In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Iraanse vrouw, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend. Eiseres heeft op 20 december 2016 een asielaanvraag ingediend, nadat haar verblijfsvergunning was ingetrokken. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft de aanvraag op 13 februari 2017 afgewezen, omdat de gestelde redenen voor asiel, waaronder een bekering tot het christendom, niet geloofwaardig werden geacht. Eiseres heeft in beroep gesteld dat haar bekering wel degelijk geloofwaardig is en dat zij bij terugkeer naar Iran te vrezen heeft voor vervolging.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres is geboren in 1986 en heeft de Iraanse nationaliteit. Ze is Nederland binnengekomen met een geldige machtiging tot voorlopig verblijf en heeft een verblijfsvergunning gehad voor studie. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de geloofwaardigheid van haar bekering tot het christendom. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de elementen van haar asielrelaas, waaronder de bekering, niet voldoende zwaarwegend zijn om een verblijfsvergunning te rechtvaardigen.
De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag als ongegrond verklaard, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij bij terugkeer naar Iran een reëel risico loopt op vervolging of schending van haar mensenrechten. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verklaring van een kerkelijke instantie niet voldoende is om de geloofwaardigheid van de bekering te onderbouwen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na verzending van de uitspraak.