ECLI:NL:RBDHA:2017:14200
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende goede trouw en inspanningen van verzoekers
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster]. De verzoekers hebben op 26 oktober 2017 een verzoekschrift ingediend, dat op 15 november 2017 is behandeld. Tijdens de zitting is mevrouw A. Wesselius als bewindvoerder verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker sinds 2009/2010 geen werk meer heeft en dat zijn financiële situatie sindsdien is verslechterd. Ondanks deze situatie heeft verzoeker zijn uitgaven niet aangepast en heeft hij zijn auto behouden, wat heeft geleid tot extra schulden, waaronder onbetaalde motorrijtuigenbelasting en verkeersboetes. Verzoekster heeft geen werk en er is geen bewijs dat zij zich heeft ingespannen om een betalende baan te vinden.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet het verzoek tot schuldsanering alleen kan worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat verzoekers te goeder trouw zijn geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank concludeert dat verzoekers niet hebben aangetoond dat zij zich voldoende hebben ingespannen om hun financiële situatie te verbeteren en dat zij niet te goeder trouw zijn geweest in hun schuldenproblematiek. Daarom wordt het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen.