ECLI:NL:RBDHA:2017:12343

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
C/09/523505 / HA ZA 16-1398
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor verborgen gebreken in woonwagens als gevolg van constructief tekortkomingen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, gaat het om een geschil tussen een groep eisers, bestaande uit [A], [B], [C], [D], [E] en [F], en de gedaagde, de stichting Woonstichting Stek. De eisers hebben woonwagens gekocht van de rechtsvoorganger van Stek, woonstichting Pago, en stellen dat deze woonwagens ernstige vochtproblemen vertonen als gevolg van constructieve gebreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woonwagens niet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2003, met name wat betreft de warmteweerstand van de buitenwanden. De eisers hebben hun vordering gebaseerd op de tekortkoming in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten en de koopovereenkomsten, waarbij zij schadevergoeding eisen voor de geleden schade door de gebrekkige kwaliteit van de woonwagens. De rechtbank heeft geoordeeld dat Stek aansprakelijk is voor de schade die de eisers hebben geleden als gevolg van de tekortkomingen in de geleverde woonwagens. De rechtbank heeft de vordering van de eisers toegewezen en Stek veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat, en in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de verkoper en aannemer om te voldoen aan de overeengekomen kwaliteitseisen en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/523505 / HA ZA 16-1398
Vonnis van 25 oktober 2017
in de zaak van

1.[A] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[B],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[C],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[D],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[E],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[F],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. S.J.M. Jaasma te Amsterdam,
tegen
de stichting
WOONSTICHTING STEK,
gevestigd te Lisse,
gedaagde,
advocaat mr. P.J. Gijsbertsen te Utrecht.
Eisers worden hierna afzonderlijk [A] , [B] , [C] , [D] , [E] en [F] genoemd. [E] en [F] worden gezamenlijk [E] c.s. (in meervoud) genoemd. Alle eisers worden gezamenlijk [A] c.s. (in meervoud) genoemd. Gedaagde wordt hierna Stek genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 8 december 2016, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met productie,
  • het tussenvonnis van 8 maart 2017, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 23 augustus 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Stek is een woonstichting die onder meer woningen in de sociale sector verhuurt. Stek is het resultaat van een fusie tussen verschillende woondiensten. Één van de rechtsvoorgangers van Stek is woonstichting Pago (hierna: Pago).
2.2.
Pago heeft in 2005 acht woonwagens (chalets) laten bouwen aan de [adres] in [woonplaats] . Pago heeft een deel van de woonwagens, samen met het onderliggende perceel grond, door middel van een koop-/aannemingsovereenkomst verkocht. Het andere deel van de woonwagens heeft Pago verhuurd.
koop-/aannemingsovereenkomst [D] /Pago
2.3.
Pago heeft op 19 november 2004 een koop-/aannemingsovereenkomst gesloten met [D] voor (i) de koop van het perceel [adres] huisnummer [nr 1] te [woonplaats] tegen een totale som van € 139.000,- , inclusief btw (€ 50.000,- als koopsom voor de grond en € 89.000,- als aanneemsom voor de bouw van een woonwagen). De koop-/aannemingsovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
‘De ondergetekenden:
Woningstichting PAGO(…) hierna te noemen “verkoper”
[D](…) hierna te noemen “koper”
zijn per 19 november 2004 overeengekomen als volgt:
I. De verkoper verkoopt aan koper (..) een perceel grond ter grootte van circa
250 m2(…) gelegen
[adres] huisnummer [nr 1] te [woonplaats]met de - voor zover aanwezig - daarop in aanbouw zijnde opstallen (..).
II. De koper geeft opdracht en de verkoper neem aan conform de betreffende technische omschrijving en tekening(en), al welke tot deze overeenkomst behoren en door beide partijen zijn gewaarmerkt, op boven omschreven grond, de daarop geprojecteerde opstallen te (laten) bouwen c.q. te plaatsen naar de eis van goed en deugdelijk werk, met inachtneming van de voorschriften van overheid en nutsbedrijven.’
Bij de koop-/aannemingsovereenkomst is een door Tuinte Mobi Home (hierna: Tuinte) gemaakte technische omschrijving van de woonwagen opgenomen, waarin met betrekking tot de te bouwen woonwagen onder meer het volgende is vermeld:

Buitenwanden:
De opbouw van de buitenwanden zal bestaan uit de volgende materialen, van binnenuit bezien:
(…)
Isolatie rc= 2m2k/w
Dampdoorlatende folie’
koopovereenkomst [A]
2.4.
Pago heeft op 19 april 2005 met [A] een koop-aannemingsovereenkomst gesloten voor de aankoop van het perceel [adres] huisnummer [nr 2] en de bouw van een woonwagen op dit perceel tegen, opgeteld, een koop- en aannemingssom van € 139.000,-, inclusief btw. De koop-/aannemingsovereenkomst is, voor zover van belang, inhoudelijk gelijkluidend aan de overeenkomst die [D] met Pago heeft gesloten. Bij de overeenkomst is eveneens een gelijkluidende technische omschrijving van de woonwagen, inclusief de daarin opgenomen warmteweerstand, opgenomen.
2.5.
[A] was ten tijde van het sluiten van de koop-/aannemingsovereenkomst in gemeenschap van goederen gehuwd met [B] .
2.6.
Pago heeft na het sluiten van de koop-/aannemingsovereenkomsten met de verschillende kopers opdracht aan Tuinte (als onderaannemer) opdracht gegeven om de woonwagens te bouwen.
koopovereenkomst [E] c.s.
2.7.
[E] c.s. hebben bij notariële akte van 15 september 2006 van [X] en [Y] (laatste twee personen hierna gezamenlijk te noemen: [X] c.s.) de woonwagen met bijbehorende grond aan de [adres] [nr 3] gekocht en geleverd gekregen. [X] c.s. hadden deze grond en deze woonwagen eerder zelf op grond van een koop-/aannemingsovereenkomst van Pago geleverd gekregen. De tussen [E] c.s. enerzijds en [X] c.s. anderzijds gesloten koopovereenkomst houdt onder meer het volgende in:

Artikel 4
(…)
Alle aanspraken die verkopers ten aanzien van het verkochte kunnen of zullen kunnen doen gelden tegenover derden, waaronder begrepen bouwers, (onder)aannemers, installateurs en leveranciers gaan over op kopers. (…)’
koopovereenkomst [C]
2.8.
heeft bij overeenkomst van 18 januari 2013 de woonwagen met het onderliggend perceel aan de [adres] [nr 4] gekocht van Stek, tegen een koopsom van € 112.500,-. Het betrof een woonwagen die voorheen door Stek (c.q. haar rechtsvoorganger Pago) werd verhuurd. De koopovereenkomst houdt onder meer het volgende in:

artikel 5 Staat van de onroerende zaak, gebruik
5.1.
De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten (…) zichtbare en onzichtbare gebreken (…).
(…)
5.3.
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als: woonruimte.
(…)
artikel 19 Onderhoudstoestand chaletwoning
Verkoper heeft koper uitdrukkelijk geattendeerd op het feit dat hij het verkochte nooit zelf feitelijk heeft gebruikt en dat hij derhalve koper niet heeft kunnen informeren over eigenschappen van casu quo gebreken aan het verkochte waarvan hij op de hoogte zou zijn geweest als hij het verkochte zelf feitelijk had gebruikt. In dit kader zijn partijen uitdrukkelijk overeengekomen dat dergelijke eigenschappen casu quo gebreken voor risico en rekening van koper komen en dat bij de vaststelling van de koopsom hiermede rekening is gehouden.’
2.9.
In 2015 hebben de huurders van de woonwagen aan de [adres] [nr 5] bij Stek geklaagd over vochtproblemen in hun woonwagen. Stek heeft naar aanleiding van deze klachten onderzoek in de huurwoonwagen laten verrichten door Taurus bouwadvies (hierna: Taurus). Taurus heeft vervolgens geconstateerd dat de buitenwanden van deze woonwagen over een te lage warmteweerstand beschikten, dat aan de warmtezijde van de buitenwanden een dampremmende laag ontbrak en dat sprake was van onvoldoende warmteverdeling in de wagens door onjuiste plaatsing van de radiatoren/convectoren.
2.10.
Bij brief van 4 maart 2016 hebben [A] c.s. onder meer het volgende aan Stek bericht:
‘Hierbij delen wij mede dat wij u aansprakelijk gaan stellen voor de slecht kwaliteit geleverde chalets.
Zoals u weet voldoen deze niet aan de eisen, en zijn ze afgekeurd door de Firma […]
Wij verwachten op korte termijn uw oplossing voor dit probleem, onze verwachting is dat wij nieuwe chalets geplaatst krijgen.
(…)’
2.11.
Stek heeft hierop bij brief van 29 maart 2016 onder meer het volgende geantwoord:
‘Zonder enige toelichting in uw brief en e-mail is niet duidelijk of de chalets gebreken vertonen, waaruit deze gebreken bestaan, en wat de oorzaak is van deze gebreken. Tot op heden heeft geen van de eigenaren van deze chalets klachten aan Stek kenbaar gemaakt met betrekking tot de kwaliteit van de chalets. (…) Nu tot op heden geen onderbouwde gebreken bij ons zijn gemeld bestaat er voor ons geen enkele aanleiding om u in onze bedrijfseconomische afwegingen te betrekken. (…)’
2.12.
Bij brief van 15 april 2016 heeft Stek aan de huurders van de woonwagens aan de [adres] [nr 5] , [nr 6] en [nr 7] bericht dat zij heeft besloten om de huurwoonwagens te vervangen.
2.13.
[A] c.s. hebben begin juni 2016 (samen met de eigenaar van [adres] [nr 84] en de huurders van [adres] [nr 6] en [nr 7] ) zelf een opdracht gegeven aan Taurus om onderzoek te verrichten naar de oorzaak en de gevolgen van de vochtoverlast in hun woonwagens. Taurus heeft dit onderzoek op 2 juni 2016 uitgevoerd en heeft vervolgens op 16 juni 2016 rapport van het onderzoek uitgebracht. Dit onderzoeksrapport houdt onder meer het volgende in:
‘1 Inleiding
1.1.
Inleiding
(…)
Het door Taurus bouwadvies uit te voeren onderzoek heeft plaatsgevonden op 2 juni 2016 en heeft zich met name gericht op de woonwagen [adres] [nr 3] bewoond en in eigendom van de familie [E] . (…) Taurus bouwadvies gaat er vanuit dat het uitgevoerde onderzoek aan de woonwagen [adres] [nr 3] representatief is voor de andere genoemde woonwagens. Wel is voor zover dit mogelijk was een vochtmeting aan de andere woonwagens uitgevoerd en is navraag bij de eigenaren/huurders gedaan of er mogelijk specifieke vochtklachten bestaan.
Ook dient gemeld te worden dat in opdracht van STEK Wonen op 18 november 2015 door Taurus bouwadvies onderzoek is uitgevoerd aan de (huur)woonwagen [adres] [nr 5] . Daar alle woonwagens [nr 5] t/m [nr 3] identiek zijn is op onderdelen gebruik gemaakt van de uitkomsten van dit onderzoek.
(…)
3 Conclusies
(…)
3.3
Samenvatting
Het door de deskundige uitgevoerde onderzoek aan de woonwagen gelegen aan de [adres] [nr 3] te [woonplaats] heeft geleid tot de volgende conclusies:
  • De buitenwanden van de woonwagen, bestaande uit een lichte houtachtige opbouw voldoen niet aan het gestelde in het Bouwbesluit 2003, waar een minimale warmteweerstand vereist wordt van 2.0 m²K/W. De huidige wandopbouw komt slechts aan een weerstand van Rc 1.30 m²K/W.
  • De nu aanwezige schimmelvorming en condensatie op de koudste vlakken van wanden en de kunststof buitenkozijnen is een direct gevolg van de onvoldoende warmteweerstand van de wanden. Zeker in relatie tot de hoogwaardige HR++ beglazing ontstaat al snel condensvorming en schimmel op de overgang kozijn en wand
  • Voor zover is vastgesteld kunnen worden, komen de tekeningen behorende tot de bouwvergunning alsmede de technische beschrijving niet overeen met wat werd gebouwd
  • Voor zover is vastgesteld kunnen worden, ontbreekt geheel of gedeeltelijk de dampremmende laag aan de warme zijde van de buitenwanden. Als gevolg hiervan, ontstaan door de daaruit volgende terugloop in warmteweerstand van de buitenwanden, extra energieverliezen alsmede op den duur aantasting en houtrot in deze wanden
  • De warmteverdeling in de woning, welke door middel van convectieradiatoren plaatsvindt, voldoet vooral in de woonkamer voor wat betreft warmteverdeling zeker niet aan de te stellen eisen. De woonkamer voldoet daarmee ook niet aan de normaal te verwachten “behaaglijkheid” uitgangspunten.
Uit het onderzoek is gebleken dat de in het onderzoek betrokken woonwagen [adres] [nr 3] zowel bouwkundig- als ook installatietechnisch geheel overeenkomt met de overige in het onderzoek betrokken woonwagens met huisnummer [nr 1] , [nr 4] , [nr 7] , [nr 2] , [nr 84] en [nr 6] .
Uit het onderzoek is ook gebleken dat de woonwagens zowel bouwkundig- als ook installatietechnisch geheel overeenkomen met de woonwagen [adres] [nr 5] , waar door Taurus bouwadvies op 18 november 2015 in opdracht van STEK Wonen reeds onderzoek werd uitgevoerd en gerapporteerd.
Aldus kan gesteld worden dat het indertijd uitgevoerde onderzoek aan de woonwagen [adres] [nr 5] alsmede het op 2 juni 2016 uitgevoerde onderzoek aan de woonwagen [nr 3] representatief is voor alle overige woonwagens aan de [adres] [nr 6] , [nr 84] , [nr 2] , [nr 7] , [nr 4] en [nr 1] .’
2.14.
Bij brief van 26 augustus 2016 heeft mr. Jaasma namens [A] c.s. Stek als aannemer en/of verkoper aansprakelijk gesteld voor de vochtklachten in de door [A] c.s. gekochte woonwagens en de daaruit voortvloeiende schade. Mr. Jaasma schrijft onder meer:
‘(…) De woonwagens zijn gekocht voor een bedrag van € 89.000 en naar het zich nu laat aanzien vrijwel niets meer waard. De oorzaak van de klachten zijn pas recentelijk duidelijk geworden. Bouwadviesbedrijf Taurus heeft in haar rapport van 16 juni 2016 duidelijk aangeven dat de klachten voortkomen uit een constructiefout. De opbouw en het materiaalgebruik van de buitenwanden is niet goed. De opbouw en constructie voldoet niet aan de wettelijke eisen en wijkt eveneens af van hetgeen aan de kopers vooraf is toegezegd. (…) De verkeerde constructie leidt ertoe dat de woonwagens extreem vochtig zijn, er schimmelvorming ontstaat en de isolatiewaarde ver beneden peil is.
Cliënten hebben daardoor al elf jaar in een vochtige en veel te koude woonwagen moeten wonen met alle gevolgen van dien. Zij hebben veel gezondheidsklachten ondervonden en hun stookkosten waren buitenproportioneel hoog. (…)
Voor zover nodig wordt u hierbij nogmaals in gebreke gesteld. U bent wat mij betreft ook reeds in verzuim nu u aan mijn cliënten per brief van 29 maart 2016 reeds iedere aansprakelijkheid van zich heeft afgeworpen. (…)
Nu een en ander niet meer hersteld kan worden en u dus niet meer kan nakomen, vragen cliënten een vervangende schadevergoeding ter grootte van de koopprijs. Hun gekochte woonwagens zijn immers volledig afgeschreven en zij vorderen een vervangende schadevergoeding op grond van BW 6:87 van € 89.000.
Daarnaast vorderen zij een vergoeding voor alle bijkomende kosten. (…)’

3.Het geschil

3.1.
[A] c.s. vorderen, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. een verklaring voor recht dat Stek aansprakelijk is voor alle schade die [A] c.s. lijden en hebben geleden en nog zullen lijden ten gevolg van de koop van de door hen bewoonde woonwagens aan de [adres] te [woonplaats] ; en
verwijzing naar de schadestaatprocedure voor het vaststellen van de omvang van de schadevergoedingsverplichting van Stek;
met veroordeling van Stek in de proceskosten.
3.2.
[A] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat Stek is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst, althans, (ten aanzien van [C] ) in haar verplichtingen uit de koopovereenkomst. De door Stek (op)geleverde woonwagens bevatten een verborgen gebrek. De warmteweerstand van de buitenwanden van de woonwagens is lager dan 2.0 m² K/W. De constructie van de woonwagens voldoet niet aan de minimale eisen van het Bouwbesluit 2003 en aan hetgeen tussen partijen is overeengekomen. Als gevolg van dit gebrek zijn en worden [A] c.s. geconfronteerd met ernstige en voortdurende schimmelvorming en vochtoverlast in de woonwagens. [A] c.s. hebben daardoor schade geleden, onder meer bestaande uit hogere stookkosten en een waardevermindering van hun woonwagens.
3.3.
Stek voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak is als kernvraag aan de orde of Stek (al dan niet als rechtsopvolger van Pago) als aannemer en/of verkoper tegenover [A] c.s. aansprakelijk is voor een gebrek in de aan [A] c.s. (op)geleverde woonwagens.
4.2.
Stek heeft betoogd dat aan de inhoudelijke beantwoording van deze vraag niet wordt toegekomen, omdat [A] c.s. te laat over het gebrek hebben geklaagd en daarom op grond van artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW) hun in verband met dit gebrek bestaande rechten hebben verloren. Bovendien hebben [E] c.s. geen contractuele relatie met Stek, zodat [E] c.s. Stek in elk geval niet aansprakelijk kunnen stellen, aldus Stek. De rechtbank zal deze - meest verstrekkende - verweren van Stek hierna eerst bespreken.
overdracht rechten aan [E] c.s.
4.3.
[E] c.s. hebben gesteld dat zij in 2006, met toestemming en met medewerking van Pago, bij de levering van de woonwagen de aanspraken op de aannemer van [X] c.s. hebben overgenomen. [E] c.s. verwijzen daartoe naar artikel 4 van de koopovereenkomst. Daarmee zijn [E] c.s., zo stellen zij, in de rechten van de eerste kopers ( [X] c.s.) getreden en kunnen zij Stek (als rechtsopvolger van Pago) als aannemer aanspreken op de aanwezigheid van een gebrek in de door Pago gebouwde, en later door [E] c.s. gekochte, woonwagen.
4.4.
Stek betwist dat zij tegenover [E] c.s. aansprakelijk is voor mogelijke gebreken in de woonwagen, omdat er geen contractuele relatie tussen Stek en [E] c.s. bestaat. Stek betwist dat Pago haar toestemming en medewerking heeft verleend aan de overdracht van de rechten en plichten uit de aannemingsovereenkomst aan [E] c.s. Stek is van mening dat [E] c.s. de verkopers van de woonwagen ( [X] c.s.) moeten aanspreken, indien zij menen dat sprake is van een verborgen gebrek in de geleverde woonwagen.
4.5.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit geschilpunt als volgt. Op grond de wet kan iemand een aan hem toekomend, tegen een bepaalde persoon uit te oefenen recht (zoals een aanspraak op een aannemer in verband met gebreken in de door de aannemer gebouwde woning) aan een ander leveren. Daarvoor is volgens artikel 3: 94 BW nodig: (i) levering van het recht in een leveringsakte en (ii) mededeling van die akte aan de schuldenaar.
4.6.
Voorop staat dat tussen partijen niet in geschil is dat [X] c.s. in artikel 4 van de koop- en leveringsakte van 15 september 2006 al hun aanspraken uit de door hen met Pago gesloten aannemingsovereenkomst aan [E] c.s. hebben overgedragen. Het geschil tussen partijen betreft de vraag of ook aan Pago mededeling is gedaan van die overdracht. Naar de rechtbank begrijpt, betogen [E] c.s. dat dit het geval is. Het bestaan van de vereiste mededeling aan Pago ligt immers besloten in hun stelling dat Pago met de overdracht van deze rechten heeft ingestemd. Omgekeerd ligt in de stellingen van Stek besloten dat zij de mededeling aan Pago betwist, maar die betwisting acht de rechtbank in dit geval onvoldoende gemotiveerd. Daartoe is mede redengevend dat [E] c.s. op de comparitiezitting - onvoldoende weersproken - hebben verklaard dat Pago ongeveer een jaar na hun aankoop van de woonwagen, naar aanleiding van klachten van [E] c.s. over de vochtproblemen in de woonwagen, samen met Tuinte de badkamertegels van [E] c.s. heeft vervangen. Niet in te zien valt, waarom Pago naar aanleiding van klachten van [E] c.s. tot herstel bij [E] c.s. zou zijn overgegaan, indien Pago meende dat zij op dat moment geen enkele contractuele relatie met [E] c.s. zou hebben en onbekend was met de overdracht van de aanspraken uit de aannemingsovereenkomst. De rechtbank is dan ook van oordeel dat als vaststaand kan worden aangenomen dat Pago genoegzaam op de hoogte was gesteld van het feit dat deze rechten bij de verkoop van de woonwagen aan [E] c.s. waren meegeleverd. Wat dit betreft kan bovendien nog – ten overvloede – worden gewezen op de correspondentie die mr. Jaasma voorafgaand aan deze procedure met Stek heeft gevoerd, waarin immers eveneens voldoende duidelijk melding is gemaakt van de positie van [E] c.s. en de overdracht van alle aanspraken op de bouwer/aannemer (Pago) door [X] c.s. aan [E] c.s.
4.7.
Aldus staat vast dat [E] c.s. op grond van het bepaalde in artikel 3: 94 BW de rechten uit de koop-/aannemingsovereenkomst van [X] c.s. hebben overgenomen, althans voor zover het de rechten uit de aannemingsovereenkomst betreft. De betreffende koop/-aannemingsovereenkomst tussen [X] c.s. en Pago is zelf niet in het geding gebracht, maar geen van partijen heeft bestreden dat de inhoud daarvan, voor zover relevant voor deze procedure, gelijkluidend is aan de koop-/aannemingsovereenkomsten die [A] en [D] destijds elk afzonderlijk met Pago hebben gesloten, ook voor wat betreft de bijgevoegde technische omschrijving van de te bouwen woonwagen. Dat zal hierna dan ook tot uitgangspunt dienen.
tijdigheid klacht (artikelen 6:89, 7:23 BW)
4.8.
Stek heeft verder betoogd dat [A] c.s. op grond van het bepaalde in artikel 6:89 BW, althans, in het geval van [C] , op grond van het bepaalde in artikel 7:23 BW, hun recht om schadevergoeding te vorderen wegens een gebrek in de aan hen geleverde woonwagens hebben verloren, omdat zij niet binnen bekwame tijd over dit gebrek hebben geklaagd. Uit de brief van mr. Jaasma van 26 augustus 2016 blijkt dat [A] c.s. al gedurende geruime tijd (elf jaar) vochtklachten, schimmelvorming en scheurvorming in hun woning ervoeren. [A] c.s. hebben echter pas op 4 maart 2016 voor het eerst bij Stek melding gemaakt van de geconstateerde gebreken in de woonwagens. Stek is door deze late klacht niet alleen in haar bewijspositie geschaad, maar ook in de mogelijkheden om haar onderaannemer Tuinte op de gestelde gebreken aan te spreken, aldus Stek.
4.9.
[A] c.s. betwisten dat zij niet tijdig hebben geklaagd. [A] c.s. voeren aan dat inderdaad al langere tijd sprake was van vochtproblemen, maar dat pas met het rapport van Taurus aan het licht is gekomen dat die vochtproblemen waren terug te voeren op een, tot dan toe verborgen, constructief gebrek in de woning. Na die ontdekking hebben [A] c.s. vervolgens voortvarend gehandeld en tijdig bij Stek geklaagd, aldus [A] c.s.
4.10.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 6:89 BW bepaalt dat de schuldeiser geen beroep kan doen op een gebrek in de prestatie (bijvoorbeeld een gebrekkige prestatie van een aannemer), indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken, bij de schuldenaar ter zake heeft geprotesteerd. Artikel 7:23 BW bevat een vergelijkbare regeling voor koopovereenkomsten. In de eerste volzin van het eerste lid van artikel 7:23 BW is, voor zover van belang, bepaald dat de koper er geen beroep meer op kan doen dat hetgeen is afgeleverd niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet binnen bekwame tijd nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven.
4.11.
Voor zowel de klachtplicht van artikel 7:23 BW als voor de klachtplicht van artikel 6:89 BW geldt dat de vraag of de schuldeiser binnen bekwame tijd over een gebrek heeft geklaagd, niet in algemene zin kan worden beantwoord. In de klachtplicht liggen twee verplichtingen besloten. De schuldeiser dient (i) ter beantwoording van de vraag of de hem geleverde prestatie aan de overeenkomst beantwoordt het in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van hem te verwachten onderzoek te verrichten (onderzoeksplicht) en (ii) nadat hij heeft ontdekt of bij een dergelijk onderzoek had behoren te ontdekken dat dit niet het geval is, daarvan tijdig kennis te geven aan de schuldenaar (meldingsplicht). De lengte van de termijn die de schuldeiser voor het onder (i) bedoelde onderzoek heeft hangt af van de omstandigheden van het geval. In dat verband kunnen onder meer de aard en waarneembaarheid van het gebrek en de wijze waarop dit gebrek aan het licht komt een rol spelen, evenals de deskundigheid van de schuldeiser. Ook is van belang in hoeverre de schuldeiser er op basis van bepaalde mededelingen van de schuldenaar of andere omstandigheden van het geval op mocht vertrouwen dat de prestatie/zaak aan de overeenkomst beantwoordt. Naarmate de schuldeiser er sterker op mag vertrouwen dat hem een deugdelijke zaak/prestatie is geleverd, zal van hem immers minder snel een (voortvarend) onderzoek naar eventuele gebreken worden verwacht. Bij dit alles is in belangrijke mate mede bepalend of de belangen van de verkoper zijn geschaad, en zo ja, in hoeverre. Als die belangen niet zijn geschaad, zal er niet spoedig voldoende reden zijn de koper een gebrek aan voortvarendheid te verwijten (vgl. Hoge Raad 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600 en Hoge Raad 29 juni 2007, ECLI:HR:2007: AZ7617).
4.12.
Als onweersproken staat vast dat [A] c.s. allemaal, vrij kort nadat zij de door hen gekochte woonwagens betrokken, vochtklachten hebben ervaren, die zich onder meer uitten in schimmelvorming en oxidatie van stopcontacten. Uit de verklaringen van [A] c.s. blijkt ook dat deze klachten, ondanks voldoende ventilatie en andere maatregelen (zoals extra stoken van de verwarming) bleven aanhouden. Echter, eveneens staat als onvoldoende weersproken vast dat Pago naar aanleiding van de vochtklachten in 2005 de badkamer van [D] heeft vervangen en dat Pago (en later diens rechtsopvolger Stek) tevens vanaf 2005 veelvuldig contact heeft gehad met de huurder van de woonwagen aan de [adres] [nr 5] , die in zijn woonwagen met vergelijkbare vochtklachten als [A] c.s. kampte. Tussen partijen is niet in geschil dat Stek naar aanleiding van de klachten van deze huurder over de vochtoverlast onder meer in 2010/2011 een onderzoek op de [adres] [nr 5] heeft laten uitvoeren door bouwkundig onderzoeksbureau Alphaplan. Gesteld noch gebleken is dat Alphaplan bij dit onderzoek aanwijzingen heeft gevonden voor een constructief gebrek in de woonwagen aan de [adres] [nr 5] , die, zo staat als onvoldoende weersproken vast, op dezelfde wijze en in dezelfde periode als de woonwagens van [A] c.s. door Pago/Tuinte is gebouwd. Stek heeft ter comparitie verklaard dat zij naar aanleiding van de bevindingen van Alphaplan de ventilatie en de badkamer van de [adres] [nr 5] heeft verbeterd. Vast staat dat [A] c.s. als medebewoners van de [adres] volledig op de hoogte waren van de verschillende onderzoeken die Pago/Stek vanaf 2005 naar de vochtproblemen bij andere (huur)woonwagens heeft uitgevoerd en van de maatregelen die Pago/Stek naar aanleiding van die onderzoeken had genomen. [A] c.s. wisten dus dat Pago/Stek tussen 2005 en 2015 meermalen onderzoek had gedaan naar vergelijkbare vochtoverlast (in onder meer de woonwagen aan de [adres] [nr 5] ), maar dat Pago/Stek, ook na een deskundig onderzoek door Alphaplan, geen concrete aanknopingspunten had gevonden dat de vochtklachten door een constructief gebrek in de woonwagen werden veroorzaakt. Kennelijk heeft Pago/Stek, tot aan het eerste onderzoek van Taurus, de oplossing voor de vochtproblemen in verbeterde ventilatie en vervanging/aanpassing van de badkamer gezocht.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank valt zonder nadere motivering, die Stek niet heeft gegeven, niet in te zien dat [A] c.s. onder deze omstandigheden het thans aan de orde zijnde constructieve gebrek al voor het eerste onderzoek van Taurus naar de huurwoonwagen aan de [adres] [nr 5] in 2015 hadden behoren te ontdekken. Weliswaar was sprake van ernstige vochtoverlast die ondanks extra ventilatie en andere maatregelen bleef voortduren, maar [A] c.s. hadden gezien de bij hen bekende resultaten van het tot dan toe door Stek uitgevoerde onderzoek naar vergelijkbare klachten op de [adres] , onvoldoende reden om te veronderstellen dat die klachten voortkwamen uit een verborgen constructief gebrek in de woonwagen, waarvoor Stek als bouwer/verkoper mogelijk aansprakelijk was. Derhalve kan niet aan [A] c.s. worden verweten dat zij de mogelijkheid van een dergelijk gebrek voor de bekendwording van de resultaten van het eerste onderzoek van Taurus, eind 2015/begin 2016, niet verder hebben onderzocht.
4.14.
Tussen partijen is niet in geschil dat [A] c.s. na kennisneming van de uitslag van het in 4.13 genoemde onderzoek van Taurus wel een voldoende duidelijk vermoeden hadden dat de aan hen geleverde woonwagens mogelijk een verborgen constructief gebrek bevatten. [A] c.s. hebben vervolgens voldoende voortvarend gehandeld. Het onderzoek van Taurus is eind november 2015 uitgevoerd, en [A] c.s. hebben - zo is niet in geschil - na het bekendwording met de uitkomsten van dit onderzoek op 4 maart 2016 een klacht in de zin van de artikelen 7:23 en 6:89 BW bij Stek neergelegd. Daarmee hebben zij naar het oordeel van de rechtbank, alles overwegende, voldoende tijdig na het moment van ontdekking van het gebrek hierover bij Stek geklaagd. Het beroep van Stek op schending van de klachtplicht wordt derhalve verworpen.
gebrekkige prestatie door Pago/Stek
4.15.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de beantwoording van de inhoudelijke vraag van dit geschil, namelijk of Stek jegens [A] c.s. is tekortgekomen in de nakoming van haar contractuele verplichtingen. Daarbij dient het volgende tot uitgangspunt. [A] , [D] en de rechtsvoorgangers van [E] c.s. hebben een koop-/aannemingsovereenkomst met de rechtsvoorganger van Stek gesloten. Die overeenkomst bestaat in wezen uit twee afzonderlijke gekoppelde contracten: enerzijds een koopovereenkomst voor een perceel grond en anderzijds een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een opstal (een woonwagen) op het gekochte perceel. Naar de rechtbank begrijpt, doen [A] , [B] , [D] en [E] c.s. voor hun vordering primair een beroep op een tekortkoming in de nakoming van de laatstgenoemde aannemingsovereenkomst. De rechtbank zal die grondslag nu beoordelen.
4.16.
In dat verband staat voorop dat Stek de juistheid van de bevindingen en conclusies die Taurus in haar rapport ten aanzien van de woning van [E] c.s. heeft getrokken, niet heeft bestreden. Die conclusies van Taurus houden onder meer in, kort gezegd, dat:
  • de warmteweerstand van de buitenwanden Rc 1.30 m²K/W bedraagt en daarmee niet voldoet aan de minimale warmteweerstandseis die in het Bouwbesluit 2003 wordt gesteld;
  • de dampremmende laag aan de warme zijde van de buitenwanden (gedeeltelijk) ontbreekt, waardoor extra energieverlies en optreedt en het hout van de wand wordt aangetast;
  • de warmteverdeling door de convectieradiatoren in de woonwagen niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
4.17.
Stek heeft ter comparitie aangevoerd dat de warmteweerstand ten tijde van de oplevering van de woonwagens wel Rc 2.0 m²K/W bedroeg. Stek heeft deze stelling echter niet onderbouwd (anders dan met de - ontoereikende - stelling dat Tuinte heeft verklaard dat overeenkomstig de specificaties is gebouwd), terwijl Stek bovendien niet heeft gemotiveerd dat - zoals door [A] c.s. wordt betwist - de warmteweerstand van een buitenwand door tijdsverloop (met een dergelijke waarde) kan afnemen. Aldus wordt op grond van het rapport van Taurus als vaststaand aangenomen dat de warmteweerstand van de buitenwand van de woonwagen van [E] c.s. ten tijde van de oplevering Rc 1.30 m²K/W, of in elk geval een waarde beneden het door het Bouwbesluit 2003 vereiste minimumniveau van Rc
2
m²K/W bedroeg.
4.18.
Hoewel vaststaat dat Taurus de woonwagens van [A] , [D] en [C] niet (uitgebreid) heeft onderzocht, kan naar het oordeel van de rechtbank met een voldoende mate van zekerheid worden geoordeeld dat de onder 4.16 genoemde bevindingen en conclusies van Taurus van overeenkomstige toepassing zijn op deze woonwagens. Vast staat immers dat Taurus bij de twee woonwagens die uitgebreid zijn onderzocht ( [adres] [nr 3] en [nr 5] ) exact dezelfde gebreken heeft geconstateerd, terwijl Taurus eveneens heeft gesteld - en Stek daartegenover niet gemotiveerd heeft weersproken - dat uit onderzoek is gebleken dat de overige zes woonwagens (waar zich althans voor zover het de woonwagens van [A] , [D] en [C] betreft, vergelijkbare vochtproblemen voordoen) zowel bouwkundig- als installatietechnisch gelijk zijn aan de onderzochte woonwagens aan de [adres] [nr 5] en [nr 3] . Derhalve kan als vaststaand worden aangenomen dat de woonwagens van [A] c.s. dezelfde (constructieve) gebreken bevatten als de woonwagen van [E] c.s.
4.19.
Uit het bovenstaande volgt dat Pago haar verplichtingen uit de met [A] , [D] en (de rechtsvoorgangers van) [E] c.s. gesloten aannemingsovereenkomsten niet is nagekomen. Pago heeft zich daarin immers jegens deze opdrachtgevers verbonden om een woonwagen op te leveren conform de technische omschrijving die bij de overeenkomsten is gevoegd. In die technische omschrijving staat onder meer dat de warmteweerstand van de buitenwand van de te bouwen woonwagen 2.0 m²K/W zal bedragen. De buitenwand van de door Pago aan [A] , [D] en [X] c.s. opgeleverde woonwagens voldoet niet aan die toezegging, want de warmteweerstand van de geplaatste buitenwand bedraagt Rc 1.30 m²K/W. Daarmee is Pago eveneens haar (expliciet in de aannemingsovereenkomst opgenomen) verplichting dat de woonwagens met inachtneming van alle destijds geldende overheidsvoorschriften zou worden opgeleverd, niet nagekomen. In artikel 5.2. lid 4 van het ten tijde van de oplevering geldende Bouwbesluit 2003 was immers (eveneens) bepaald dat de uitwendige scheidingsconstructie van een woonwagen een warmteweerstand van ten minste 2 m² K/W heeft. Tussen partijen is eveneens onweersproken dat ook de andere door Taurus genoemde gebreken, namelijk het (gedeeltelijk) ontbreken van een damp-remmende laag en de ongelijkmatige warmteverdeling van de convectieradiatoren, niet voldoen aan de tussen partijen overeengekomen eisen van goed en deugdelijk werk.
koopovereenkomst [C] , risicoaanvaarding verborgen gebreken?
4.20.
Anders dan de hiervoor genoemde eisers, heeft [C] de woonwagen op basis van een koopovereenkomst van Stek verkregen. Vast staat, zoals hiervoor is overwogen, dat de door [C] van Stek gekochte woonwagen eveneens de onder 4.16 omschreven constructieve gebreken bevat. [C] stelt dat Stek aldus is tekortgekomen in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomst, omdat de geleverde woonwagen, gelet op door het gebrek veroorzaakte vochtproblemen, niet voldoet aan wat tussen partijen is overeengekomen.
4.21.
Stek betwist dat zij haar verplichtingen uit de koopovereenkomst niet is nagekomen. In dat verband voert Stek, als meest verstrekkende verweer, aan dat uit artikel 19 van de tussen Stek en [C] gesloten koopovereenkomst volgt dat partijen bij de koop zijn overeengekomen dat [C] het risico op onbekende verborgen gebreken in de woonwagen op zich heeft genomen en dat partijen de aanvaarding van dit risico in de koopprijs hebben verdisconteerd.
4.22.
[C] betwist dat partijen zijn overeengekomen dat het bestaan van mogelijke verborgen gebreken voor zijn rekening en risico zou komen. Hij stelt dat het bedrag dat hij voor de woonwagen heeft betaald, een gangbaar en behoorlijk bedrag is voor een gebruikte woonwagen van deze leeftijd.
4.23.
Nu partijen aldus allebei een andere lezing hebben op wat zij met betrekking tot het risico van verborgen gebreken zijn overeengekomen, zal de rechtbank de koopovereenkomst op dit onderdeel moeten uitleggen. Daarbij komt het niet uitsluitend aan op een zuiver taalkundige uitleg van de bewoordingen van de koopovereenkomst. Het gaat erom welke zin partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de koopovereenkomst mochten toekennen en wat zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dat de bewoordingen van de koopovereenkomst op zichzelf niet doorslaggevend zijn, neemt echter niet weg dat zij wel van belang kunnen blijven voor de uiteindelijke uitleg van wat partijen zijn overeengekomen.
4.24.
De rechtbank stelt voorop dat uit de tekst van artikel 19 van de koopovereenkomst niet volgt dat ook een verborgen gebrek als hier aan de orde voor rekening en risico van de koper komt. Artikel 19 spreekt immers alleen over gebreken aan de woonwagen waarvan de verkoper op de hoogte zou zijn geweest als hij de woonwagen zelf feitelijk had gebruikt. Het moet dus gaan om gebreken die, bij gebruik, voor een bewoner
kenbaarwaren geweest en waarover hij een koper alsdan had kunnen informeren. Dit geschil heeft echter betrekking op een verborgen constructief gebrek in de buitenwand van de woonwagen dat pas na onderzoek door Taurus in 2015 aan het licht is gekomen. Zoals volgt uit hetgeen in
rov. 4.12 is overwogen, is dit geen gebrek waarvan Stek op de hoogte zou zijn geweest (en waarover Stek de koper derhalve had kunnen inlichten) als Stek de woonwagen zelf had gebruikt. Dit gebrek valt, afgaande op de bewoordingen van de clausule, dus niet onder de reikwijdte van artikel 19 van de koopovereenkomst.
4.25.
De rechtbank ziet in de betaalde koopprijs verder ook geen aanwijzing dat partijen een ruimere strekking aan artikel 19 hebben willen geven en ook het risico op niet kenbare verborgen gebreken bij de koper hebben willen leggen. Inderdaad heeft [C] , in vergelijking tot de andere in deze procedure betrokken kopers, in totaal € 26.500,- minder betaald voor zijn woonwagen en bijbehorende perceel grond. [C] heeft opgeteld een bedrag van € 112.500,- betaald, terwijl de woonwagens en grond in 2005 voor € 139.000,- door Pago zijn verkocht. Bij die prijsvermindering moet echter rekening worden gehouden met de afschrijving op de woonwagen. [C] kocht zijn woonwagen immers pas acht jaar na de bouw, in gebruikte staat. Ook indien er (veronderstellenderwijs) van wordt uitgegaan dat – zoals Stek stelt – de woonwagens na dertig jaar moeten worden vervangen, betekent dit (ervan uitgaande dat de lagere prijs volledig betrekking heeft op de woonwagen, en de waarde van de grond gelijk is gebleven) dat de prijs van de woonwagen van [C] na acht jaren ongeveer met 30% is verminderd ten opzichte van de nieuwprijs. Een dergelijke waardedaling komt de rechtbank voor als een alleszins gebruikelijk afschrijvingspercentage voor een woonwagen van deze leeftijd en deze levensduur. Met andere woorden, de door [C] betaalde koopprijs lijkt goed aan te sluiten bij de ouderdom en gebruikte staat van de door hem gekochte woonwagen. Zonder nadere motivering, die Stek niet heeft gegeven, valt daarom niet in te zien dat partijen in de koopprijs (eveneens) hebben verdisconteerd dat [C] , anders dan de bewoordingen van artikel 19 suggereren, bij de koop ook het risico op verborgen, niet-kenbare, gebreken op zich heeft genomen. Stek heeft verder ook geen feiten en omstandigheden aangedragen waaruit blijkt dat artikel 19 op een dergelijke vergaande wijze kan worden uitgelegd. De conclusie luidt dan ook, dat er geen steun is te vinden voor de stelling van Stek dat het onderhavige verborgen gebrek op grond van artikel 19 van de koopovereenkomst voor rekening en risico van [C] komt.
non-conforme levering aan [C] ?
4.26.
Daarmee ligt ter beantwoording voor of [C] Stek als verkoper aansprakelijk kan houden voor de aanwezigheid van het meergenoemde verborgen gebrek. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
4.27.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 BW moet de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden (conformiteitseis). In dit verband is van belang, dat Stek in artikel 5.3 van de koopovereenkomst aan [C] heeft gegarandeerd dat de door hem gekochte woonwagen ten tijde van de levering de feitelijke eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik als woonruimte nodig zijn. De woonwagen die Stek aan [C] heeft geleverd voldoet niet aan die maatstaf. Op basis van het (onweersproken) rapport van Taurus staat vast dat door de gebrekkige isolatie van de wandopbouw condensatie en schimmelvorming optreedt op de koudste vlakken van de wanden en de kozijnen van de woonwagen en dat, bij een dip in de verwarming, sneller onbehaaglijkheid en (op plekken) condensatie kan ontstaan, ook doordat de radiatoren voor een zeer onvoldoende gelijkmatige verwarming zorgdragen. Weliswaar wordt in het rapport van Taurus ook gemeld dat gebruiksfactoren, zoals de mate van ventilatie, de temperatuur in de woonwagens en de inrichting en het gebruik van de woonwagen van invloed kunnen zijn op de luchtvochtigheid, maar dat neemt niet weg dat op basis van de door Taurus omschreven aard en gevolgen van de constructieve gebreken en de toelichting van [A] c.s. over de bij hen ontstane vochtoverlast, in voldoende mate vaststaat ook een normale mate van ventilatie en verwarming op verschillende plekken in de woonwagen schimmelvorming en andere vochtoverlast blijft ontstaan. Bovendien kan, zo volgt uit het rapport van Taurus, de gebrekkige opbouw van de buitenwanden als gevolg van inwendige condensatie op termijn tot houtrot en deformatie van de materialen in de wandopbouw leiden. [C] heeft – onvoldoende weersproken – verklaard dat de door Taurus omschreven problemen zich ook bij hem voordoen, aangezien er vochtplekken zichtbaar zijn achter zijn bed en zijn kasten en dat daarnaast het hout van de buitenwand van zijn woonwagen verpulvert. Uit dit een en ander volgt dat het aanwezige (bij de levering verborgen) constructieve gebrek een normaal gebruik van de woonwagen als woning in de weg staat. [C] mag op grond van de eis van normaal gebruik immers verwachten dat hij een woonwagen krijgt die bij een normale mate van ventilatie en verwarming aan de eisen van behaaglijkheid voldoet en gevrijwaard blijft van vochtproblemen van de hiervoor omschreven aard en omvang. In dat verband hebben [A] c.s. overigens terecht gesteld dat ook de omstandigheid dat Stek na het rapport van Taurus heeft besloten tot vervroegde vervanging van de huurwoonwagens, de conclusie ondersteunt dat de destijds door Pago gebouwde woonwagens niet (afdoende) aan de voor normaal gebruik te stellen normen voldoen.
4.28.
Aldus staat vast dat Stek als verkoper haar verplichtingen tegenover [C] niet is nagekomen, omdat Stek aan [C] een woonwagen heeft geleverd die, in strijd met de garantie in artikel 5.3 van de koopovereenkomst, als gevolg van een ontoereikende isolatie in de buitenwandopbouw niet geschikt is voor normaal gebruik.
toewijsbaarheid vordering, aannemelijkheid schade
4.29.
[A] c.s. stellen dat zij door de hiervoor vastgestelde tekortkoming van Stek op verschillende vlakken schade hebben geleden. Omdat de omvang van die schade thans nog niet eenvoudig valt vast te stellen, vorderen [A] c.s. in deze procedure een verwijzing naar de schadestaatprocedure zodat de schade aldaar kan worden begroot.
4.30.
Voorop staat dat Stek op grond van artikel 6:74 BW in beginsel tot vergoeding van schade aan [A] c.s. kan worden verplicht, nu vaststaat dat Stek haar verplichtingen uit respectievelijk de aannemingsovereenkomst en de koopovereenkomst jegens [A] c.s. niet is nagekomen en tussen partijen onweersproken is dat Stek, voor zover de nakoming niet al blijvend onmogelijk was, in verzuim is komen te verkeren.
4.31.
Indien de door de tekortkoming geleden schade niet direct kan worden begroot, kan verwijzing naar de schadestaatprocedure worden gevorderd. Voor verwijzing naar de schadestaat is voldoende dat de mogelijkheid aannemelijk is dat schade is geleden. [A] c.s. hebben gesteld dat zij als gevolg van de door de constructieve gebreken veroorzaakte vochtoverlast over de afgelopen jaren meer energie- en stookkosten hebben gehad en diverse aanvullende voorzieningen hebben moeten treffen om de vochtproblemen te beperken. Daarnaast hebben [A] c.s. gesteld dat door de aanwezigheid van het verborgen gebrek en de daaruit voortvloeiende vochtproblemen de waarde van hun woonwagen is verminderd. Aldus hebben [A] c.s. naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat zij door de wanprestatie van Stek mogelijk schade hebben geleden. De rechtbank zal Stek daarom veroordelen tot vergoeding van schade, op te maken bij staat.
4.32.
Wel merkt de rechtbank in verband met de door [A] , [D] en [E] c.s. gevorderde schadevergoeding wegens waardevermindering van hun woonwagens nog het volgende op. Ingevolge artikel 7:759 lid 1 BW moet Stek als aannemer in beginsel de gelegenheid krijgen om na de oplevering ontdekte gebreken binnen een redelijke termijn zelf te herstellen. [A] c.s. hebben in deze procedure verder niet gesteld dat zij Stek al een dergelijke redelijke (concrete) termijn voor eigen herstel hebben gegeven, noch hebben [A] c.s. gesteld dat (en zo ja, waarom) in dit geval niet in redelijkheid meer van hen kan worden gevergd dat zij Stek nog de mogelijkheid tot herstel van de gebreken bieden. Hoewel [A] c.s. van mening zijn dat herstel niet mogelijk is, is thans nog niet uitgesloten dat Stek een eventuele waardevermindering van de woonwagen (gedeeltelijk) ongedaan kan maken door de constructieve gebreken in de buitenwand zelf te herstellen. Deze kwestie behoeft in dit stadium van de procedure, waarin alleen de aansprakelijkheidsvraag voorligt, echter geen verdere bespreking.
4.33.
[A] c.s. hebben naast de verwijzing naar de schadestaatprocedure ook gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat Stek aansprakelijk is voor alle schade die [A] c.s. lijden en hebben geleden doordat zij een gebrekkige woonwagen van Pago/Stek geleverd hebben gekregen. Dat Stek aansprakelijk is voor
alledoor [A] c.s. geleden schade, is niet komen vast te staan, aangezien niet kan worden vastgesteld dat alle schade die [A] c.s. stellen te hebben ondervonden in causaal verband staat met de wanprestatie van Stek en/of volledig vergoedbaar is. Dat staat echter niet aan afgifte van een verklaring voor recht in de weg. Een redelijke uitleg van het petitum brengt immers mee dat daarin - subsidiair - besloten ligt dat voor recht wordt verklaard dat Stek jegens [A] c.s. (elk afzonderlijk) aansprakelijk is voor de schade die zij (opnieuw elk afzonderlijk) als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van Stek hebben geleden, zulks met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke regels. Het meerdere (aansprakelijkheid voor alle schade) omvat immers ook het mindere (aansprakelijkheid voor de schade die op grond van de wet voor vergoeding in aanmerking komt). De rechtbank zal de gevorderde verklaring daarom op de hierna in het dictum geformuleerde wijze toewijzen.
4.34.
De verklaring voor recht betreft ook [B] , aangezien tussen partijen niet in geschil dat ook hij, gelet op de ten tijde van de koop-/aannemingsovereenkomst tussen hem [A] bestaande gemeenschap van goederen, een vorderingsrecht op Stek heeft.
4.35.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Stek veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. begroot op € 96,57 aan explootkosten, € 288,- aan griffierecht en € 904,- aan salaris advocaat (2 punten x liquidatietarief € 452.-), aldus in totaal € 1.288,57.

5.De beslissing

De rechtbank,
5.1.
verklaart voor recht dat Stek aansprakelijk is voor de schade die [A] c.s. ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming van Stek lijden en hebben geleden;
5.2.
veroordeelt Stek tot schadevergoeding aan [A] c.s., nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.3.
veroordeelt Stek in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. begroot op € 1.288,57;
5.4.
verklaart de veroordelingen onder 5.2 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2017.