Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2017
in de zaak tussen
[eiser] ,
thans de minister van Veiligheid en Justitie,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit, een opvolgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. Eiser had eerder asiel aangevraagd in Nederland, maar deze aanvraag was afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat hij eerder in Italië een asielprocedure had doorlopen. Na zijn overdracht aan Italië heeft eiser twee maanden later een nieuwe aanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij in Italië geen kans had gekregen om asiel aan te vragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de aanvraag terecht heeft afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat hij in Italië niet in staat was om een asielaanvraag in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten het claimverzoek hebben geaccepteerd en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herbeoordeling van de eerdere afwijzing rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.