rijnlands revalidatie centrum van 31 juli 2017, een brief van Rivierduinen van 1 augustus 2017, een brief van GZ psycholoog van 9 november 2017, een brief van de huisarts van 23 oktober 2017, een brief van GGZ Divers van 18 februari 2016, een journaal van de huisarts over de periode 9 maart 2016 tot en met 31 januari 2017, een brief van de reumatoloog van 13 december 2016, een brief van psycholoog/psychiater van 4 april 2017, een mail van de huisarts van 16 november 2017, een brief Rivierduinen van
1 augustus 2017, een mail van GZ psycholoog van 16 oktober 2017 en een brief van een maatschappelijk werkster ingediend.
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
5. De primaire verzekeringsarts heeft op 1 september 2016 psychisch onderzoek bij eiseres verricht en aan de hand van zijn bevindingen een FML opgesteld waarin hij de beperkingen van eiseres heeft vastgelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft op 9 mei 2017 rapport uitgebracht, waarin hij heeft uiteengezet waarom hij het niet helemaal eens is met de bevindingen van de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en eiseres medisch onderzocht op 6 april 2017. De verzekeringsarts b&b beschikte over medische informatie van tandarts, gnatholoog
Van der Spuij van 21 april 2017, een brief van psychiater J. Moctezuma en psycholoog
T. Dundas van 11 april 2017, een brief van psychiater dr. D. Cohen van 20 april 2015, een brief van GGZ Divers van 18 februari 2016, een brief van fysiotherapeut D. Postel van
1 maart 2016, een brief van kaakchirurg M. Houwing van 28 oktober 2016, een brief van tandarts en gnatholoog P. van der Kuij van 15 november 2016 en een brief van GZ-psycholoog L. Zoubir van 20 december 2016 en heeft deze informatie kenbaar betrokken bij zijn beoordeling. Uit zijn rapport van 9 mei 2017 blijkt dat de verzekeringsarts b&b tot de conclusie is gekomen dat in verband met het gebruik van Tramadol en de bijwerkingen in de zin van sufheid en slaperigheid er een indicatie is om hier beperkingen voor aan te nemen.
Hij heeft naast de al vastgestelde beperkingen eiseres beperkt geacht in verhoogd persoonlijk risico met als toelichting dat eiseres niet met grote gevaarlijke machines en niet op hoogte mag werken. Ook mag zij niet professioneel chaufferen. Hij heeft de FML overeenkomstig aangepast.
6.1
De rechtbank is van oordeel dat de medische onderzoeken op zorgvuldige wijze hebben plaatsgevonden. Beide verzekeringsartsen hebben eiseres onderzocht. Uit de rapportages blijkt dat zij alle klachten van eiseres en medische informatie van de behandelend sector in hun beoordeling hebben betrokken. Ook de omstandigheid dat er verschillende diagnoses worden gesteld maakt dit niet anders. De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat door de GGZ verschillende diagnoses zijn gesteld, als zodanig niet meebrengt dat er meer of andere beperkingen dienen te worden vastgesteld op de datum in geding. Immers niet de diagnose of de klachten zijn bepalend bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling, maar alleen de medisch objectiveerbare beperkingen die ten aanzien van de betrokkene zijn vast te stellen. Een diagnose kan wel behulpzaam zijn bij het vinden van de richting waarin te objectiveren beperkingen gezocht kunnen worden.
6.2
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de uitkomst van het onderzoek van verweerder te betwijfelen. Uit de voorhanden zijn de medische rapportages komt weliswaar naar voren dat eiseres een scala aan klachten heeft, maar dat het lastig blijkt te zijn om alle klachten goed te objectiveren. Ook uit de in beroep overgelegde medische stukken blijkt niet van informatie waar geen rekening mee is gehouden. De verzekeringsarts b&b heeft immers al een hoeveelheid aan informatie vanuit de behandelend sector gezien en meegewogen in zijn conclusie en heeft meer beperkingen aangenomen dan door de verzekeringsarts is gedaan. Voor het aannemen van meer beperkingen ontbreekt de medische onderbouwing.
6.3
Ook aan wat eiseres ter zitting heeft aangevoerd met betrekking tot het belang van de GAF-score kan de rechtbank niet de waarde hechten die eiseres hieraan gehecht wil zien. Het GAF-systeem is bedoeld om in het kader van een behandeling enig handvat te geven voor beoordeling van het beloop daarvan. Het kan niet doorslaggevend zijn om beperkingen in sociaal of beroepsmatig functioneren vast te leggen. Verwezen wordt naar de uitspraak van de CRvB van 11 april 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW1513.
6.4
Het is de rechtbank duidelijk dat eiseres het niet eens is met de uitkomst van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van verweerder. Het ontbreekt evenwel aan objectief medisch bewijs voor het standpunt dat eiseres op de datum in geding, 21 oktober 2016, meer beperkt was dan verweerder heeft aangenomen. De beroepsgronden, gericht tegen de medische grondslag van het bestreden besluit, worden verworpen. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en ziet daarom geen reden een deskundige te benoemen.
7. Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in bijlage C van zijn rapport van 30 mei 2017 de signaleringen van een toelichting voorzien. Daarmee is in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat eiseres de werkzaamheden verbonden aan de functies kan verrichten, ondanks overschrijdingen van de belastbaarheid. De arbeidsdeskundige b&b heeft daarom terecht geconcludeerd dat de geduide functies voor eiseres geschikt zijn, zodat zij in staat is meer dan 65% van het voor haar geldende maatmanloon te verdienen.
8. Het vorenstaande betekent dat aan eiseres terecht en op goede gronden met ingang van 21 oktober 2016 een WIA-uitkering is geweigerd.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.X. Cozijn, rechter, in aanwezigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.