In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 20 september 2017, hebben eisers, een Ethiopisch echtpaar, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om hun asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van hun aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eisers, die in een kwetsbare positie verkeren vanwege de geboorte van hun kind, voerden aan dat de overdracht aan Italië niet mogelijk was zonder individuele garanties, gezien de beperkte opvangcapaciteit voor kwetsbare asielzoekers in Italië. Ze verwezen naar verschillende rapporten en documenten die hun standpunt ondersteunden.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had dat de situatie in Italië niet zodanig was verslechterd dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat eisers een reëel risico zouden lopen op onmenselijke of vernederende behandeling in Italië. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten om de asielaanvragen van eisers niet in behandeling te nemen, aangezien Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van hun aanvraag. Het beroep van eisers werd ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Dublinverordening en de verantwoordelijkheden van lidstaten in het asielproces, evenals de overwegingen die een rol spelen bij de beoordeling van de situatie van asielzoekers in andere EU-lidstaten.