Op 24 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een poging tot inbraak in een woning in Den Haag op 16 mei 2016. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waaronder 9 februari 2017 en 27, 28, 29 september en 13 oktober 2017. De officier van justitie, mr. D.M. van Gosen, vorderde een veroordeling van de verdachte, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L. Tricoli, pleitte voor vrijspraak.
De tenlastelegging betrof een poging tot inbraak in een woning aan de [adres 2] in Den Haag, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd hennepplanten weg te nemen. Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat er meerdere personen betrokken waren bij de poging tot inbraak, maar er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de gebruiker was van een telefoonnummer dat in verband werd gebracht met de inbraak. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak vast te stellen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan, en sprak hem vrij van de beschuldigingen. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. D.A.C. Koster, en in aanwezigheid van de rechters mr. E.M.A. Vinken en mr. R.E. Perquin, met mr. T. Ketelaars als griffier.