ECLI:NL:RBDHA:2017:14587
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Egyptische eiser wegens kennelijk ongegrondheid en bewijsmaatstaf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Egyptische eiser. De eiser had op 4 november 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de eiser zich te kwader trouw van zijn paspoort had ontdaan, wat een belangrijke reden was voor de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser had aangevoerd dat hij bedreigd werd door extremisten en vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Egypte. Echter, de rechtbank vond de verklaringen van de eiser over de bedreigingen en de situatie in Egypte niet geloofwaardig genoeg om aan te nemen dat hij daadwerkelijk een reëel risico liep op ernstige schade bij terugkeer.
De rechtbank ging in op de argumenten van de eiser en concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had overwogen dat de eiser zijn vrees voor vervolging niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank vond het vreemd dat de eiser geen contact had gehad met zijn zakenpartner of de extremisten in de periode na de bedreiging. Ook de bewijsmaatstaf die door de staatssecretaris was gehanteerd, werd door de rechtbank als juist beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet het voordeel van de twijfel toekwam, omdat zijn relaas niet in grote lijnen geloofwaardig was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris werd bevestigd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen.