In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 november 2017 uitspraak gedaan over de beroepen van eisers tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas. De eisers, die betrokken zijn bij caravanstallingen op verschillende locaties, hebben een last onder dwangsom opgelegd gekregen vanwege illegale activiteiten. De primaire besluiten, genomen op 16 februari 2017, stelden dat de eisers de illegale stalling van caravans en andere voertuigen moesten beëindigen, met een begunstigingstermijn van negen maanden. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze ongegrond verklaard in de bestreden besluiten van 17 augustus 2017.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen concreet zicht op legalisatie van de caravanstallingen bestaat, aangezien de eerder verleende omgevingsvergunningen zijn herroepen. De eisers hebben aangevoerd dat handhaving onevenredig is, gezien de financiële gevolgen en de toekomstige herontwikkeling van het gebied. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van handhaving zwaarder wegen dan de belangen van de eisers. De rechter heeft ook geoordeeld dat de begunstigingstermijnen van negen maanden niet onredelijk zijn, en dat de eisers voldoende tijd hebben gehad om aan de lasten te voldoen.
De uitspraak concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat er geen aanleiding is voor het treffen van voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter heeft de zaak in het openbaar behandeld, waarbij de eisers en hun gemachtigden aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van de verweerder. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen de uitspraak mogelijk binnen zes weken.