ECLI:NL:RBDHA:2017:1487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1866
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige bekering tot de Kerk van de Almachtige God

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, afkomstig uit China, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op de stelling dat de bekering van eiseres tot de Kerk van de Almachtige God ongeloofwaardig was. Eiseres had aangevoerd dat zij in 2007 was benaderd door leden van deze kerk en dat zij in 2015 China had verlaten vanwege problemen die zij ondervond door haar lidmaatschap van deze verboden religieuze sekte.

Tijdens de zitting op 9 februari 2017 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiseres stelde dat haar verklaringen over haar bekering en de problemen die zij ondervond geloofwaardig waren, terwijl de staatssecretaris deze als ongeloofwaardig bestempelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de bekering van eiseres ongeloofwaardig was. Dit oordeel was gebaseerd op de inconsistenties in de verklaringen van eiseres en het gebrek aan overtuigende bewijsstukken die haar claims ondersteunden.

De rechtbank heeft de relevante rechtspraak van de Raad van State in overweging genomen, waarin wordt benadrukt dat bij asielaanvragen de geloofwaardigheid van de geloofsovertuiging van de vreemdeling zorgvuldig moet worden beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat de bekering van eiseres ongeloofwaardig was, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres heeft geen recht op proceskostenvergoeding, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/1866

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde: mr. A.C.J. Letmaath),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef onder e en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2017. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – samengevat – ten grondslag gelegd dat zij in september 2007 is benaderd door een lid van de Kerk van de Almachtige God, waarna zij in december 2007 als gelovige tot de kerk is toegetreden. Deze kerk staat in China geregistreerd als een verboden religieuze sekte, en lidmaatschap kan als strafbaar worden aanmerkt. In verband met haar lidmaatschap is eiseres in de problemen gekomen. Na een incident op 28 mei 2014 heeft eiseres op 1 april 2015 China verlaten. Te meer omdat het in China steeds moeilijker werd om in god te geloven.
2 Niet in geschil is dat het relaas van eiseres de volgende elementen bevat:
- de identiteit en nationaliteit van eiseres;
- de bekering tot de Kerk van de Almachtige God; en
- de gestelde problemen naar aanleiding van de bekering.
3 Verweerder acht enkel de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig. De overige elementen acht verweerder ongeloofwaardig.
4 Eiseres kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Zij stelt zich – samengevat – op het standpunt dat zij wel geloofwaardig heeft verklaard en dat haar verklaringen voldoende inzichtelijk zijn. De argumentatie van verweerder is gezocht en kan de daaraan verbonden conclusies niet dragen.
5 De rechtbank stelt vast dat partijen verdeeld zijn over de vraag of de gestelde bekering van eiseres tot de Kerk van de Almachtige God geloofwaardig is.
6 Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie onder meer de uitspraak van 24 mei 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA0955), blijkt dat verweerder een vaste gedragslijn toepast bij het onderzoek naar de door een vreemdeling aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegde geloofsovertuiging. Hierbij zijn van belang de motieven voor en het proces van bekering, de persoonlijke betekenis van de bekering of de geloofsovertuiging voor een vreemdeling en de algemene, basale kennis van de betrokken geloofsleer en geloofspraktijk. Bijzondere waarde moet worden toegekend aan de beantwoording door een vreemdeling van vragen over de motieven voor en het proces van bekering, als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar men overwegend een andere geloofsovertuiging heeft, dan wel waar de eerdere geloofsovertuiging van een vreemdeling de enige maatschappelijk aanvaarde godsdienst of de staatsgodsdienst is en het zich bekeren tot een andere geloofsovertuiging maatschappelijk onacceptabel of strafbaar is. Deze gedragslijn kan de rechterlijke toets doorstaan.
7 De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich – alles in samenhang bezien – niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zowel het behoren van eiseres tot de Kerk van de Almachtige God als de daaruit voortkomende problemen ongeloofwaardig moeten worden geacht. Daarbij acht de rechtbank onder andere van belang dat eiseres heeft verklaard dat zij in september 2007 in aanraking is gekomen met leden van de Kerk van de Almachtige God en dat deze leden heilige geschriften aan haar hebben voorgelezen, hetgeen er voor heeft gezorgd dat haar interesse werd gewekt. Op de vraag wat het was, waardoor eiseres geraakt werd, heeft eiseres geantwoord dat zij in eerste instantie pas wilde gaan geloven in God, als ze oud zou zijn, ‘maar doordat in de tekst stond dat Gods werk niet op je wacht’, was deze gedachtegang opgelost. Deze beredenering is algemeen van aard en heeft verweerder bevreemdend kunnen achten, waardoor dit afbreuk doet aan de gestelde bekering. Zoals verweerder immers terecht heeft gesteld is het an sich geloven in God geen rationele keus die men kan uitstellen tot een bepaald moment in zijn leven. Een persoon die in God gelooft, doet dat ongeacht de positie waarin hij zich bevindt. Het antwoord van eiseres is summier en draagt derhalve niet bij aan het inzichtelijk maken van hetgeen dat haar interesse heeft gewekt. Daar komt bij dat eiseres heeft verklaard dat de reden van aanvaarding van de Almachtige God erg praktisch was, dat de mensheid Gods Woord nodig heeft en dat het zo hoort. Ook deze verklaring getuigt niet van een weloverwogen dieperliggende motivatie om te kiezen voor de Almachtige God, hetgeen verweerder wel van eiseres mag verachten aangezien zij zelf heeft gesteld dat zij drie maanden lang de religie bestudeerd heeft. Tevens doet het afbreuk aan de gestelde bekering dat eiseres weinig weet te vertellen over haar kerk. Op de vraag welk lot anderen staat te wachten heeft eiseres verklaard dat zij niet voor andere kan spreken. Hiermee heeft zij geen antwoord op de vraag gegeven. Eveneens heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiseres niet duidelijk heeft weten te maken op welke wijze de religieuze stroming van de Kerk van de Almachtige God is ontstaan. Tevens heeft verweerder het aan haar tegen kunnen werpen dat zij geen antwoord heeft willen geven op de vraag wie de Almachtige God is. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder het aan eiseres heeft kunnen aanrekenen dat zij heeft verklaard dat zij naar de protestante Chinese Kerk in Rotterdam is gegaan. De Kerk erkent immers niet dat de oprichter van de Kerk van de Almachtige God, een vrouwpersoon genaamd Yang Xiangbin de belichaming van Jezus is. Niet valt in te zien dat eiseres daar mensen probeerde te evangeliseren, aangezien die mensen thans een kerk bezoeken die regelrecht ingaat tegen de basisprincipes van haar geloof.
8 Bij aanvullende gronden van 6 februari 2017 heeft de gemachtigde van eiseres een emailbericht overgelegd waaruit volgt dat de oom van eiseres bij de politie in Nederland wel degelijk melding heeft gemaakt van de vermissing van eiseres. Echter, zoals verweerder ter zitting terecht heeft aangevoerd volgt uit de politiemelding niet waarom eiseres wordt gezocht. Daarom kan uit die melding niet de conclusie worden getrokken dat eiseres is bekeerd tot de Kerk van de Almachtige God en dat zij om deze reden vervolgd zal worden in het land van herkomst. Aan de verklaring van de Kerk van de Almachtige God van 2 februari 2017, waarin staat vermeld dat eiseres lid is van deze kerk, kan niet de waarde worden gehecht die eiseres daaraan gehecht wenst te zien nu deze verklaring op verzoek is opgesteld. Ook kan uit de ter zitting getoonde originele advertentie uit de China Times van 5 november 2015 niet worden opgemaakt dat eiseres vanwege de door haar gestelde bekering in het land van herkomst vervolgd zal worden, nu tot op heden niet is aangetoond door wie en met welke doel deze advertentie is geplaatst.
9 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bekering van eiseres tot de Kerk van de Almachtige God ongeloofwaardig is. Reeds hierom heeft verweerder de daaruit voortvloeiende problemen ook ongeloofwaardig kunnen achten.
10 Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
11 Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Siderius, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.