ECLI:NL:RBDHA:2017:13188
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-afname minderjarige gegrond
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 7 november 2017 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift tegen de afname en verwerking van het DNA-profiel van een minderjarige veroordeelde. De rechtbank heeft het bezwaar gegrond verklaard. De veroordeelde, die op het moment van de delicten vijftien jaar oud was, was bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.V. van der Bom. De officier van justitie had geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaar, maar de raadsman betoogde dat de uitzonderingsgrond in artikel 2, eerste lid, onder b, van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden van toepassing was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in een moeilijke periode verkeerde en dat er geen aanwijzingen waren voor recidivegevaar. De rechtbank oordeelde dat de afname van het DNA-materiaal een disproportionele inbreuk op de privacy van de minderjarige zou zijn, nu het opsporingsbelang niet opweegt tegen zijn persoonlijke belangen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Wet DNA geen generieke uitzondering voor minderjarigen biedt, maar dat de leeftijd van de veroordeelde wel een rol kan spelen in de beoordeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde niet van betekenis zal zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. De rechtbank heeft daarom het bezwaar gegrond verklaard en bevolen dat het celmateriaal onmiddellijk wordt vernietigd.