ECLI:NL:RBDHA:2017:13288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 oktober 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
NL17.9075 en NL17.9077
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Afghaanse Hazara-eisers wegens ongeloofwaardige herkomst en identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van twee Afghaanse eisers, die behoren tot de Hazara-bevolkingsgroep. De eisers hadden op 10 december 2015 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvragen werden door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 15 september 2017 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 5 oktober 2017, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de herkomst van de eisers niet geloofwaardig achtte, wat leidde tot de afwijzing van hun asielaanvragen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de verklaringen van de eisers en de documenten die zij ter onderbouwing van hun herkomst wilden overleggen, niet voldoende had gemotiveerd in de bestreden besluiten. Dit leidde tot een motiveringsgebrek, waardoor de rechtbank de bestreden besluiten vernietigde, maar de rechtsgevolgen in stand liet. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat de herkomst van de eisers ongeloofwaardig was, en dat de overgelegde documenten hun verklaringen niet konden onderbouwen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers geen afzonderlijke gronden hadden aangevoerd tegen de kennelijk ongegrondverklaring van hun aanvragen.

De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 990,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.9075 en NL17.9077

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

[eiseres], eiseres,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
thans: de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij twee afzonderlijke besluiten van 15 september 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL17.9076 en NL17.9078, plaatsgevonden op 5 oktober 2017. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Madjlessi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser, geboren op [geboortedatum], en eiseres, geboren op [geboortedatum], zijn van Afghaanse nationaliteit en behoren tot de Hazara-bevolkingsgroep. Op 10 december 2015 hebben zij aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Aan deze aanvragen hebben zij het volgende ten grondslag gelegd. De vader van eiseres heeft haar vergokt aan een man met de naam [naam]. [naam] behandelde eiseres zeer slecht en had het plan om eiseres door te verkopen aan een ander. De moeder van eiseres heeft de politie ingeschakeld, die erin is geslaagd om eiseres te bevrijden. Omdat [naam] een rijk en machtig man was, met connecties binnen de politie, is hij vrijgelaten. De vader van eiseres maakte plannen om eiseres terug te brengen naar [naam]. Vervolgens heeft de moeder van eiseres samen met de vader van eiser ervoor gezorgd dat eisers uit Afghanistan konden vertrekken.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de gestelde identiteit en nationaliteit van eisers geloofwaardig. Verweerder acht de herkomst van eisers niet geloofwaardig, en gelet hierop wordt ook het relaas van eisers niet geloofd. Eisers komen daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op één van de gronden van artikel 29 van de Vw, aldus verweerder.
4. Eisers hebben in beroep de standpunten van verweerder gemotiveerd bestreden. Op wat eisers hebben aangevoerd, zal hierna worden ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eisers hebben aan het eind van de zitting ter onderbouwing van hun herkomst een tweetal documenten willen overleggen in de Dari taal. Het gaat, aldus eisers, om een tweetal artikelen afkomstig van internet waarin gesproken wordt over het plaatsje Tohidabad in de provincie Ghazni. De rechtbank stelt vast dat de documenten niet eerder zijn aangekondigd en niet zijn vertaald. Zowel de rechtbank als verweerder hebben daardoor niet kennis kunnen nemen van de inhoud en deze ook niet kunnen verifiëren. De rechtbank zal de documenten dan ook buiten de beoordeling laten wegens strijd met de goede procesorde.
6. Vervolgens staat ter beoordeling of verweerder op goede gronden de herkomst van eisers ongeloofwaardig heeft geacht.
7. De rechtbank is allereerst van oordeel dat verweerder de verklaringen van eisers die zijn neergelegd in het formulier persoonsgegevens en in het rapport van het gehoor aanmeldfase mag betrekken bij de beoordeling van de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers. Beide stukken gaan namelijk slechts over feitelijke onderwerpen, zoals de identiteit en de reis. Het gaat niet over de asielmotieven. Van eisers mag worden verlangd dat zij deze vragen kunnen beantwoorden en hierbij de waarheid spreken. Dat zij op dat moment nog geen advocaat hebben, maakt dit dan ook niet anders. Hieruit volgt dat verweerder de in het formulier persoonsgegevens en het rapport van aanmeldgehoor opgenomen verklaringen van eisers mocht betrekken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door eisers afgelegde verklaringen.
8. De rechtbank stelt vervolgens vast dat eisers bij aanvullende zienswijze van 13 september 2017 kaartmateriaal en informatie van het Vluchtelingenwerk Nederland van 11 september 2017 hebben overgelegd ter onderbouwing van de geloofwaardigheid van hun gestelde herkomst. In het bestreden besluit heeft verweerder hierop niet gereageerd. Eerst ter zitting heeft verweerder deze reactie gegeven. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte deze motivering niet al in de bestreden besluiten heeft opgenomen. Het moet voor eisers immers in de bestreden besluiten kenbaar zijn waarop verweerder baseert dat de herkomst van eisers niet geloofwaardig is en waartegen zij in beroep dienen op te komen. Nu dat niet is gebeurd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een motiveringsgebrek. De bestreden besluiten komen wegens schending van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking.
9. De rechtbank zal vervolgens bezien in hoeverre de rechtsgevolgen van de te vernietigen bestreden besluiten in stand gelaten kunnen worden.
10. Verweerder heeft ter zitting een inhoudelijke reactie gegeven op de aanvullende zienswijze en op de informatie van Vluchtelingenwerk. Hiertoe zijn een tweetal kaarten overgelegd. De eerste is afkomstig uit het Herkomst Informatie Systeem van de IND, en de tweede van Google en is ingegeven door het coördinaat van Tawheed Abad, zoals genoemd in de reactie van Vluchtelingenwerk. Uit deze kaarten blijkt dat de coördinaten van het dorp Tawheed Abad overeenkomen met de coördinaten van het Provincial Reconstruction Team (PRT) Ghazni. Op de plaats waar de PRT is gevestigd kan niet ook een dorp zijn gevestigd, aldus verweerder. Verder blijkt uit de gegevens dat het overgrote deel van de door eisers genoemde dorpen in hun woonomgeving niet juist is. Zo staan Tawheed Abad en Khoja Miri niet op de kaart. Weliswaar is het dorp Qala Now op de kaart terug te vinden, maar dit dorp ligt op een andere plaats dan eisers stellen. Van de door eisers genoemde dorpen in de omgeving van hun gestelde woonplaats is uitsluitend Pashtunabad in de juiste regio te vinden. Het dorp Ghare Baghi is weliswaar gevonden, maar niet ten zuiden van Ghazni. Het in de zienswijze door eisers genoemde boek van Lester W. Grau, kan volgens verweerder uitsluitend worden gebruikt, voor zover hierin wordt uiteengezet dat plaatsnamen in Afghanistan diffuus en wisselend zijn. Weliswaar bestaan in Afghanistan diverse namen voor een en dezelfde plaats, maar dat is puur een kwestie van spelling. Verweerder heeft verder nog opgemerkt dat het vermoeden bestaat dat eisers wellicht uit de regio Ghazni komen, maar dat zij daar al langere tijd weg zijn. Eisers benoemen wel het vliegveld van de PRT, dat al in 2013 is opgeheven, maar weten niet het in 2012 gebouwde burgervliegveld te benoemen.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onterechte op het standpunt gesteld dat de gestelde herkomst van eisers niet geloofwaardig is. De overgelegde documenten kunnen hun verklaringen niet onderbouwen. Mede gelet op de ter zitting gegeven toelichting heeft verweerder inzichtelijk gemaakt dat eisers een gebrekkige kennis over hun herkomstgebied hebben. Verder heeft verweerder in de bestreden besluiten terecht gewezen op de wisselende en tegenstrijdige verklaringen die eiser heeft afgelegd over het al dan niet in bezit zijn geweest van een taskera, over de vraag in welk dorp hij is geboren en over de grootte van zijn laatste woonplaats. Dat eisers middels correcties en aanvullingen op de diverse gehoorrapporten hun verklaringen hebben gewijzigd of aangevuld, doet hier niet aan af. De rechtbank is van oordeel dat als een eerder afgelegde verklaring in belangrijke mate wordt gewijzigd of aangevuld, daarover uitleg gegeven dient te worden. Eisers hebben dit nagelaten.
12. Wel is de rechtbank van oordeel dat van een tegenstrijdigheid over de burgerlijke staat van eisers geen sprake is. Op het door eiser ingevulde formulier persoonsgegevens staan als mogelijke antwoorden bij de vraag naar de burgerlijke staat genoemd: alleenstaand, gehuwd, gescheiden of weduw(e)naar. Nu dit feitelijk een gesloten vraag betreft met antwoorden die niet passen binnen de feitelijke situatie van eisers (zij hebben later verklaard dat zij niet getrouwd zijn, maar wel een relatie hebben), is het in dit geval niet redelijk om tegen te werpen dat eisers hebben ingevuld dat zij getrouwd zijn. Dit doet echter niets af aan de geconstateerde tegenstrijdigheden met betrekking tot de gestelde herkomst van eisers.
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder een verdere beoordeling van het asielrelaas, daaronder begrepen de asielmotieven van eisers, achterwege kunnen laten. De asielmotieven hebben immers slechts betekenis tegen de achtergrond van de herkomst, identiteit en nationaliteit van een vreemdeling. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 24 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4061).
14. Eisers hebben geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de kennelijk ongegrondverklaring van hun aanvragen en de door verweerder gemaakte beoordeling van hun Hazara-afkomst.
15. De slotsom is dat verweerder de asielaanvragen van eisers terecht heeft afgewezen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,-, twee samenhangende zaken en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 990,- (negenhonderdnegentig euro), te betalen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Valk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel