ECLI:NL:RBDHA:2017:12480
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf van een Syrische eiseres in het kader van gezinshereniging
Op 30 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Syrische eiseres die een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had ingediend. De aanvraag was gedaan in het kader van gezinshereniging met haar meerderjarige zoon, die in Nederland een verblijfsvergunning asiel had verkregen. De rechtbank oordeelde dat de aanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen, omdat de eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor nareis zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet 2000 en de Gezinsherenigingsrichtlijn. De rechtbank stelde vast dat de eiseres niet als gezinslid kon worden aangemerkt, omdat haar zoon meerderjarig was. De rechtbank overwoog dat de wettelijke bepalingen in strijd waren met artikel 8 van het EVRM, maar dat de staatssecretaris niet verplicht was om de aanvraag goed te keuren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag ongegrond was, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de beslissing geboden.