ECLI:NL:RBDHA:2017:14195

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 1535
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van Wob-verzoeken en de ontvankelijkheid van bezwaar in bestuursrechtelijke context

Op 1 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseressen, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, verzoeken om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) hadden ingediend bij de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. De verzoeken waren gedaan naar aanleiding van een grote brand die op 5 januari 2011 het bedrijf van [B.V. X] in de as legde, wat leidde tot diverse juridische procedures. De staatssecretaris had de verzoeken gedeeltelijk ingewilligd, maar had ook documenten geweigerd op basis van de Wob.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken van eiseressen niet zijn ingediend om de gevraagde informatie voor een ieder openbaar te maken, zoals de Wob beoogt. Eiseressen gaven aan dat zij de informatie wilden gebruiken in het kader van civiele procedures. De rechtbank concludeert dat de verzoeken niet kunnen worden aangemerkt als Wob-verzoeken, waardoor de reactie van de staatssecretaris geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit leidt tot de conclusie dat het bezwaar van eiseressen niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het bezwaar van eiseressen niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er materieel geen verandering voor eiseressen optreedt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/1535

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 december 2017 in de zaak tussen

[eiseres 1] , te [vestigingsplaats] ,

[eiseres 2], te [vestigingsplaats] ,
[eiseres 3], te [vestigingsplaats] ,
[eiseres 4], te [vestigingsplaats] ,
[eiseres 5], te [vestigingsplaats] , en
[eiseres 6], te [vestigingsplaats] ,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: eiseressen,
(gemachtigden: mr. W.E. van Spanje en mr. H. Wielhouwer),
en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.J. Kerssemakers en mr. E. Huisman).

Procesverloop

Bij brieven van 3 september 2015 hebben eiseressen verweerder verzocht om openbaarmaking van een aantal nader aangeduide documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Bij besluit van 28 oktober 2015 (primaire besluit) heeft verweerder de verzoeken van
eiseressen gedeeltelijk ingewilligd en de documenten met de nummers 1 en 3 tot en met 6 (gedeeltelijk) openbaar gemaakt en document 2 niet verstrekt.
Bij besluit van 19 januari 2017 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseressen gegrond verklaard, het primaire besluit gedeeltelijk herroepen en de documenten met de nummers 7 tot en met 12 (gedeeltelijk) openbaar gemaakt.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft de ongelakte documenten met een beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) overgelegd.
Bij brief van 14 september 2017 hebben eiseressen aan de rechtbank toestemming gegeven om de documenten, die vertrouwelijk aan de rechtbank zijn overgelegd, bij de beoordeling te betrekken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2017.
Eiseressen hebben zich ter zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1 De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Tot 5 januari 2011 was op het perceel [adres] te [plaats] het bedrijf van [B.V. X] (hierna: [B.V. X] ) gevestigd. Dit bedrijf, dat beschikte over een milieu- en een revisievergunning, viel onder de werking van het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO)1999. Om die reden werden periodiek controles uitgevoerd.
1.2
Op 5 januari 2011 heeft een grote brand het bedrijf van [B.V. X] in de as gelegd. Deze gebeurtenis heeft geleid tot diverse juridische procedures.
1.3
Sinds 1 januari 2012 zijn de VROM-inspectie en de Inspectie Verkeer en Waterstaat opgegaan (IVW) in de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
1.4
Eiseressen hebben bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk, het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en de VROM-inspectie om openbaarmaking van documenten gevraagd.
1.5
De verzoeken bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk en het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant hebben geleid tot de uitspraken bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
1.6
Eiseressen hebben bij de VROM-inspectie gevraagd om openbaarmaking van:
( a) de aantekeningen gemaakt door de toezichthouders tijdens deze inspecties;
( b) de foto’s gemaakt door de toezichthouders tijdens deze inspecties;
( c) de (ambtelijke) rapportages opgemaakt zowel voorafgaand aan, tijdens als na de inspecties waaronder in ieder geval moet worden begrepen de bespreking en beoordeling van de resultaten van en bevindingen tijdens deze inspecties;
( d) alle interne communicatie voorafgaand aan deze inspecties;
( e) alle interne communicatie na afloop van deze inspecties;
( f) alle communicatie tussen de VROM-inspecties en de (voormalige) (mede) toezichthouders (de gemeente Moerdijk, de (voormalige) arbeidsinspectie, het Waterschap Brabantse Delta, de Veiligheidsregio, de Regionale Milieudienst en de regionale brandweer) voorafgaand aan deze inspecties;
( g) alle communicatie tussen de VROM-inspecties en de (mede) toezichthouders (de gemeente Moerdijk, de (voormalige) arbeidsinspectie, het Waterschap Brabantse Delta, de Veiligheidsregio, de Regionale Milieudienst en de regionale brandweer) na afloop van de inspecties;
( h) alle communicatie tussen de VROM-inspectie en [B.V. X] voorafgaand aan deze inspectie en
( i) alle communicatie tussen de VROM-inspectie en [B.V. X] na afloop van deze inspecties.
1.7
De VROM-inspectie heeft geen inspectiebezoeken afgelegd bij [B.V. X] , omdat het niet was belast met het toezicht op en de handhaving van BRZO. Verweerder heeft het verzoek ruimer opgevat en is nagegaan welke documenten bij ILT aanwezig zijn vanuit de toenmalige IVW inzake [B.V. X] over de gevraagde periode 2006-2010. IVW hield toezicht op transport van gevaarlijke stoffen.
IVW heeft in de periode 2006-2010 vier weginspecties en één bedrijfsinspectie uitgevoerd. De bedrijfsinspectie heeft geleid tot een waarschuwing (document 1) en de weginspecties hebben geleid tot drie processen-verbaal die naar het Openbaar Ministerie zijn doorgezonden en waarvan er slechts één voorhanden is bij verweerder (document 2).
2 Verweerder heeft de Wob-verzoeken deels ingewilligd door elf documenten (gedeeltelijk) openbaar te maken en door de feitelijke verstrekking van die documenten aan eiseressen. In de documenten, met uitzondering van de documenten 6 en 12, heeft verweerder de namen weggelakt op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e van de Wob. Verweerder heeft de openbaarmaking van document 2 geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wob.
3 Eiseressen stellen - kort gezegd - dat het ongeloofwaardig is dat er niet meer digitale documenten zijn, omdat het met de juiste IT-oplossing mogelijk is om digitale documenten terug te vinden. Eiseressen verwijzen ook naar het VROM-rapport waaruit blijkt dat er 70 bronnen zijn geraadpleegd, zodat aannemelijk is dat verweerder die documenten heeft. Voorts stellen eiseressen dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt welke documenten hij op grond van de Archiefwet had moeten archiveren. Eiseressen voeren aan dat verweerder ten onrechte geen weging per betrokken ambtenaar en per document heeft gemaakt, zoals volgt uit de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Volgens eiseressen vervulden de verschillende inspecteurs een publieke taak en heeft verweerder niet gemotiveerd waarom de personen worden blootgesteld aan veiligheidsrisico’s als hun namen worden geopenbaard. Verder stellen eiseressen dat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming, omdat verweerder geen deugdelijke belangenafweging heeft gemaakt, waarbij zij eveneens verwijzen naar de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
4 De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4.1
De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of de verzoeken om informatie van eiseressen kunnen worden aangemerkt als Wob-verzoeken, of verzoeken in het kader van een andere wettelijke regeling. Dat door eiseressen een beroep op de Wob is gedaan, laat onverlet dat dient te worden beoordeeld of een verzoek is gedaan om openbaarmaking op grond van die wet of een verzoek is gedaan om inzage op grond van een andere wettelijke regeling. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3106.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat de Wob-verzoeken zijn gedaan om de gevraagde informatie voor een ieder openbaar te maken. Zoals blijkt uit de behandeling ter zitting willen eiseressen de gevraagde informatie mogelijk in het kader van een civiele procedure gebruiken. De gemachtigden van eiseressen hebben ter zitting bevestigd dat eiseressen willen weten hoe het toezicht is verlopen bij [B.V. X] en dat zij de informatie niet hebben opgevraagd om te publiceren of voor een ieder toegankelijk te maken, meer in het bijzonder dat de informatie niet bedoeld is voor derden. Dit wordt bevestigd in de uitspraak van 10 februari 2017 van de rechtbank Zeeland-West- Brabant, bijlage 3 bij het beroepsschrift onder overweging 1:

Op 5 januari 2011 heeft een grote brand het bedrijf van [B.V. X] in de as gelegd. Deze gebeurtenis heeft geleid tot diverse juridische procedures. Blijkens de gedingstukken en de behandeling ter zitting zijn eiseressen bij een aantal van die procedures betrokken. Uit dien hoofde willen zij de beschikking krijgen over documenten met betrekking tot: (…)
Gelet hierop moet het ervoor worden gehouden dat de Wob-verzoeken niet zijn ingediend om documenten voor een ieder openbaar te maken zoals de Wob beoogt. Eiseressen kunnen ten behoeve van het voeren van civiele procedures stukken opvragen op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Gemachtigden van eiseressen hebben ter zitting ook desgevraagd te kennen gegeven dat destijds de keuze voor de Wob is gemaakt maar dat dit ook via artikel 843a Rv had gekund. Gelet op het voorgaande bestond voor verweerder geen aanleiding de verzoeken van eiseressen aan te merken als verzoeken op grond van de Wob.
5 Nu de verzoeken van eiseressen niet kunnen worden aangemerkt als Wob-verzoeken, zijn die verzoeken geen aanvragen als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb, zodat de reactie op die verzoeken geen besluiten zijn in de zin van de Awb waartegen bezwaar kon worden gemaakt. Verweerder had het bezwaar dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren.
6 Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, aanleiding zelf in de zaak te voorzien en het bezwaar van eiseressen niet‑ontvankelijk te verklaren.
7 De rechtbank ziet geen aanleiding om over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Met de beslissing in deze zaak (gegrond beroep en bezwaar niet-ontvankelijk) zal er immers materieel geen verandering optreden voor eiseressen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eiseressen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzitter, en mr. J.M. Ghrib en mr. T.J. Sleeswijk Visser – de Boer, leden, in aanwezigheid van mr. B.J. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 december 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.