ECLI:NL:RBDHA:2017:7768

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
NL17.3543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. S. van Lokven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublin-overdracht en vergewisplicht van verweerder inzake asielprocedure in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag in Zwitserland had ingediend. Na overdracht aan Italië op basis van de Dublinverordening, stelde de eiser dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn asielmotieven kenbaar te maken. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, zich niet voldoende had vergewist van de situatie in Italië en dat er concrete aanknopingspunten waren dat Italië zijn verdragsverplichtingen jegens de eiser had geschonden. De rechtbank benadrukte dat de verweerder niet enkel op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht afgaan, maar dat hij zich moest vergewissen van de omstandigheden waaronder de asielprocedure in Italië plaatsvond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de verweerder en verklaarde het beroep van de eiser gegrond, waarbij de verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van de eiser. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de verweerder om bij overdrachten naar andere lidstaten van de EU, zoals Italië, zorgvuldig te handelen en de rechten van asielzoekers te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.3543

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2017 in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedag] 1990, van Marokkaanse nationaliteit, eiser

(gemachtigde: mr. P.Th. van Alkemade),
en

de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M.H. van de Wal).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit op 21 juni 2017 beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (NL17.3544).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2017. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens eiser is ter zitting om aanhouding verzocht voor zover de rechtbank van meer stukken uit de Italiaanse procedure kennis wil nemen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden. Door de Italiaanse autoriteiten is aan eiser twee keer een Schengenvisum (geldig van 24 augustus 2010 tot 31 januari 2011 en van 3 mei 2013 tot 24 augustus 2013) verstrekt. Eiser heeft in Zwitserland op 17 september 2015 en in Duitsland op 28 oktober 2016 asiel aangevraagd. Zwitserland heeft eiser op 31 augustus 2016 overgedragen aan Italië. Verweerder heeft op 4 mei 2017 de Italiaanse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening en op 14 mei 2017 heeft Italië het verzoek om terugname aanvaard.
2. Eiser voert aan dat in Italië de kwaliteit van de asielprocedure in strijd met de artikelen 3 en 13 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is. Hij stelt dat Italië hem na overdracht vanuit Zwitserland niet in de gelegenheid heeft gesteld om zijn asielmotieven naar voren te brengen. Hij legt in dit verband een beschikking over die eiser in Italië heeft ontvangen nadat hij is overgedragen door Zwitserland aan Italië in het kader van de Dublinverordening.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat met het accepteren van het claimverzoek een inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag is gegarandeerd. Het is aan eiser om concrete aanknopingspunten aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan.
4. In dit geval heeft eiser hiertoe een (vertaalde) beschikking overgelegd van het Hoofdbureau van politie te Rome, dienst Immigratie, met als aanhef “
De Prefect van de Provincie”. Verweerder heeft niet betwist dat eiser deze beschikking in Italië heeft ontvangen nadat hij door Zwitserland is overgedragen aan Italië, noch de vertaalde inhoud hiervan betwist. Hoewel eiser deze vertaalde beschikking pas in beroep heeft overgelegd, had verweerder hier naar het oordeel van de rechtbank voorafgaand en tijdens het onderzoek ter zitting gemotiveerd op in moeten gaan. Immers, eiser heeft reeds bij de zienswijze de onvertaalde beschikking overgelegd en aangegeven wanneer de vertaling beschikbaar zou komen. Verweerder heeft er desondanks voor gekozen om in weerwil van het verzoek van eiser niet te wachten op de vertaling maar een beschikking te slaan.
5. In de door eiser overgelegde, vertaalde beschikking van de Italiaanse autoriteiten is onder meer het navolgende opgenomen:

“(…) Na bestudering van de stukken van het Hoofdbureau van Politie te Rome van 01/09/2016, waaruit blijkt dat de vreemdeling [eiser] , geboren te Marokko op [geboortedag] 1980, (…) op 31/08/2016 het grondgebied van de staat is binnengekomen (grens Fiumicino);

Na vaststelling dat de vreemdeling op 01/11/2010 Italië is binnengekomen bij de grens van Fiumicino, werd hij op 31/08/2016 komend vanuit Zwitserland opnieuw toegelaten in Italië op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (voorheen Conventie van Dublin) zonder te voldoen aan de voorwaarden voor regulier verblijf.
Na beoordeling van de status van bovengenoemde vreemdeling, waaruit blijkt dat hij onrechtmatig verblijft op het nationaal grondgebied;
Na overweging van het feit dat er geen redenen zijn op grond waarvan hem een verblijfsvergunning om humanitaire redenen of op andere basis kan worden toegekend, aangezien er GEEN serieuze redenen van humanitaire aard of grondwettelijke of internationale verplichtingen van de Italiaanse staat bestaan (…) noch dat de vreemdeling documenten heeft overgelegd waaruit objectief ernstige persoonlijke omstandigheden blijken die verwijdering van het nationaal grondgebied niet toestaan, (…)
Na beschouwing dat (…) de uitkomst van de procedure bindend is en dat het niet nodig is om de aanvang van de procedure aan te kondigen (…)
Beveelt tot uitzetting van het nationaal grondgebied
(…)
En legt politiebegeleiding op tot aan de grens
(…)
Van de vreemdeling [eiser] (…)
En informeert belanghebbende
-dat hij, vanwege zijn gedrag, niet kan terugkeren op Italiaans grondgebied en in het Schengengebied voordat er vijf jaren zijn verstreken vanaf het moment van het daadwerkelijk verlaten van het Italiaans grondgebied (…)Als hij dit verbod overtreedt, waarvoor de dader moet worden aangehouden en waarbij ook buiten heterdaad meetelt, zal hij gestraft worden met een gevangenisstraf tussen de een en vier jaar en opnieuw worden uitgezet met onmiddellijke begeleiding tot aan de grens;
- dat tegen dit bevel een bezwaarschrift kan worden ingediend bij de Vredesrechter te Rome (…)
- dat hij, als hij geen eigen raadsman heeft, aan de Vredesrechter kan vragen dat aan hem een advocaat wordt toegewezen (…)
- dat het indienen van een bezwaarschrift de werking van het bevel niet teniet doen
(…)
Rome, 01/09/2016 (…)
6. Eiser stelt dat hij in Zwitserland asiel heeft aangevraagd. Dit wordt bevestigd door de Eurodac-treffer. Eiser stelt tevens dat hij in Italië niet in de gelegenheid is gesteld om zijn asielmotieven naar voren te brengen. De rechtbank overweegt dat uit de door eiser overgelegde beschikking van de Italiaanse autoriteiten niet blijkt dat eiser zijn asielrelaas naar voren heeft kunnen brengen en/of dat zijn asielmotieven zijn beoordeeld.
Vast staat daarentegen dat eiser door Zwitserland op 31 augustus 2016 is overgedragen aan Italië en dat deze beschikking één dag later is genomen. Gelet op het zeer korte tijdsverloop is niet aannemelijk dat eiser is bevraagd naar zijn asielmotieven want dat zou alleen plaats hebben kunnen vinden op de dag van aankomst in Italië of de dag waarop deze beschikking is uitgevaardigd. In de beschikking wordt ook alleen naar het onderzoek van het dossier van de politie verwezen en niet naar de inhoud van een gehoor. Volgens deze beschikking is het bovendien niet nodig om de aanvang van deze procedure aan te kondigen. Indien eiser gehouden zou zijn om zich zelf te melden na overdracht in plaats van dat hij wordt uitgenodigd voor een gehoor, staat het met deze snelheid zonder enig gehoor uitvaardigen van een bevel tot uitzetting en opleggen van een inreisverbod met benoemen van de strafmaat bij overtreding van dit verbod in de weg aan het kunnen melden voor een gehoor zowel vòòr het nemen van deze beschikking, als na deze beschikking.
De beschikking vermeldt wel expliciet dat eiser op grond van de Dublinverordening is teruggekeerd, maar vermeldt niet wat de status van de asielprocedure is en de fase waarin eiser zich in deze procedure bevindt. De beschikking vermeldt daarentegen wel dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor regulier verblijf.
Uit de verklaringen van eiser kan worden afgeleid dat de verstrekte visa zagen op de studie van eiser in Italië maar dat eiser die studie heeft beëindigd voordat hij naar Zwitserland is gegaan. Eiser noch verweerder stellen dat eiser na overdracht door Zwitserland een aanvraag voor regulier verblijf heeft gedaan.
7. Nu eiser op grond van artikel 18, onder b, van de Dublinverordening bij Italië is geclaimd, impliceert dit dat door verweerder er van wordt uitgegaan dat het asielverzoek van eiser in dat land in behandeling is. De rechtbank is van oordeel dat de overgelegde Italiaanse beschikking in belangrijke mate de verklaringen van eiser ondersteunt dat geen asielgehoor heeft plaatsgevonden in Italië na overdracht door Zwitserland.
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat eiser wellicht na overdracht aan Italië geen asielaanvraag heeft ingediend. Eiser stelt zich op het standpunt dat de Dublin-overdracht een overdracht van zijn reeds gedane asielaanvraag in Zwitserland behelst en dat hij dus geen aanvraag meer hoeft te doen, maar de mogelijkheid geboden moet worden om zijn asielmotieven naar voren te brengen en een inhoudelijke beoordeling van zijn relaas te verkrijgen.
De rechtbank heeft verweerder ter zitting gevraagd hoe de asielprocedure verloopt in Italië en in Nederland nadat een Dublinclaimant door een overdragende lidstaat is overgedragen, zoals in het onderhavige geval. Desgevraagd heeft verweerder de vraag of een Dublinclaimant zelf initiatief moet nemen of wordt uitgenodigd om aan te geven of hij zijn asielaanvraag wenst te handhaven en gehoord wil worden niet kunnen beantwoorden. De rechtbank acht dit voor de beoordeling van de gronden van beroep van belang. Gelet op het korte tijdsverloop tussen overdracht en beschikking heeft eiser geen daadwerkelijke kans gehad om zich te melden. Na uitvaardigen van de beschikking is het bevel tot uitzetting van kracht. Verder stelt eiser bezwaar tegen de beschikking te hebben gemaakt maar, zoals de beschikking vermeldt, heeft dit geen schorsende werking. De beschikking vermeldt niet dat de mogelijkheid bestaat om een voorlopige voorziening hangende het bezwaar aanhangig te maken.
8. Verweerder heeft ter zitting aangegeven, nadat de rechtbank dit aan eiser heeft voorgehouden, dat bezwaar open staat tegen deze beschikking en dat eiser in die bezwaarprocedure had kunnen klagen dat hij zijn in Zwitserland geuite asielwens wil handhaven.
De rechtbank overweegt dat dit zo moge zijn, maar dat de mogelijkheid tot het maken van bezwaar niet bedoeld kan zijn om een gehoor af te dwingen. Bezwaar en/of beroep geeft een vreemdeling de mogelijkheid om de beoordeling door de immigratie-autoriteiten van zijn asielmotieven te laten toetsen.
De asielprocedure moet voorzien in een gehoor (persoonlijk onderhoud) waarin de vreemdeling in voldoende mate de gelegenheid wordt geboden om zijn asielmotieven kenbaar te maken (artikel 14 van Richtlijn 2013/32/EU, Procedurerichtlijn). Indien de vreemdeling het niet eens is met de beoordeling van die asielmotieven moet er een daadwerkelijke mogelijkheid zijn om de beslissing ter toetsing voor te leggen (artikel 46 Procedurerichtlijn). In het geval van eiser is niet gebleken van een persoonlijk onderhoud en een beoordeling van zijn asielmotieven door de Italiaanse autoriteiten. In de overgelegde Italiaanse beschikking ontbreekt een beslissing van de bevoegde immigratie-autoriteiten inzake het verzoek om internationale bescherming met betrekking tot vluchtelingschap en/of de subsidiaire beschermingsstatus. De enkele verwijzing van verweerder naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel, het claimakkoord en de bezwaarmogelijkheid die uit deze beschikking blijkt, is dan ook geen voldoende weerlegging van de concrete aanknopingspunten die eiser stelt dat in zijn concrete zaak niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Immers, gezien de overgelegde beschikking is niet gebleken dat Italië in dit geval na de overdracht door Zwitserland aan de internationale verplichtingen heeft voldaan die voortvloeien uit de acceptatie voor de verantwoordelijkheid van het asielverzoek van eiser.
9. Het standpunt van verweerder dat hij er van uit mag gaan dat na overdracht door verweerder eiser wel in de gelegenheid zal worden gesteld zijn asielmotieven kenbaar te maken volgt de rechtbank daarom ook niet. Niet valt in te zien dat de Italiaanse autoriteiten na overdracht vanuit Nederland een andere werkwijze zullen hanteren dan zoals lijkt te zijn geschied na de eerdere overdracht vanuit Zwitserland.
Bovendien heeft verweerder geen standpunt ingenomen hoe het door Italië bij beschikking van 1 september 2016 opgelegde inreisverbod met bedreiging van gevangenisstraf zich verhoudt met het claimakkoord. Desondanks verwacht verweerder kennelijk dat dezelfde autoriteiten die deze beschikking hebben uitgevaardigd dan wel aan de internationale verplichtingen zullen voldoen die voortvloeien uit de acceptatie voor de verantwoordelijkheid van het asielverzoek van eiser.
Ook het standpunt dat eiser na overdracht moet klagen bij de Italiaanse overheid over de situatie waarin hij zich bevond na overdracht vanuit Zwitserland acht de rechtbank, gelet op het bovenstaande, onvoldoende deugdelijk gemotiveerd.
Verweerder heeft in het bestreden besluit ook geen inhoudelijk standpunt ingenomen over de stelling van eiser dat hij direct na overdracht vanuit Zwitserland zeven dagen in detentie heeft verbleven. Verweerder heeft enkel voorgehouden dat eiser daarover in Italië had moeten klagen. Dit standpunt is zonder nadere onderbouwing onvoldoende deugdelijk gemotiveerd. Gebleken is immers dat eiser op grond van het bevel tot uitzetting met politiebegeleiding van het Italiaans grondgebied is verwijderd, zodat niet valt in te zien dat hij de mogelijkheid heeft gehad om bij de Italiaanse autoriteiten te klagen over zijn detentie en (onthouden van een) asielprocedure.
10. De rechtbank concludeert dat deze beschikking, in samenhang gelezen met de verklaringen van eiser, de vraagt oproept of Italië zich wel houdt aan zijn internationale verplichtingen voortvloeiende uit het Vluchtelingenverdrag, het EVRM en de Procedure- en Kwalificatierichtlijn en dat eiser hiermee concrete aanknopingspunten aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Immers, teneinde ervoor te zorgen dat personen die bescherming behoeven als vluchteling in de zin van artikel 1 van het Vluchtelingenverdrag of als persoon die voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt, correct als zodanig worden erkend, moet elke asielzoeker daadwerkelijk toegang hebben tot de asielprocedure, in de gelegenheid worden gesteld met de bevoegde autoriteiten samen te werken en te communiceren om de voor zijn zaak relevante feiten uiteen te zetten, en over voldoende procedurele waarborgen beschikken om zijn rechten in alle fasen van de procedure te doen gelden.
11. Verweerder zal zich, gelet op de concrete omstandigheden van dit geval, in voldoende mate moeten vergewissen bij de Italiaanse autoriteiten dat de asielaanvraag van eiser na overdracht vanuit Nederland wel inhoudelijk in behandeling zal worden genomen conform de daartoe geldende gemeenschappelijk procedures en normen voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming en zal navraag moeten doen bij de Italiaanse autoriteiten naar het verloop van de asielprocedure in Italië na de eerdere overdracht van eiser uit Zwitserland waarbij de Italiaanse autoriteiten zich verantwoordelijk hadden geacht voor de behandeling van zijn asielverzoek. Verweerder zal daarbij tenminste, maar niet uitputtend, de volgende vragen moeten voorleggen:
  • Heeft eiser de gelegenheid gekregen van de Italiaanse autoriteiten om aan te geven dat hij zijn in Zwitserland gedane asielverzoek wil handhaven. Zo ja, heeft hij dat gedaan? Zo nee, heeft eiser expliciet aangegeven zijn asielaanvraag in te trekken of niet te handhaven?
  • Hoe heeft Italië de asielprocedure ingericht voor vreemdelingen die door een andere lidstaat worden overgedragen in het kader van de Dublinverordening? Wordt de vreemdeling uitgenodigd om aan te geven of hij zijn in de andere lidstaat gedane asielaanvraag wenst te handhaven en/of wordt de vreemdeling uitgenodigd voor een gehoor om zijn asielmotieven kenbaar te maken, of moet hij daartoe zelf initiatief nemen? Waar dient eiser zich te vervoegen indien hij zich moet melden om aan te geven dat hij zijn in Zwitserland gedane asielaanvraag wenst te handhaven? Hoe wordt dit kenbaar gemaakt aan een vreemdeling?
  • Is bij het uitvaardigen van de beschikking nagegaan in welke fase de asielprocedure, die is aangevangen bij de asielaanvraag van eiser in Zwitserland, zich bevond?
  • Is eiser gehoord voordat de beschikking van 1 september 2016 is uitgevaardigd?
  • Is eiser op de hoogte gesteld dat het onderzoek waarop deze beschikking is gebaseerd is gestart?
  • Eiser stelt bezwaar te hebben gemaakt tegen de beschikking. Is dat correct en zo ja, wat is het uiteindelijke resultaat van deze procedure?
  • Is eiser na overdracht vanuit Zwitserland tot aan zijn feitelijke uitzetting gedetineerd? Zo ja, op welke wettelijke basis?
  • Hoe verhoudt het inreisverbod met strafbedreiging bij overtreding zich met het accorderen van het claimverzoek op 24 mei 2017?
  • Krijgt eiser na een mogelijke overdracht vanuit Nederland toegang tot Italiaans grondgebied en zo ja, is deze toegang en verblijf gedurende de asielprocedure rechtmatig?
  • Wordt een gehoor over de asielmotieven, een inhoudelijke beoordeling van het asielrelaas en de mogelijkheid om op te komen tegen een mogelijke afwijzende beslissing gegarandeerd indien eiser zijn wens om asiel aan te vragen handhaaft?
12. Indien uit de alsdan verkregen informatie van de Italiaanse autoriteiten blijkt dat eiser niet heeft aangegeven zijn in Zwitserland gedane asielaanvraag niet te willen handhaven, zal verweerder nader moeten motiveren waarom eiser er op mag vertrouwen dat hij na overdracht vanuit Nederland in Italië wel zijn asielmotieven ter beoordeling kenbaar zal kunnen maken.
13. De rechtbank overweegt dat indien deze vragen niet worden beantwoord, verweerder de verklaringen van eiser in combinatie met de overgelegde beschikking onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. De rechtbank overweegt tevens dat indien moet worden uitgegaan van de verklaringen van eiser over zijn ervaringen in Italië verweerder in deze en vergelijkbare gevallen ten aanzien van Italië niet langer uit zal kunnen gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
14. Gelet op het vorenstaande zal het beroep gegrond worden verklaard en zal het bestreden besluit worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Nu het beroep gegrond zal worden verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding om de behandeling van de zaak, zoals verzocht door de gemachtigde van eiser, aan te houden.
15. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Het bedrag van deze kosten stelt de rechtbank vast op € 990,00 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal 2 punten (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,00, wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de kosten van de procedure tot een bedrag van € 990,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
J.H. van Wordragen-van Kampen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 juli 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.