ECLI:NL:RBDHA:2017:12053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
24 oktober 2017
Zaaknummer
09/767295-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in poging tot inbraak met hennepplanten in Den Haag

Op 24 oktober 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van een poging tot inbraak in een woning in Den Haag op 16 mei 2016. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waaronder 9 februari 2017 en 27, 28, 29 september en 13 oktober 2017. De officier van justitie, mr. D.M. van Gosen, vorderde een veroordeling van de verdachte, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L. Tricoli, pleitte voor vrijspraak.

De tenlastelegging betrof een poging tot inbraak in een woning aan de [adres 2] in Den Haag, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd hennepplanten weg te nemen. Tijdens het onderzoek werd vastgesteld dat er meerdere personen betrokken waren bij de poging tot inbraak, maar er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de gebruiker was van een telefoonnummer dat in verband werd gebracht met de inbraak. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak vast te stellen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan, en sprak hem vrij van de beschuldigingen. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. D.A.C. Koster, en in aanwezigheid van de rechters mr. E.M.A. Vinken en mr. R.E. Perquin, met mr. T. Ketelaars als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/767295-16
Datum uitspraak: 24 oktober 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 februari 2017 (pro forma) en 27, 28, 29 september 2017 en 13 oktober 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr.
D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. L. Tricoli, advocaat te Alphen aan den Rijn, en door verdachte naar voren is gebracht.
Deze strafzaak is inhoudelijk gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de strafzaken tegen de verdachten [medeverdachte 1] (parketnummer 09/767300-15), [medeverdachte 2] (gevoegde parketnummers 09/767150-16 en 09/765012-16), [medeverdachte 3] (gevoegde parketnummers 09/767194-16 en 09/837061-16) en [medeverdachte 4] (gevoegde parketnummers 09/767195-16 en 09/766022-16).

2.De tenlastelegging

Verdachte wordt, kort en zakelijk gezegd, verweten dat hij:
- op 16 mei 2016 in Den Haag, al dan niet tezamen en in vereniging, in een woning aan de [adres 2] , gedurende de nacht, heeft geprobeerd in te breken om daar een hoeveelheid hennepplanten weg te nemen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen als bijlage I bij dit vonnis en maakt daarvan deel uit.

3.Vrijspraak

3.1
Inleiding
In de nacht van 16 mei 2016 is er door een aantal personen geprobeerd in te breken in de woning aan de [adres 2] in Den Haag. Twee personen zijn door een raam naar binnen geklommen en één persoon is buiten blijven staan. Uiteindelijk is er niets weggenomen. Voorafgaand, tijdens en na de poging tot inbraak is er veelvuldig telefonisch contact geweest tussen - onder meer - deze drie personen. Eén van de telefoonnummers die werden gebruikt is het nummer [telefoonnummer] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij is van mening dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] betrokken is geweest bij de poging tot inbraak en dat verdachte de gebruiker was van dit telefoonnummer.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken nu hij niet de gebruiker is van het telefoonnummer
[telefoonnummer] en zulks ook op geen enkele wijze uit het dossier kan volgen. Ook overigens blijkt nergens uit dat verdachte bij de poging tot inbraak betrokken is geweest, aldus de raadsman.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier, met name uit de daarin aanwezige tapgesprekken en zendmastlocaties, kan worden afgeleid dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] betrokken is geweest bij de ten laste gelegde poging tot inbraak. De vraag is evenwel of verdachte die nacht de gebruiker was van deze telefoon.
Vooropgesteld moet worden dat er geen stemherkenning heeft plaatsgevonden, dat niet is gebleken dat een telefoon met dit nummer bij verdachte is aangetroffen noch dat dit telefoonnummer op zijn naam heeft gestaan. Uit het dossier blijkt wel dat de gebruiker van dit nummer op drie verschillende dagen in totaal 22 keer contact heeft gezocht met het nummer van [betrokkene] , de vrouw van verdachte. Wat de inhoud is geweest van de gevoerde gesprekken blijkt niet. Anders dan de officier van justitie heeft betoogd kan dus niet worden vastgesteld dat tussen de gebruikers sprake is van typische “man-vrouw gesprekken”. Ook de hoeveelheid van de contacten is niet van dien aard dat deze de conclusie rechtvaardigen dat het dan wel contacten tussen man en vrouw moeten zijn geweest. Meer dan een aanwijzing in de richting van verdachte levert dit niet op. Voor het overige is niet meer of anders vastgesteld dan dat verdachte een bekende is van [medeverdachte 4] die ook betrokken zou zijn geweest bij deze poging tot inbraak. Verdachte is met hem respectievelijk op 18 januari 2016 en 4 april 2016, derhalve geruime tijd voor het ten laste gelegde feit, door de politie gecontroleerd in een auto en [medeverdachte 4] heeft de vrouw van verdachte een keer gebeld om te vragen of “hij” thuis is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze feiten en omstandigheden onvoldoende voor de vaststelling dat verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer] , laat staan dat dit in de nacht van 16 mei 2016 het geval was. Nu overigens van verdachtes betrokkenheid bij de poging tot inbraak niets blijkt, zal de rechtbank verdachte van het hem ten laste gelegde feit vrijspreken.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.A.C. Koster, voorzitter,
mr. E.M.A. Vinken, rechter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. T. Ketelaars, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 oktober 2017.
Bijlage I (de tenlastelegging):
(ZD 2)
hij op of omstreeks 16 mei 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] , gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd, weg te nemen een hoeveelheid hennep(planten), althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen hennep(planten), althans dat goed onder zijn/hun bereik te brengen door middel van inklimming via een raam
, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid(rechtbank: ter terechtzitting van 9 februari 2017 aangemerkt als kennelijke verschrijving).