ECLI:NL:RBDHA:2017:12521
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid Duitsland voor behandeling van de aanvraag
In deze zaak heeft eiser, een Egyptische nationaliteit bezittende vreemdeling, op 3 oktober 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 21 december 2016 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen op 22 december 2016 beroep aangetekend bij de rechtbank. De zitting vond plaats op 12 januari 2017, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser eerder twee asielaanvragen in Nederland heeft ingediend en op 15 oktober 2015 vrijwillig naar Egypte is teruggekeerd. Eiser heeft verklaard dat hij op 1 juli 2016 Egypte opnieuw heeft verlaten en via Griekenland, Duitsland en België naar Nederland is gereisd. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op basis van de Europese Verordening (EU) 604/2013, die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van asielverzoeken. Duitsland heeft op 25 november 2016 ingestemd met de terugname van eiser.
Eiser is het niet eens met de overdracht aan Duitsland en stelt dat hij nooit de intentie had om in Duitsland asiel aan te vragen. Hij heeft ook aangevoerd dat zijn minderjarige zoon, die eerder in Nederland heeft gewoond, ernstig zal worden benadeeld door de asielprocedure in Duitsland. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aanvraag niet in behandeling kan worden genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is volgens de geldende regelgeving. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 januari 2017.