ECLI:NL:RBDHA:2017:14750
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag op basis van seksuele gerichtheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Iraakse nationaliteit, had eerder drie asielaanvragen ingediend, die alle waren afgewezen. Zijn vierde aanvraag, ingediend op 13 februari 2015, was gebaseerd op zijn homoseksuele gerichtheid, maar werd als kennelijk ongegrond afgewezen. Op 23 oktober 2017 diende eiser opnieuw een asielaanvraag in, wederom met de claim van homoseksualiteit en een relatie met zijn partner. De staatssecretaris verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk, omdat er geen nieuwe elementen waren die relevant waren voor de beoordeling.
De rechtbank oordeelde dat de eerdere afwijzing van de homoseksuele gerichtheid van eiser in rechte vaststond en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn geaardheid nu geloofwaardig was. De verklaringen van eiser en zijn partner over hun relatie waren niet consistent, en de rechtbank volgde het standpunt van de staatssecretaris dat de relatie niet als nieuw element kon worden aangemerkt. Eiser had deze relatie eerder moeten melden in zijn vorige procedure. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk had verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig aanvoeren van relevante feiten en omstandigheden in asielprocedures, en dat het niet verontschuldigbaar niet melden van dergelijke informatie kan leiden tot afwijzing van een aanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat tegen deze uitspraak hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.