Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[A],
[B],
[A],
[B],
1.De procedure in de hoofdzaak
- het vonnis in het incident van 19 oktober 2016;
- de conclusie van antwoord van [B.V.I c.s.] , met producties;
- de conclusie van antwoord van [A] en Detoma, met producties;
- de conclusie van antwoord van [B] , met producties;
- het tussenvonnis van 14 december 2016, waarbij de rechtbank een comparitie van partijen heeft gelast;
- de brief van mr. Verhaar namens HDI van 24 mei 2017, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 juni 2017.
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding van 22 november 2016, met producties;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 14 december 2016, waarbij de rechtbank een comparitie van partijen heeft gelast;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- het proces-verbaal van de comparitie van 8 juni 2017.
3.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
financieel, personeel, leidinggevend en administratief terrein, al dan niet voor derden, en het geven van advies daarover”.
“is wel wat nachtwerk geworden maar in ieder geval ahrend en projectstoffering is op de rit… morgen weer verder”.Het e-mailbericht, met als bijlage een aantal facturen van Detoma,
Niet meer weggooien – als je vrijdag bij mij bent laat ik wel zien hoe je het veilig moet opbergen.”
Het betalen van een fee is in onze branche een normale gang van zaken, vandaar dat ik daar ook niet vreemd tegenaan kijk. Uit de contacten die ik met de heer [C] had hierover was het mij duidelijk dat de directie van HDI (de heer [B] jr. en later de heer [F] ) op de hoogte waren van de afspraak met de heer [A] sr. over de doorberekening van de fee aan HDI. Hierover werd binnen ons bedrijf niet geheimzinnig gedaan.”
Vraag verbalisanten:
Dank voor de vriendelijke ontvangst en bespreking bij u op kantoor. Ten behoeve van u en mij zet ik de belangrijkste punten die wij hebben besproken op een rijtje:
- Uw controller (dhr. [E] ), uw advocaat (mr. [advocaat ] ) en uzelf hebben uitgelegd dat [B.V. II] (VDL) volledig te goeder trouw is geweest wat betreft de facturen van Detoma aan VDL, waarbij bemiddelingsprovisie in rekening werd gebracht à 15% over iedere opdracht van HDI aan VDL.
- Van uw kant is ook gezegd dat u er niet mee bekend was dat [A] commissaris bij HDI was.
- Verder heeft u toegelicht dat het gebruikelijk is in de branche om bemiddelingsprovisie te betalen aan een organisatie-of bemiddelingsbureau, dat het gebruikelijk is dat deze kosten vervolgens worden verwerkt in de factuur aan de opdrachtgever en uiteindelijk door deze gedragen, en dat het in dit geval ook zo is gegaan met de facturen van VDL aan HDI.”
Op vragen van mr. [...] antwoord ik als volgt.
4.Het geschil
in de hoofdzaak
5.De beoordeling
Ik weet niet of [A] toestemming had van de Raad van Commissarissen. Ik heb het hem ook niet gevraagd”(HDI productie 19, blz. 6). Daarnaast heeft HDI erop gewezen dat [C] over een sms-bericht van [Y] aan hem van 11 december 2013 heeft verklaard:
“Dit was volgens mij nadat [A] uit de Raad van Commissarissen vertrok. Waarschijnlijk kon [B.V.I c.s.] de situatie niet goed inschatten”( [B.V.I c.s.] productie 8, blz. 5). Uit deze verklaringen kan echter niet worden afgeleid dat [B.V.I c.s.] wisten van het commissariaat van [A] bij HDI. [C] heeft immers bij het hiervoor bedoelde verhoor door de FIOD ook verklaard:
“Voor zover ik weet had [A] geen functie meer bij HDI na zijn afscheid als voorzitter van de Raad van Bestuur”(blz. 5). Hierop sluit aan dat [C] bij het onder 3.22 bedoelde verhoor voor de rechter-commissaris onder meer heeft verklaard: “
Ik wist niet dat [Y] commissaris was bij HDI. Dit wist ik pas in 2013”.
hij nog wel aan de knoppen kon draaien bij HDI” (HDI productie 20, blz. 5). Om die reden veronderstelden [B.V.I c.s.] dat zij door het aftreden van [A] als bestuurder mogelijk niet meer door HDI zouden worden ingeschakeld. Dat was voor hen aanleiding de bemiddelingsfee aan [A] /Detoma te gaan betalen. Of [A] daarna daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht voor [B.V.I c.s.] onttrok zich aan haar waarnemingsvermogen en speelt derhalve, voor wat betreft de positie van [B.V.I c.s.] , geen rol.
Eiseres/requirante kan op grond van de Wet omzetbelasting 1968 de haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet verrekenen”. Gelet op deze verklaring, waarvan de juistheid door [A] niet, althans niet gemotiveerd, is betwist, is de rechtbank van oordeel dat de BTW-component van de facturen van [B.V.I c.s.] behoort tot de door HDI geleden schade.
Bijgaand de nota’s van september 2007 t.b.v. de omzetbelasting”, met als bijlage onder meer een factuur aan [B.V.I c.s.] “bemiddelingsprovisie evenementen periode 01/01/2007 t/m 30/06/2007 (factuur van 28 september 2007).