In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Afghaanse nationaliteit, heeft een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend, waarbij hij stelt dat hij is bekeerd tot het christendom en om die reden in Afghanistan moest vluchten. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat hij de bekering en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig achtte. Eiser heeft in beroep betwist dat zijn bekering niet geloofwaardig is. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van een bekering doorslaggevend gewicht kan toekennen aan de motieven voor en het proces van bekering, vooral in het geval van een vreemdeling uit een land waar een dergelijke bekering maatschappelijk onacceptabel is. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn motieven voor de bekering en dat zijn verklaringen over de problemen die hij heeft ondervonden als gevolg van de bekering ongeloofwaardig zijn. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.