In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 november 2017 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de minister van Defensie. Eiser, die van 16 oktober 2006 tot 1 november 2010 bij de Koninklijke Landmacht werkte en in 2007 naar Afghanistan werd uitgezonden, had een militair invaliditeitspensioen aangevraagd vanwege een posttraumatische stressstoornis (PTSS) die hij tijdens zijn uitzending zou hebben opgelopen. Het primaire besluit van 24 november 2014 kende hem een pensioen toe op basis van een invaliditeitspercentage van 23% voor de periode van 11 maart 2012 tot 13 maart 2013, en 16% vanaf 13 maart 2013. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, dat gedeeltelijk gegrond werd verklaard, maar voor het overige ongegrond. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld, waarbij de medische rapportages van verschillende deskundigen zijn betrokken. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een oorzakelijk verband tussen de PTSS en de militaire dienst, en dat de minister terecht een verergerend dienstverband had aangenomen voor de PTSS, maar geen dienstverband voor andere aandoeningen zoals ADHD en alcoholafhankelijkheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en oordeelde dat de minister voldoende gemotiveerd had waarom de psychiatrische expertise van de psychiater niet werd gevolgd. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.