ECLI:NL:RBDHA:2017:13108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
09/797041-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige door docent

Op 14 november 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een docent zang, die beschuldigd werd van ontucht met een aan hem toevertrouwde minderjarige. De verdachte, geboren in 1984, was werkzaam bij een musicalschool en had in de periode van 1 april 2015 tot en met 1 mei 2015 ontuchtige handelingen gepleegd met een 14-jarig meisje, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen had getongzoend en op de mond had gezoend met het slachtoffer. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden op, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank weegt hierbij de ernst van het feit, de leeftijd van het slachtoffer en de rol van de verdachte als docent zwaar mee. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat de rechtbank als verergerende omstandigheid beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet had gehouden aan de sociaal-ethische normen en dat zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had aangetast. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan het slachtoffer, die door de verdachte moest worden betaald. De uitspraak benadrukt de bescherming van minderjarigen tegen seksuele misstanden en de verantwoordelijkheden van volwassenen in een onderwijscontext.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797041-16
Datum uitspraak: 14 november 2017
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 oktober 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.E. van der Leeuw en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M. van Stratum, advocaat te Den Haag naar voren is gebracht. De raadsman heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij - als docent zang van de [bedrijfsnaam] - meermalen, althans een maal in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 1 mei 2015 te Den Haag en/of te Zoetermeer, althans elders in Nederland,ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2000, door [slachtoffer] te tongzoenen en/of op de mond te zoenen;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij - als docent zang van de [bedrijfsnaam] - meermalen, althans een maal in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 1 mei 2015 te Den Haag en/of te Zoetermeer, althans elders in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit tongzoenen met en het zoenen op de mond van [slachtoffer] .

3.Formeel verweer

3.1
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich - met verwijzing naar de Aanwijzing Zeden - op het standpunt gesteld dat het recht van de verdachte op een eerlijk proces is geschaad, vanwege vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek. De verhorende verbalisanten hebben de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer] en [moeder van slachtoffer] tijdens het informatief gesprek d.d. 10 juni 2015 beïnvloed door hen in elkaars aanwezigheid en bij herhaling mede te delen dat sprake is van een strafbaar feit en dat de officier van justitie ambtshalve tot vervolging zal overgaan. Als gevolg hiervan dient bewijsuitsluiting van voornoemde verklaringen te volgen. Subsidiair dient het vormverzuim te worden verdisconteerd bij het opleggen van een eventuele straf.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewijsuitsluiting niet aan de orde is, nu de belangen van de verdachte niet zijn geschaad. Niet gebleken is dat de verklaringen [slachtoffer] en [moeder van slachtoffer] inhoudelijk zijn beïnvloed en evenmin dat de verbalisanten sturend zouden hebben verhoord.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman naar voren gebrachte feiten en omstandigheden (indien al zou worden aangenomen dat deze enig vormverzuim opleveren) niet de conclusie kunnen dragen dat sprake is van ernstige inbreuken op beginselen van de behoorlijke procesorde en dat aldus ontoelaatbaar inbreuk is gemaakt op de belangen van verdachte. Er bestaan geen aanwijzingen dat beide getuigen voor verdachte nadelig hebben verklaard als gevolg van het informatieve gesprek. De rechtbank verwerpt het verweer dan ook.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 1 mei 2015, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2000 (hierna ook te noemen: [slachtoffer] ), hetgeen subsidiair is ten laste gelegd als het plegen van ontuchtige handelingen.
Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. 4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich overeenkomstig zijn pleitnotities op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat onvoldoende (steun)bewijs voorhanden is voor de door [slachtoffer] beschreven (tong)zoen. Voor zover verdachte [slachtoffer] een onschuldige afscheidskus op de wang en een afscheidsknuffel heeft gegeven, is deze handelwijze van verdachte van onvoldoende betekenis om als ontucht in de zin van de wet te worden geduid, aldus de raadsman.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Start van het onderzoek
Op 6 juni 2015 heeft [moeder van slachtoffer] contact gezocht met de politie en gemeld dat [slachtoffer] een relatie zou hebben met [verdachte] (hierna ook [verdachte] ), haar docent van de opleiding drama aan de [bedrijfsnaam] . [verdachte] is 31 jaar oud. Op 10 juni 2015 heeft [moeder van slachtoffer] , tijdens het informatieve gesprek, verteld dat [slachtoffer] deze opleiding in haar vrije tijd volgt, op zaterdag van 10:00 uur tot 16:00 uur. [verdachte] had gemerkt dat er iets met [slachtoffer] aan de hand was. Zij heeft hem toen in vertrouwen verteld dat op school een foto van haar circuleerde die zij eerder aan een jongen had verstuurd. Op die foto is [slachtoffer] met BH te zien.
In maart 2015 heeft [verdachte] aan [slachtoffer] gevraagd of zij hem wilde helpen om spullen naar zijn studio te brengen. Samen zijn zij toen naar de studio gereden. In die periode was [slachtoffer] meer gesloten, mat, op zichzelf en depressief. Haar ouders merkten dat [slachtoffer] veel bezig was met haar mobiele telefoon en vaak over [verdachte] sprak. Toen bleek dat [slachtoffer] , tegen de huisregels in, haar mobiele telefoon met een wachtwoord had beveiligd, had haar vader daar geen goed gevoel bij. Het broertje van [slachtoffer] wist het wachtwoord van haar telefoon, waarop haar moeder in haar telefoon heeft gekeken. In het contact tussen [slachtoffer] en [verdachte] stonden berichten met teksten als “wil je met me neuken” en “wil je sexfilms met me komen kijken”. Daarop moest [slachtoffer] van haar ouders het contact met [verdachte] verbreken. Per e-mail heeft zij toen het contact met [verdachte] verbroken. Daarna heeft [verdachte] een e-mail verzonden aan de moeder van [slachtoffer] waarin hij te kennen gaf dat zijn telefoon was gehackt door leerlingen van een andere school waarmee hij werkte en dat de berichten niet van hem afkomstig waren.
[moeder van slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij het dagboek van [slachtoffer] heeft gelezen. [slachtoffer] heeft haar toen verteld dat zij in de periode van 1 april 2015 en 1 mei 2015 een relatie met [verdachte] heeft gehad, dat zij van [verdachte] niets mocht zeggen over hun relatie en dat hij haar hierover duidelijke instructies had gegeven. Daarbij had hij aangegeven dat hij veroordeeld zou worden en dat zijn carrière naar de maan zou gaan als ze iets zou vertellen; men zou het niet begrijpen en geheimhouding was van belang. Toch heeft [slachtoffer] aan een vriendin, [naam1] , via de chat over haar relatie met [verdachte] verteld, die dit vervolgens heeft doorverteld aan [naam2] die ook een opleiding aan het [bedrijfsnaam] volgt. Toen [naam2] [verdachte] hiermee confronteerde, heeft hij alles ontkend. Ook [slachtoffer] heeft vervolgens tegenover [naam1] ontkend dat zij een relatie hadden en dat zij hierover had gelogen. [verdachte] heeft toen de relatie met [slachtoffer] verbroken op 1 mei. Omdat [slachtoffer] het goed wilde maken met [verdachte] , heeft zij hem gevraagd hoe zij dat kon doen. [verdachte] heeft toen gezegd dat ze een paar foto’s van zichzelf moest sturen. Volgens [slachtoffer] waren dit foto’s waarop ze haar geslachtsdelen met haar handen bedekte.
Twee dagen geleden heeft [slachtoffer] tegen haar moeder gezegd dat zij twee keer in de studio van [verdachte] is geweest; eerst op 28 maart 2015 en op 1 april 2015. Op 28 maart hebben ze gekust. Op 11 april 2015 is [slachtoffer] bij [verdachte] geweest vanwege zijn verjaardag.
[moeder van slachtoffer] heeft hiervan melding gemaakt bij de directeur van het [bedrijfsnaam] en hem laten weten dat de telefoon van [verdachte] - naar zijn zeggen - was gehackt door leerlingen van de [--] MAVO. Omdat [verdachte] in zijn e-mail had geschreven dat de leiding van de [--] MAVO op de hoogte was van de hack en onderzoek hiernaar deed , heeft zij contact opgenomen met de directeur van die school. Hij heeft haar te kennen gegeven dat hierover bij de school niets bekend is. Nadat zij wederom contact had opgenomen met de directeur van het [bedrijfsnaam] , bleek haar dat hoewel [verdachte] geschorst is, hij wel les mag geven aan leerlingen in de leeftijdscategorie tussen de 8 jaar en 12 jaar. Voorts heeft [moeder van slachtoffer] aangegeven dat zij, al voor dit laatste gesprek met de directeur, had besloten om naar de politie te gaan. Zij wil echter geen aangifte doen, uit vrees dat [slachtoffer] hierdoor wordt beschadigd. Tot slot is uit dit informatieve gesprek gebleken dat [slachtoffer] absoluut geen aangifte wenst te doen.
Op 10 juni 2015 heeft de officier van justitie besloten om de verdachte ambtshalve te vervolgen.
Verklaringen in het dossier
Verklaring van [slachtoffer]
Op 28 juni 2015 heeft [slachtoffer] verklaard dat zij sinds een jaar een musicalopleiding volgt, bij de [bedrijfsnaam] . Voor het vak zang heeft zij les van verdachte. Op 28 februari 2015 had [slachtoffer] via de WhatsApp contact met verdachte en vanaf dat moment werd het contact tussen hen persoonlijker, waardoor zij hem niet meer als docent zag, maar als iemand met wie zij kon praten en die haar blij maakte. Ook stuurden zij foto’s naar elkaar. Via de WhatsApp hadden zij veel contact met elkaar en [slachtoffer] werd verliefd op hem. Op een gegeven moment heeft verdachte in een WhatsApp-bericht laten weten dat hij een filmpje van een eiland had en dat [slachtoffer] dat alleen mocht zien als ze getrouwd waren, maar dan moest zij hem ook kussen. [slachtoffer] stuurde hem toen een bericht terug waarin ze zei dat ze dat goed vond. Zij merkte dat verdachte haar ook leuk vond. Hij heeft haar meegenomen naar zijn studio in Den Haag en hij heeft haar een keer thuis gebracht. Een keer zaten zij samen in de auto van verdachte. Verdachte zat op de bestuurdersstoel en [slachtoffer] op de passagiersstoel. Toen hebben ze elkaar eerst op de mond gezoend. Het was verdachte die begon. Daarna zoenden zij elkaar langer op de mond, waarbij zij soms elkaars tongen raakten. [2]
Op een zondag voor of tijdens de meivakantie in 2015 is verdachte met de auto naar Zoetermeer gereden. Nadat hij de auto ergens had geparkeerd, hebben zij - evenals de eerste keer - met elkaar gezoend. [3] Tussen beide zoenen zat een periode van twee à drie weken.
Nadat zij voor de tweede keer hadden gezoend, heeft verdachte [slachtoffer] thuis gebracht en haar een afscheidskus op de mond gegeven. Op 11 april 2015 is [slachtoffer] voor de tweede keer bij verdachte in de studio geweest. Daar hebben zij met elkaar geknuffeld en lepeltje-lepeltje gelegen. Ook toen hebben ze kort getongzoend. [4]
Verklaring van [naam3]
, één van de directeuren van [bedrijfsnaam] , heeft verklaard dat verdachte (als ZZP-er) bij de [bedrijfsnaam] werkzaam is en in die hoedanigheid is belast met de begeleiding van de kindergroepen. [slachtoffer] is als leerling geplaatst in de groep ‘Kids On Tour’, bestemd voor de leeftijdscategorie tussen de 13 jaar en 16 jaar. In juni 2015 heeft hij ervoor gekozen om verdachte en [slachtoffer] uit elkaar te halen en rust te creëren. [naam3] heeft verder verklaard dat hij van verdachte heeft begrepen dat hij tijdens een festival in het Vondelpark zijn telefoon wilde opladen en zijn telefoon toen onbeheerd heeft achter gelaten. Vervolgens heeft iemand berichten naar [slachtoffer] en ene [naam4] gestuurd. Ook was de WhatsApp geschiedenis met onder meer [slachtoffer] gewist. Voorts heeft verdachte tegen [naam3] verteld dat hij een e-mail had verstuurd aan de ouders van [slachtoffer] , inhoudende dat zijn telefoon was gehackt door leerlingen van de Mavo. Dit verhaal heeft verdachte verzonnen, omdat hij dat aannemelijker vond klinken dan wat er met zijn telefoon was gebeurd ten tijde van het festival. Tot slot heeft [naam3] verklaard dat verdachte veel vrijwilligerswerk doet, ook met kinderen.
WhatsApp-berichten
Onderzoek aan de mobiele telefoon van verdachte heeft uitgewezen dat zijn telefoon niet kon worden uitgelezen door de digitale recherche. Uit onderzoek aan de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van [slachtoffer] , voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer 1] bleek dat er WhatsApp-berichten zijn uitgewisseld tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , van verdachte. Van die WhatsApp-berichten is een digitale kopie gemaakt. Het eerste WhatsApp-bericht begint op 22 december 2014 en het laatste bericht is op 31 mei 2015 om 01.13 uur, waarbij bij alle UTC-tijden die zijn aangeduid met UTC+0 2 uur moet worden opgeteld. [5] Deze berichten hebben onder meer de volgende inhoud:
(op 30 mei 2015 16:53:01 (UTC+0) van [telefoonnummer 2] )):
Dat je op me zit
(op 30 mei 2015 16:53:07 (UTC+0) van [telefoonnummer 2] ):
Naakt
(op 30 mei 2015 17:07:56 (UTC+0) van [telefoonnummer 2] ):
Dus we gaan neuken?
(op 30 mei 2015 17:16:40 (UTC+0) van [telefoonnummer 2] ):
Moet ik t dan goed maken
(op 30 mei 2015 17:16:48 (UTC+0) van [telefoonnummer 1] => To: [telefoonnummer 2] ):
Ja doe maar
(op 30 mei 2015 17:16:48 (UTC+0) van [telefoonnummer 2] ):
Met harde
(op 30 mei 2015 17:16:52 (UTC+0) van [telefoonnummer 2] ):
Keiharde
(op 30 mei 2015 17:16:55 (UTC+0) van [telefoonnummer 2] ):
Geile
(op 30 mei 2015 17:16:57 (UTC+0) van [telefoonnummer 2] ):
Films [6]
Blijkens het Extraction Report van de telefoon van [slachtoffer] hebben, voor zover van belang de volgende WhatsApp-berichten, tussen [slachtoffer] en verdachte plaatsgevonden.
(op 29 maart 2015 21:35:42 (UTC+0), [telefoonnummer 2] Deleted):
Maja we schele wel veel
(op 29 maart 2015 21:36:30 (UTC+0), [telefoonnummer 2] Deleted):
Je weet wel hoe oud ik ben he
(op 29 maart 2015 21:38:13 (UTC+0), [telefoonnummer 2] , Deleted):
Maar als ik 35 ben dump je me weer [7]
(op 1 april 2015 16:43:04 (UTC+0), [slachtoffer] => To: [telefoonnummer 2] , Deleted):
Ik ga bij zang gewoon naakt
(op 1 april 2015 16:43:18 (UTC+0), [telefoonnummer 2] , Deleted):
Nee bij mij [8]
(op 7 april 2015 20:15:29 (UTC+0), [telefoonnummer 2] Deleted):
Hou van me [9]
(op 28 april 2015 8:21:56 (UTC+0), [telefoonnummer 2] , Deleted):
Vroeger had je geen tieten
(op 28 april 2015 8:22:01 (UTC+0), [telefoonnummer 2] , Deleted):
Je bent een vrouw nu [10]
(op 30 april 2015 18:00:40 (UTC+0), [telefoonnummer 2] , Deleted):
Ik heb je hier voor gewaarschuwd
(op 30 april 2015 18:00:40 (UTC+0), [telefoonnummer 2] , Deleted):
Niemand is te vertrouwen
(op 30 april 2015 18:01:53 (UTC+0), [telefoonnummer 2] , Deleted):
Ik wil dat je eerlijk bent nu
(op 30 april 2015 18:01:58 (UTC+0), [telefoonnummer 2] , Deleted):
Zijn er meer die t weten [11]
(op 26 mei 2015 22:17:32 (UTC+0), [telefoonnummer 2] , Deleted):
Je vingert nooit? [12]
Conclusie
De rechtbank stelt voorop dat met betrekking tot de vraag of sprake is van ontuchtige handelingen onder het begrip ‘ontuchtig handelen’ de wetgever heeft begrepen handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm (kamerstukken II 1988/89, 20930, nr. 3, p. 2), welke maatstaf ook door de Hoge Raad wordt gehanteerd (ECLI:NL:HR:2010:BK4794, NJ 2010, 376). Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtige karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Uit het voorgaande vloeit voort dat het – bij de beantwoording van de vraag of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt – in belangrijke mate aankomt op de weging en waardering van de omstandigheden van het geval.
Toegepast op onderhavige zaak kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van het voorgaande wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met [slachtoffer] heeft getongzoend en haar op de mond heeft gezoend, terwijl zij op dat moment 14 jaren oud was. De verklaring van [slachtoffer] wordt in voldoende mate ondersteund door de WhatsApp-gesprekken die zij met verdachte heeft gevoerd. De rechtbank betrekt daarbij dat uit de vele WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en [slachtoffer] volgt dat zij sinds eind december 2014 via WhatsApp contact heeft gehad met verdachte en dat de intensiteit van die gesprekken toeneemt vanaf eind maart 2015 tot 1 mei 2015. Deze periode strookt met de verklaring van [slachtoffer] , waarin zij verklaart dat zij van 1 april tot 1 mei 2015 een relatie met verdachte heeft gehad; zo blijkt uit die gesprekken van een relatie waarvan niemand iets mocht afweten. Ook voor wat betreft de pleegperiode gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer] dat zij in voornoemde periode meermalen, in elk geval op de verjaardag van verdachte op 11 april 2015, met verdachte heeft ge(tong)zoend.
De rechtbank is verder van oordeel dat op basis van het dossier vastgesteld kan worden dat verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde ontuchtige handelingen als docent werkzaam was bij een musicalschool, [bedrijfsnaam] te Den Haag. Daarmee was sprake van een situatie waarin [slachtoffer] aan de opleiding van verdachte was toevertrouwd. Dat [slachtoffer] vrijwillig deel nam aan de musicalopleiding, doet daaraan niet af.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat, in geval verdachte [slachtoffer] een onschuldige afscheidskus op de wang en een afscheidsknuffel heeft gegeven, deze handelingen van onvoldoende betekenis zijn om als ontucht, in de zin van de wet te ervaren. Immers, de bewezen ontuchtige handelingen zijn geen handelingen die algemeen sociaal-ethisch zijn aanvaard tussen een (destijds) dertigjarige man en een (destijds) veertienjarig meisje. Daarbij komt dat uit de geschiedenis van de WhatsApp-gesprekken is gebleken dat [slachtoffer] de onderling verstuurde berichten en (naakt)foto’s op aanwijzen van verdachte heeft verwijderd en dat verdachte voor zijn baan vreesde als zijn relatie met [slachtoffer] bekend zou worden, zodat verdachte wist dat zijn handelingen maatschappelijk onaanvaardbaar zijn.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
primair
hij - als docent zang van [bedrijfsnaam] - in de periode van 1 april 2015 tot en met
1 mei 2015 te Den Haag en Zoetermeer, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2000, door [slachtoffer] te tongzoenen en te zoenen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.’

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat voor zover een bewezenverklaring kan volgen rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is onder behandeling geweest bij GR1PP, onderdeel van GGZ Delfland, waarbij de raadsman heeft verwezen naar de door hem ter zitting overgelegde brief van O. Osinga, GZ-psycholoog bij GR1PP, gedateerd 24 oktober 2017. Voor zover een veroordeling zal volgen, dient aan de verdachte ten hoogste een voorwaardelijke straf dan wel een taakstraf van beperkte duur te worden opgelegd, aldus de raadsman.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
Verdachte, destijds dertig jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het (tong)zoenen met een leerlinge van de musicalschool waar hij als docent aan verbonden was. Tussen verdachte en het slachtoffer was een groot leeftijds- en intellectueel verschil aanwezig, waarvan hij zich bewust moet zijn geweest. Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast en de geldende sociaal-ethische normen overschreden. Daarnaast zorgen incidenten als deze voor maatschappelijke onrust. Ook heeft verdachte het vertrouwen dat de ouders en de schoolleiding in hem stelden, ernstig beschaamd. Naar de ervaring leert ondervinden slachtoffers van delicten als het onderhavige veelal ook lange tijd de psychische gevolgen daarvan. Uit de aangifte en de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer verliefd was geworden op verdachte, dat zij tegen anderen heeft gelogen en WhatsApp-berichten en (naakt)foto’s heeft verwijderd, opdat verdachte zijn baan zou kunnen behouden, omdat zij geloofde in zijn oprechtheid. Uit het dossier is verder gebleken dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit eveneens een (seksuele) relatie onderhield met een andere minderjarige (oud-)leerlinge. Dit alles maakt het handelen van verdachte nog afkeurenswaardiger.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 29 september 2017. Daaruit blijkt dat verdachte eerder - weliswaar in 2007 - voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Blijkens de retourzending opdracht reclasseringsadvies d.d. 21 april 2016 heeft verdachte geweigerd zijn medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een reclasseringsrapport.
De straf
Hoewel de rechtbank het meermalen (tong)zoenen bewezen heeft verklaard, is zij alles afwegende van oordeel dat een lagere dan de gevorderde taakstraf passend en geboden is, zulks gelet op de aard van de overschrijding van de hier aan de orde zijnde sociaal-ethische norm. Daarom zal de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis opleggen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 maanden teneinde de ernst van het feit te benadrukken en verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Deze voorwaardelijke straf is mede ingegeven door het feit dat de rechtbank niet is gebleken dat het op ook maar enige wijze tot verdachte is doorgedrongen waarom de wetgever de minderjarige in bescherming neemt en waarom van hem als meerderjarige wordt verwacht en geëist dat hij zich van het vertoonde gedrag onthoudt, zelfs als de minderjarige instemt met ontuchtige handelingen zoals bewezen verklaard. Immers, verdachte heeft op geen enkele wijze inzicht gegeven in zijn handelen. Daarbij acht de rechtbank de context waarin het bewezen verklaarde moet worden gezien en de omstandigheid dat verdachte diverse vrijwilligerswerkzaamheden verricht met jongeren zeer zorgelijk. Teneinde de kans op recidive te minimaliseren en zodoende de veiligheid van (met name minderjarige) personen, te beschermen ziet de rechtbank in voornoemde omstandigheden aanleiding om, in afwijking van de gebruikelijke proeftijd van twee jaren, de proeftijd op drie jaar te stellen.

8.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordiger: [moeder van slachtoffer] ), bijgestaan door mr. T. Farber, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 500,- aan immateriële schade. Tevens vordert zij de wettelijke rente, de kosten tenuitvoerlegging, de veroordeling van de verdachte in de proceskosten en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte.
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat geen dan wel onvoldoende sprake is van rechtstreekse schade met het aan verdachte verweten feit. Niet gesteld en evenmin gebleken is dat [slachtoffer] psychische schade in de zin van de wet heeft opgelopen, aldus de raadsman.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 300,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. De hoogte van het schadebedrag is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd met de verwijzing naar de aangifte en de toelichtende stukken betreffende wat het aan de verdachte verweten feit met aangeefster heeft gedaan. Daaruit volgt dat aangeefster kampt met diverse psychische klachten; zo voelde zij zich down en pessimistisch en heeft haar school er onder geleden. Daarnaast heeft de context waarin het bewezen verklaarde feit werd gepleegd voor de benadeelde partij een grote impact gehad.
De rechtbank zal de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de beoordeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank zal voorts de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente toewijzen, met ingang van 1 mei 2015.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte hiervoor zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het thans toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, ten behoeve van het [slachtoffer]

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding
primairtenlastegelegde heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
primair:
ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
100 (HONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
50 (vijftig) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) MAANDEN;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer] , een bedrag van € 300,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 300,- vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 6 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.I.S. Wallet, voorzitter,
mr. H. Steenhuis, rechter,
mr. F.A.M. Veraart, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.L. van Lijf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2017.
Bijlage:
1. pleitnotities

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015169096, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 194).
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder van slachtoffer] , blz. 46 en 47.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder van slachtoffer] , blz. 47.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder van slachtoffer] , blz. 48.
5.Proces-verbaal van relaas, blz. 3; proces-verbaal van bevindingen, blz. 80 en 81.
6.Een geschrift, te weten uitgewerkte WhatsApp-gesprekken, blz. 82 t/m 84.
7.Een geschrift, te weten uitgewerkte WhatsApp-gesprekken, blz. 141.
8.Een geschrift, te weten uitgewerkte WhatsApp-gesprekken, blz. 142.
9.Een geschrift, te weten uitgewerkte WhatsApp-gesprekken, blz. 146.
10.Een geschrift, te weten uitgewerkte WhatsApp-gesprekken, blz. 152.
11.Een geschrift, te weten uitgewerkte WhatsApp-gesprekken, blz. 153 en 154.
12.Een geschrift, te weten uitgewerkte WhatsApp-gesprekken, blz. 162.