3.5.Met betrekking tot de kennis van eiser van LHBT overweegt verweerder dat hij enigszins op de hoogte is van de situatie in Nederland. Zo verklaart hij over de ‘Web’, ‘Taboo’ en ‘Soho’. Dat hij daaromtrent enige kennis heeft, vindt verweerder niet opmerkelijk. Deze kennis zegt namelijk niets over de homoseksuele geaardheid van eiser zelf. Deze informatie over LHBT is ook voorhanden in algemene bronnen, aldus verweerder in het bestreden besluit.
4. Eiser voert in beroep, samengevat weergegeven, aan dat verweerder ten onrechte zijn gestelde homoseksuele gerichtheid ongeloofwaardig heeft gevonden. Onder meer stelt eiser dat hij geen tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd.
5. De rechtbank is van oordeel dat de tegenstrijdigheid die verweerder eiser heeft tegengeworpen over het onderwerp dat zijn familie weet of hij homoseksueel is, niet langer stand kan houden. Eiser heeft ter zitting namelijk toegelicht dat hij op de vragen tijdens het opvolgend gehoor naar waarheid heeft geantwoord. Dat wil zeggen, hij heeft nooit zijn familie verteld dat hij homoseksueel is, maar hij heeft wel vragen van zijn familie beantwoord toen zij dit onderwerp ter sprake brachten. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting erkend dat deze tegenstrijdigheid niet langer wordt tegengeworpen. Ook heeft verweerder ter zitting erkend dat eiser wel kennis heeft van de homoscene in Amsterdam.
6. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder weliswaar terecht heeft overwogen dat de heer [naam betrokkene] in zijn asielprocedure heeft weergegeven dat hij een oudere vriend heeft die hem doet herinneren aan zijn opa. Maar ter zitting heeft de heer [naam betrokkene] als getuige verklaard dat hij toentertijd twee relaties had. Een met die oudere man en de ander met eiser. De rechtbank stelt verder vast dat eiser zelf in zijn opvolgend gehoor van 2015 al sprak over de heer [naam betrokkene] (pagina 6 derde alinea). Die was namelijk meegekomen naar het gehoor. De rechtbank stelt vast dat verweerder deze gestelde relatie niet nader heeft onderzocht. Dit klemt temeer omdat vaststaat dat verweerder de heer [naam betrokkene] gelooft dat hij homoseksueel is en door het tijdsverloop in verband met het besluitmoratorium de besluitvorming lang heeft geduurd. Daarbij werpt verweerder eiser niet meer tegen dat hij tegenstrijdig verklaard heeft over zijn familie. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er zowel onjuistheden in de besluitvorming zitten, als ook niet nader is onderzocht of eiser een relatie met de heer [naam betrokkene] heeft. Hierdoor is het besluit onzorgvuldig voorbereid.
7. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Gelet op de aard van het geconstateerde gebrek bestaat geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien of om verweerder door middel van een bestuurlijke lus in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen, en eiser eventueel opnieuw horen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van tien weken.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
8. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.485,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,--, en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.