ECLI:NL:RBDHA:2017:11712
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. de Zeben - de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Afghaanse eiser op grond van ongeloofwaardigheid en geen uitzonderlijke situatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Afghaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat men van mening was dat Hongarije verantwoordelijk was voor de beoordeling van zijn asielverzoek op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Tijdens de zitting op 5 oktober 2017 heeft eiser zijn asielrelaas toegelicht, waarin hij aangaf te vrezen voor eerwraak vanwege een geheime ontmoeting met zijn nicht, die door de familie was ontdekt. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van zijn verklaringen in twijfel getrokken, vooral gezien de culturele context van Afghanistan en de positie van vrouwen daar. De rechtbank oordeelde dat de gestelde omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat eiser een reëel risico liep bij terugkeer naar Afghanistan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en geloofwaardige verklaringen in asielprocedures en de rol van culturele context in de beoordeling van dergelijke zaken.