ECLI:NL:RBDHA:2017:11962
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Onzakelijke lening en afwaardering bij belastingaanslag
In deze zaak heeft eiser in 2010 een lening voor onbepaalde tijd verstrekt aan een horecabedrijf waarin hij een 50% belang heeft. Er zijn geen aflossingen bedongen en geen zekerheden gesteld. In 2013 heeft eiser de lening afgewikkeld ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur van de Belastingdienst de afwaardering van de lening bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen terecht niet heeft geaccepteerd. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een onzakelijke lening, omdat eiser een debiteurenrisico heeft gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen, zelfs niet tegen een hogere rente. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser en een medevennoot in 2010 een horecabedrijf hebben opgezet en dat zij beiden 50% van de aandelen in de vennootschap bezitten. De lening van eiser aan de vennootschap was voor onbepaalde tijd en er waren geen aflossingen of zekerheden overeengekomen. De vennootschap had in de jaren voorafgaand aan de lening aanzienlijke verliezen geleden en is uiteindelijk failliet gegaan. Eiser heeft de lening in zijn aangifte voor het jaar 2013 afgewaardeerd naar nihil, maar de inspecteur heeft deze afwaardering niet geaccepteerd bij het opleggen van de aanslag.
De rechtbank heeft overwogen dat de voorwaarden waaronder de lening is verstrekt, duiden op een onzakelijke lening. Eiser heeft een debiteurenrisico aanvaard dat niet in lijn is met wat een onafhankelijke derde zou hebben gedaan. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiser geen bijzondere omstandigheden heeft aangetoond die zouden kunnen wijzen op andere motieven dan aandeelhoudersmotieven. De rechtbank heeft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 als juist beoordeeld en het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.