Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
de zaak met zaaknummer / rolnummer C/09/486231 / HA ZA 15-424van
1.De procedure
zaak 15-329blijkt uit:
- de dagvaarding van Kwantum c.s. van 20 februari 2015;
- de akte overlegging producties van Kwantum c.s. van 22 april 2015, met producties 1 tot en met 21;
- de incidentele conclusie tot voeging, tevens conclusie van antwoord, van Vitra van 3 juni 2015, met producties 1 tot en met 16;
- de akte overlegging productie 22 van Kwantum c.s. van 3 juni 2015, met productie 22;
- de conclusie van antwoord in het incident van Kwantum c.s. van 17 juni 2015;
- het vonnis in incident van 22 juli 2015, waarin zaak 15-329 en zaak 15-424 zijn gevoegd en de gevoegde zaken zijn verwezen naar de rol van 5 augustus 2015 voor beraad comparitie;
- de conclusie van repliek van Kwantum c.s. van 30 september 2015, met producties 23 tot en met 27;
- de conclusie van dupliek van Vitra van 25 november 2015, met producties 17 tot en met 20;
- de rolbeslissing van 6 januari 2016, waarbij partijen op verzoek van Vitra zijn toegelaten tot pleidooi en de rolbeslissing van 20 januari 2016, waarbij op verzoek van Kwantum c.s. een nadere conclusie ronde is bepaald;
- de nadere conclusie van Kwantum c.s. van 24 februari 2016, met productie 28;
- de nadere conclusie (antwoord) van Vitra van 6 april 2016, met producties 21 tot en met 25;
- de brief van 6 januari 2017
zaak 15-424blijkt uit:
- de dagvaarding van Vitra van 23 februari 2015;
- de akte houdende overlegging producties van Vitra van 8 april 2015, met producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord van Kwantum c.s. van 20 mei 2015, met daarin opgenomen een incidentele conclusie tot exceptie van niet-ontvankelijkheid, met producties X1 (de dagvaarding in zaak 15-329) en 1 tot en met 22;
- de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 222 Rv van Kwantum c.s., met als bijlage de dagvaarding in zaak 15-329;
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging tevens conclusie van antwoord in het incident tot niet ontvankelijk verklaring van Vitra van 3 juni 2015;
- het vonnis in incident van 22 juli 2015, waarin de vordering van Kwantum c.s. tot niet-ontvankelijk verklaring van Vitra in zaak 15-424 is afgewezen en zaak 15-329 en zaak 15-424 zijn gevoegd, met verwijzing van de gevoegde zaken naar de rol van 5 augustus 2015 voor beraad comparitie;
- de conclusie van repliek van Vitra van 30 september 2015, met productie 16;
- de conclusie van dupliek van Kwantum c.s. van 25 november 2015, met producties 23 tot en met 28;
- de rolbeslissing van 6 januari 2016, waarbij partijen op verzoek van Vitra zijn toegelaten tot pleidooi en de rolbeslissing van 20 januari 2016, waarbij op verzoek van Kwantum c.s. een nadere conclusie ronde is bepaald;
- de nadere conclusie van Vitra van 24 februari 2016, met producties 17 tot en met 20;
- de antwoord conclusie van Kwantum c.s. van 6 april 2016, met productie 29;
- de brief van 6 januari 2017
- de brieven van 6 januari 2017 en 18 januari 2017 van Vitra, met proceskostenopgaven in de gevoegde zaken;
- de door partijen gehanteerde pleitnotities, met in de pleitnotities van Kwantum c.s. doorgehaald de paragrafen 64, 69, 85 tot en met 96, alsmede 141 tot en met 162, welke niet zijn gepleit.
2.De feiten
Dining Sidechair Wood) (hierna: de DSW).
Museum of Modern Artin New York in 1948 heeft uitgeschreven. De groep stoelen is vanaf 1950 tentoongesteld in het
Museum of Modern Art.
3.Het geschil
zaak 15-424vordert Vitra, zakelijk weergegeven, veroordeling van Kwantum c.s. tot staking van de inbreuk op het auteursrecht van Vitra op het ontwerp van de DSW, tot het doen van opgave van gegevens met betrekking tot de inbreuk, tot afgifte ter vernietiging van de Paris-stoelen, tot veroordeling van Kwantum c.s. tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat, alsmede inzage in bewijs dat ten laste van Kwantum c.s. in beslag is genomen, met veroordeling van Kwantum c.s. in de volledige proceskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019h Rv.
zaak 15-329vordert Kwantum c.s. – zakelijk weergegeven – 1) een verklaring voor recht dat zij geen inbreuk heeft gemaakt of maakt op auteursrechten van Vitra, dat de door Kwantum c.s. verhandelde Paris-stoel geen slaafse nabootsing is van de DSW en dat zij daarom niet onrechtmatig jegens Vitra heeft gehandeld, en dat zij niet gehouden is tot het betalen van enige schadevergoeding uit dien hoofde, 2) opheffing van de door Vitra ten laste van Kwantum NL gelegde beslagen, althans veroordeling van Vitra tot het doen opheffen van die beslagen, en teruggave aan Kwantum NL van de in beslag genomen zaken, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en 3) vergoeding van de door de handhaving door Vitra van de door haar gepretendeerde rechten door Kwantum c.s. gederfde winst, op te maken bij staat en te betalen overeenkomstig de wet, en geleden schade bestaande uit de kosten van het kort geding van € 60.051,64, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 26 januari 2015, met veroordeling van Vitra in de volledige proceskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1019h Rv, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na vonnis.
4.De beoordeling
Bevoegdheid
zaak 15-424op grond van artikel 73 EEX-Vo [5] en artikel 2 EVEX-Verdrag [6] , omdat Kwantum NL en Kwantum BE in Nederland zijn gevestigd. De bevoegdheid is territoriaal onbeperkt. De rechtbank is tevens relatief bevoegd, reeds omdat Kwantum c.s. de bevoegdheid van deze rechtbank niet heeft betwist.
zaak 15-329op grond van artikel 73 EEX-Vo en artikel 24 EVEX-Verdrag, nu Vitra is verschenen en zij de bevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen van Kwantum c.s. niet heeft betwist.
Guide to the Application of the Paris Convention for the Protection of Industrial Property(p. 24):
World Intellectual Property Organisationbevestigt dat het gaat om een opsomming van beschermingsregimes. Het gevolg daarvan is dat, nu auteursrechten niet in deze opsomming zijn vermeld, het Unieverdrag van Parijs geen betrekking heeft op auteursrechten op werken die ook voor bescherming als model in aanmerking komen. Deze uitleg van het Unieverdrag wordt overigens ook in de juridische handboeken over intellectuele eigendom gehuldigd.
De tweede wijziging van dit artikellid betreft de bescherming van werken die in het land van oorsprong alleen als tekeningen en modellen zijn beschermd en niet auteursrechtelijk. Krachtens artikel 2, vijfde lid, van de Akte van Brussel(onderdeel A, toevoeging rechtbank)
werden deze werken in andere landen alleen beschermd als die landen ook een speciale wettelijke regeling voor de bescherming van tekeningen en modellen hadden. Als zo’n regeling ontbrak, genoten ze geen bescherming, ook niet als het andere land deze werken wel auteursrechtelijk beschermde. Thans wordt bepaald dat deze werken auteursrechtelijk beschermd zijn als een bijzondere wettelijke regeling voor de bescherming van tekeningen en modellen ontbreekt.”
Four Wins’ (Vier op ’n rij), welk spel voor het eerst in de VS als land van oorsprong ruim voor 1975 is uitgebracht, en waarvoor in 1997 via de BC auteursrechtelijke bescherming werd gezocht in Nederland. In die zaak hadden zowel de Rechtbank Amsterdam als het Hof Amsterdam beslist dat vanwege het ontbreken van modellenbescherming voor 1975 in Nederland, onderdeel B opgeld doet en dus aan dat spel auteursrechtelijke bescherming moet worden toegekend, zonder te onderzoeken of voor dit spel in de VS auteursrechtelijke bescherming kon worden ingeroepen. De Hoge Raad heeft deze redenering verworpen en dienaangaande overwogen [20] :
Aldus oordelende heeft het Hof miskend dat indien dit spel in de VS alleen als model is beschermd, ingevolge artikel 2 lid 7 Berner Conventie in Nederland, als ander land van de Unie in de zin van deze bepaling met betrekking tot dit spel slechts de bijzondere bescherming kan inroepen, welke in Nederland aan modellen wordt toegekend. Het Hof heeft dan ook, door te oordelen dat aan het onderhavige spel auteursrechtelijke bescherming kan worden ontleend zonder vast te stellen of dit ook in de VS het geval is, van een onjuiste opvatting omtrent het in art. 2 lid 7 bepaalde blijk gegeven.”
Stel dat vastgesteld wordt de betrokken spellen in de VS inderdaad slechts voor modellenrechtelijke bescherming in aanmerking komen, staan de Amerikaanse eisers dan met lege handen?
Voor de goede orde: de slotzin van art. 2 lid 7 komt alleen in beeld indien een regeling voor modelbescherming niet bestaat. Zij is niet van toepassing indien een dergelijke regeling wel bestaat maar het litigieuze werk niet aan de beschermingsvoorwaarden voldoet. In zo’n geval bestaat noch auteursrechtelijke noch modelrechtelijke bescherming: auteursrechtelijke bescherming wordt uitgesloten door de reciprociteitstoets, modelrechtelijke bescherming door het niet voldoen aan de beschermingsvoorwaarden.”
876. De Hoge Raad wees de toepassing van de slotzin van artikel 2 lid 7 dus van de hand. De vraag of de spellen op 1 januari 1975 al dan niet nieuw waren, doet in de ogen van de Hoge Raad bij toepassing van artikel 2 lid 7 blijkbaar niet terzake. Dat betekent dat werken van toegepaste kunst die dateren van vóór 1 januari 1975 (dat wil zeggen: op die datum niet nieuw waren) en in hun land van oorsprong alleen als model worden beschermd, in Nederland tussen wal en schip vallen. Tegen hen moet de materiële-reciprociteitsuitzondering van artikel 2 lid 7 worden ingezet, met als gevolg dat zij niet in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming, maar alleen voor modelrechtelijke bescherming – terwijl zij voor modelrechtelijke bescherming niet in aanmerking komen omdat zij niet nieuw waren toen de desbetreffende modelbescherming in werking trad.”
Umfeld– op het moment dat de Paris-stoel op de markt werd gebracht geen eigen plaats (meer) had in de markt (geen ‘eigen gezicht’).
Umfeldmet name onvoldoende onderbouwd dat de DSW ten tijde van het op de markt brengen van de Paris-stoel (nog) een zodanig eigen gezicht had, dat er gevaar voor verwarring tussen de DSW en de Paris-stoel is. Enige uitleg welke pogingen Vitra heeft gedaan om de in die productie van Kwantum c.s. afgebeelde stoelen van de markt te weren, ontbreekt. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat de DSW onvoldoende eigen gezicht had op de markt toen Kwantum c.s. op 8 augustus 2014 de Paris-stoel op de markt bracht, zodat er geen sprake is van slaafse nabootsing door Kwantum c.s.
zaak 15-424zullen worden afgewezen.
zaak 15-329zullen worden toegewezen wat betreft het auteursrecht van Vitra en de slaafse nabootsing. Nu hieruit voortvloeit dat Kwantum c.s. niet gehouden is tot het betalen van enige schadevergoeding uit dien hoofde heeft zij geen belang bij een (afzonderlijke) verklaring voor recht daaromtrent.
€ 60.656,83 (90% van € 67.396,48) voor het IE-deel en op € 203,40 voor het OD-deel (4,5 punten x € 452,- x 10%), in totaal dus op € 60.860,23, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.