ECLI:NL:RBDHA:2017:1170
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Internationale kinderontvoering en verzoek tot teruggeleiding van minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarige naar Spanje, ingediend door de moeder. De moeder was niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat zij eerder had ingestemd met een voorlopige verblijfplaats van de minderjarige bij de vader in Nederland, totdat er in een bodemprocedure anders zou worden beslist. De ouders hadden een affectieve relatie gehad en waren gezamenlijk gezagdragers van de minderjarige. De vader had de minderjarige naar Nederland meegenomen, wat leidde tot het verzoek van de moeder om teruggeleiding op basis van het Haagse Verdrag inzake internationale kinderontvoering. De rechtbank oordeelde dat de moeder had moeten afwachten wat de uitkomst van de bodemprocedure zou zijn, voordat zij het verzoek tot teruggeleiding indiende. De rechtbank concludeerde dat de moeder niet-ontvankelijk was in haar verzoek en dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen moesten worden. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van kinderrechters en is openbaar uitgesproken.