In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2017 uitspraak gedaan over het verzoek van een verzoekster om vast te stellen dat zij met ingang van 8 april 1999 de Nederlandse nationaliteit bezit. De verzoekster, geboren uit een huwelijk tussen haar moeder en haar vader, stelde dat zij door het huwelijk van haar ouders recht had op de Nederlandse nationaliteit, omdat haar vader op dat moment genaturaliseerd was. De IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) heeft echter betoogd dat de verzoekster niet in Nederland woonde ten tijde van de naturalisatie van haar vader, waardoor zij niet automatisch de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster wettig is geboren, maar dat de voorwaarden voor verkrijging van de Nederlandse nationaliteit niet zijn vervuld. De rechtbank heeft ook het beroep van de verzoekster op het gelijkheidsbeginsel afgewezen, omdat er geen sprake was van gelijke gevallen. De rechtbank concludeert dat het verzoek van de verzoekster moet worden afgewezen.