ECLI:NL:RBDHA:2017:12390
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Sleeswijk Visser-de Boer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor Turkse vreemdeling op basis van familieleven en mvv-vereiste
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Turkse eiser en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel het uitoefenen van familieleven met zijn minderjarige zoon in Nederland. De aanvraag werd afgewezen omdat de eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat hij feitelijk invulling gaf aan het familieleven met zijn zoon, en dat er geen objectieve belemmeringen waren om het gezinsleven in Turkije uit te oefenen. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging van de staatssecretaris niet onredelijk was en dat de hoorplicht niet was geschonden, aangezien het bezwaar kennelijk ongegrond was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard.