ECLI:NL:RBDHA:2017:12398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
30 oktober 2017
Zaaknummer
C/09/538956 / HA ZA 17-936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal privaatrechtelijke zaak over onverschuldigde betaling na fraude via e-mail

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft de eisende partij, CARGO EXPRESS SERVICE COMPANY LIMITED, gevestigd te Bangkok, Thailand, een vordering ingesteld tegen een gedaagde die niet is verschenen. De procedure begon met een dagvaarding op 24 augustus 2017, waarna op 6 september 2017 verstek werd verleend tegen de gedaagde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een kleine verschrijving in de naam van de gedaagde in de dagvaarding was, maar dat deze geen invloed heeft gehad op de verdediging van de gedaagde.

De zaak betreft een onverschuldigde betaling die heeft plaatsgevonden na een fraude waarbij het e-mailaccount van de schuldeiser was gehackt. De eiseres heeft een factuur betaald op de Nederlandse bankrekening van de gedaagde, in plaats van op de rekening van de schuldeiser. De rechtbank heeft geoordeeld dat, omdat de gedaagde in Nederland woont, de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van de relevante Europese regelgeving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Nederlandse recht van toepassing is op de onverschuldigde betaling, aangezien de schade zich in Nederland heeft voorgedaan. De vorderingen van de eiseres zijn toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 68.011,03, vermeerderd met wettelijke rente, en € 1.815,-- aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 4.110,46. Het vonnis is uitgesproken op 25 oktober 2017 door mr. M.J. Alt-van Endt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/538956 / HA ZA 17-936
Vonnis van 25 oktober 2017
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
CARGO EXPRESS SERVICE COMPANY LIMITED,
gevestigd te Bangkok, Thailand,
eisende partij,
advocaat mr. K.E.M. Timmermans te Weert,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 augustus 2017, tegen de eerste rolzitting van 6 september 2017, met producties 1 tot en met 13, alsmede beslagstukken;
  • het ter rolzitting van 6 september 2017 tegen gedaagde verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Voor de ingestelde vordering(en) en de daartoe gestelde feiten verwijst de rechtbank, gelet op artikel 230 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, kortheidshalve naar de aan dit verstekvonnis gehechte en gewaarmerkte kopie van de dagvaarding.
2.2.
Gelet op de inhoud van de dagvaarding en de bij de dagvaarding overgelegde producties heeft in de aanhef van de dagvaarding kennelijk een kleine verschrijving in de naam van gedaagde plaatsgevonden. Immers, bedoeld is te dagen [gedaagde] en niet […] . Nu deze kleine verschrijving ook voor gedaagde kenbaar moet zijn geweest zijn en voor haar voldoende duidelijk moet zijn geweest dat beoogd werd haar te dagen, herstelt de rechtbank deze kennelijke verschrijving. Gedaagde is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
2.3.
Deze zaak heeft internationale aspecten. Het betreft onverschuldigde betaling na fraude door middel van e-mail. Het e-mailaccount van de (in Duitsland gevestigde) schuldeiser van eiseres was gehackt. Via email werden onjuiste betaalgegevens aan eiseres opgegeven. Hierna heeft de (in Thailand gevestigde) eiseres een factuur van haar (in Duitsland gevestigde) schuldeiser betaald op de Nederlandse bankrekening van gedaagde, die in Nederland woonachtig is, in plaats van op de bankrekening van haar schuldeiser.
2.4.
Nu gedaagde in Nederland woonachtig is, heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht om van de zaak kennis te nemen op grond van artikel 4 lid 1 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking), PbEU 2012, L 351/1.
2.5.
Aan de hand van Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet contractuele verbintenissen (Rome II), hierna Rome II, van toepassing sedert 11 januari 2009, moet worden bepaald naar welk recht de gestelde onverschuldigde betaling moet worden beoordeeld. Ingevolge artikel 10 lid 1 Rome II wordt de niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit ongerechtvaardigde verrijking, waaronder begrepen onverschuldigde betaling, en die tevens verband houdt met een bestaande, nauw met die ongerechtvaardigde verrijking samenhangende, betrekking tussen partijen, zoals een onrechtmatige daad, beheerst door het recht dat op die betrekking van toepassing is. Artikel 4 lid 1 Rome II houdt in dat, tenzij in de verordening anders is bepaald, het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht is van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen.
2.6.
Gezien voormelde gang van zaken heeft Nederland te gelden als het land waar de schade zich voordoet. Immers, deze zaak betreft louter vermogensschade, welke is geleden in Nederland en wel op het moment dat het onverschuldigd betaalde bedrag werd gestort op de bankrekening van gedaagde bij de ING Bank N.V. De ING Bank N.V. is statutair gevestigd te Amsterdam. De uitzonderingen bepaald in de leden 2 en 3 van artikel 4 Rome II doen zich in dit geval niet voor. Nederlands recht is dus toepasselijk.
2.7.
De vorderingen komen de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor. Derhalve wordt deze vorderingen toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld.
2.8.
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 81,99
- overige explootkosten € 316,99
- griffierecht € 1.924,--
- salaris advocaat
€ 1.788,--(2,0 punt × tarief € 894,--)
totaal € 4.110,46.
De over de proceskosten gevorderde rente zal eveneens worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum vermeld.
2.9.
Voor veroordeling in de gevorderde nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1.
veroordeelt gedaagde tot voldoening aan de eisende partij van € 68.011,03, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 9 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt gedaagde tot voldoening aan de eisende partij van € 1.815,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisende partij tot op heden begroot op € 4.110,46, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
3.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 3.1 tot en met 3.3 uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Type: 309/1769