ECLI:NL:RBDHA:2017:13975

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
6052355 RL EXPL 17-14235
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de contractspartij bij een internetovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter in de Rechtbank Den Haag, staat de vraag centraal wie de contractspartij is bij een overeenkomst die via internet tot stand is gekomen. De eisende partij, Van Dijk Educatie B.V., heeft een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die anoniem is gebleven in de documentatie. Van Dijk vordert betaling van een bedrag van € 595,31, inclusief wettelijke rente en proceskosten, op basis van een factuur die aan de gedaagde is verzonden. De gedaagde heeft echter betwist dat zij partij is bij de overeenkomst, en stelt dat haar stiefvader de leermiddelen bij Van Dijk heeft besteld.

De kantonrechter heeft de stukken van de procedure bestudeerd, waaronder de dagvaarding en de conclusie van antwoord. Van Dijk heeft aangevoerd dat de gedaagde de leermiddelen heeft besteld en dat de gegevens van de gedaagde zijn ingevuld bij de online bestelling. De gedaagde heeft echter betwist dat zij de bestelling heeft geplaatst en stelt dat zij nooit brieven van Van Dijk heeft ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewijslast voor de gestelde overeenkomst bij Van Dijk ligt.

Na beoordeling van de argumenten van beide partijen, concludeert de kantonrechter dat Van Dijk niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de gedaagde partij is bij de overeenkomst. De vordering van Van Dijk wordt afgewezen, en Van Dijk wordt veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 20 november 2017 door kantonrechter mr. A. Emmens.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
ae
Rolnr.: 6052355 RL EXPL 17-14235
20 november 2017 (bij vervroeging)

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Van Dijk Educatie B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te Kampen,
eisende partij,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.P. van Veenendaal.
Partijen worden hierna aangeduid als “Van Dijk” en “ [gedaagde] ”.

Procedure

1. De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 10 mei 2017 met productie;
  • de conclusie van antwoord, met productie;
  • de voorafgaande aan de comparitie van partijen namens Van Dijk overgelegde (aanvullende) producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de op 26 september 2017 gehouden comparitie van partijen.

Geschil

2. Van Dijk vordert – kort gezegd – de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 595,31 met de wettelijke rente daarover en de proceskosten.
3. Aan de vordering heeft Van Dijk ten grondslag gelegd dat zij in opdracht en voor rekening van [gedaagde] leermiddelen heeft geleverd en/of verhuurd en dat [gedaagde] uit dien hoofde gehouden is tot betaling van de door Van Dijk aan [gedaagde] verzonden factuur van 10 augustus 2016 van € 511,21. [gedaagde] heeft die factuur – ondanks aanmaning door Van Dijk en haar gemachtigde onbetaald gelaten. Van Dijk maakt daarom aanspraak op betaling van het factuurbedrag, op betaling van € 76,68 aan buitengerechtelijke incassokosten en op vergoeding van de wettelijke rente. Van Dijk heeft de tot 2 mei 2017 verschuldigde rente berekend op € 7,42.
4. [gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist dat tussen haar en Van Dijk een overeenkomst tot stand is gekomen. Zij stelt dat niet zij, maar haar stiefvader de leermiddelen bij Van Dijk heeft besteld. De moeder van [gedaagde] is in december 2015 overleden, waarna de relatie tussen [gedaagde] en haar stiefvader is verslechterd. Uiteindelijk is [gedaagde] uit huis geplaatst. [gedaagde] stelt daardoor ook nimmer brieven van Van Dijk te hebben ontvangen.

Beoordeling

5. De kantonrechter stelt voorop dat de stelplicht en de bewijslast van de door Van Dijk gestelde overeenkomst tussen Van Dijk en [gedaagde] rust op Van Dijk.
6. [gedaagde] heeft betwist partij te zijn bij de overeenkomst waarop Van Dijk haar vordering baseert. Zij stelt immers dat niet zij, maar haar stiefvader de leermiddelen bij Van Dijk heeft besteld. Tegenover die betwisting heeft Van Dijk aangevoerd dat een online bestelling is gedaan en dat bij die bestelling de gegevens van [gedaagde] zijn ingevuld.
7. Ook als de juistheid van die laatste stelling van Van Dijk vast zou komen te staan, kan daaruit evenwel niet zonder meer worden afgeleid dat [gedaagde] bedoelde bestelling heeft gedaan. Bedoelde feiten sluiten immers niet uit dat haar stiefvader de bestelling heeft gedaan en daarbij de gegevens van [gedaagde] heeft ingevuld. De door Van Dijk gestelde feiten kunnen de haar stelling dat [gedaagde] partij is bij de door overeenkomst waarop de vordering is gebaseerd derhalve niet dragen. De vordering wordt daarom afgewezen.
8. Van Dijk zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Van Dijk in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 200,- als het aan de gemachtigde van [gedaagde] toekomende salaris;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. A. Emmens en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2017.