Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
V-nummer: [nummer]
Rechtbank Den Haag
Op 8 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde Quoc Loc Hong, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van het COA van 22 september 2016, waarin zijn aanvraag om vergoeding van legeskosten werd afgewezen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op dezelfde dag gesloten, waarbij het COA niet vertegenwoordigd was.
Eiser had op 20 september 2016 een aanvraag ingediend bij het COA voor vergoeding van legeskosten die hij had gemaakt bij het aanvragen van een verblijfsvergunning op medische gronden. Het COA wees deze aanvraag af op basis van artikel 17 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005), waarin staat dat legeskosten niet als buitengewone kosten worden vergoed. De rechtbank concludeert dat de uitzonderingen in artikel 17, zesde lid, van de Rva 2005 niet van toepassing zijn op eiser.
De rechtbank oordeelt dat het COA terecht de aanvraag heeft afgewezen, aangezien artikel 17 van de Rva 2005 een algemeen verbindend voorschrift is. De rechtbank wijst erop dat er geen sprake is van détournement de pouvoir, zoals door eiser gesteld, en dat de besluiten van de IND niet relevant zijn voor deze beoordeling. De rechtbank concludeert dat het Chakroun-arrest niet van toepassing is op de vergoeding van legeskosten.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, en is op 8 februari 2017 verzonden aan de partijen.