ECLI:NL:RBDHA:2017:1455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
16/23641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag om vergoeding van legeskosten door het COA in het kader van asielprocedures

Op 8 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde Quoc Loc Hong, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van het COA van 22 september 2016, waarin zijn aanvraag om vergoeding van legeskosten werd afgewezen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op dezelfde dag gesloten, waarbij het COA niet vertegenwoordigd was.

Eiser had op 20 september 2016 een aanvraag ingediend bij het COA voor vergoeding van legeskosten die hij had gemaakt bij het aanvragen van een verblijfsvergunning op medische gronden. Het COA wees deze aanvraag af op basis van artikel 17 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005), waarin staat dat legeskosten niet als buitengewone kosten worden vergoed. De rechtbank concludeert dat de uitzonderingen in artikel 17, zesde lid, van de Rva 2005 niet van toepassing zijn op eiser.

De rechtbank oordeelt dat het COA terecht de aanvraag heeft afgewezen, aangezien artikel 17 van de Rva 2005 een algemeen verbindend voorschrift is. De rechtbank wijst erop dat er geen sprake is van détournement de pouvoir, zoals door eiser gesteld, en dat de besluiten van de IND niet relevant zijn voor deze beoordeling. De rechtbank concludeert dat het Chakroun-arrest niet van toepassing is op de vergoeding van legeskosten.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, en is op 8 februari 2017 verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/23641
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 8 februari 2017 in de zaak tussen

[naam] , eiser,gemachtigde: Quoc Loc Hong,

en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het COA van 22 september 2016 (bestreden besluit), waarin zijn aanvraag om vergoeding van legeskosten is afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2017. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het COA is, met voorafgaande afmelding, niet vertegenwoordigd. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Eiser heeft op 20 september 2016 een aanvraag ingediend bij het COA om vergoeding van legeskosten, die hij is verschuldigd bij het aanvragen van een verblijfsvergunning “humanitair voor bepaalde tijd op medische gronden”. Het COA heeft die aanvraag afgewezen, omdat die legeskosten op grond van artikel 17, vijfde en zesde lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) niet voor vergoeding als buitengewone kosten in aanmerking komen.
3. Ingevolge artikel 17, vijfde lid, van de Rva 2005, worden legeskosten niet als buitengewone kosten door het COA vergoed. De rechtbank stelt vast dat de uitzonderingen van artikel 17, zesde lid, van de Rva 2005 op eiser niet van toepassing zijn. Onder deze omstandigheden, en in aanmerking genomen dat artikel 17 van de Rva 2005 een algemeen verbindend voorschrift is waarvan het COA niet kan afwijken, is de aanvraag terecht afgewezen. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2007, ECLI:NL:RVS:2007:BB0922.
4. Gezien het voorgaande bestaat evenmin aanleiding voor het oordeel dat het COA met zijn afwijzing een bevoegdheid tot het nemen van een besluit heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend, zodat van een schending van het verbod van détournement de pouvoir, zoals door eiser is gesteld, geen sprake is. Eiser wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat de besluiten van de IND ook bij deze beoordeling moeten worden betrokken, reeds omdat het verschillende bestuursorganen betreft. Dat deze bestuursorganen deel uitmaken van het ministerie van Veiligheid en Justitie is in dit verband niet van belang.
5. Het Chakroun-arrest (C-578/08) en de interpretatie die de minister van Justitie aan dit arrest heeft gegeven in zijn brief aan de Tweede Kamer van 12 maart 2010, zijn naar het oordeel van de rechtbank, anders dan eiser kennelijk meent, niet relevant voor de beoordeling van de aanvraag, reeds omdat die geen betrekking hebben op de vergoeding van legeskosten, maar over toepassing van het middelenvereiste bij verblijfsaanvragen om gezinshereniging.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 8 februari 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.