ECLI:NL:RBDHA:2017:11687

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2017
Zaaknummer
NL17.3531
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak op verzet inzake niet-ontvankelijkheid van beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan op het verzet van opposanten tegen een eerdere uitspraak waarin hun beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposanten hadden beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, maar hadden binnen de gestelde termijn geen gronden van beroep ingediend. De rechtbank had eerder op 11 juli 2017 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat er geen gronden waren ingediend. Opposanten stelden echter dat zij op 3 juli 2017 gronden hadden ingediend, maar dat er sprake was van een storing. Een technisch onderzoek door Spir-it wees uit dat er op die datum geen storing was en dat er geen stukken waren geüpload. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak ten onrechte zonder zitting was gedaan en dat er een technisch onderzoek nodig was om de claims van de opposanten te verifiëren.

Tijdens de zitting op 6 oktober 2017 werd de zaak verder besproken. De rechtbank concludeerde dat de opposanten niet voldoende bewijs hadden geleverd dat de gronden van beroep tijdig waren ingediend. Het technisch onderzoek gaf aan dat er geen bewijs was dat de gronden op 3 juli 2017 waren geüpload. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak dat het beroep niet-ontvankelijk was, terecht was en dat het verzet gegrond was. De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, maar het beroep bleef niet-ontvankelijk. De rechtbank besloot dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 oktober 2017, en partijen werden op dezelfde dag van de beslissing op de hoogte gesteld. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open voor zover het verzet betreft, maar er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld tegen de beslissing op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.3531 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2017 op het verzet van

[oppossant]en
[oppossant], opposanten
(gemachtigde: mr. K.P.E. van Tulden),

en uitspraak in de beroepszaak tussen

opposanten
en
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans
de Minister van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

Procesverloop

Opposanten hebben tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 20 juni 2017 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 11 juli 2017 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat binnen de gestelde termijn geen gronden zijn ingediend.
Opposanten hebben tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2017. Opposanten hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. Van der Toorn, als waarnemer voor hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat binnen de gestelde termijn geen gronden van beroep zijn ingediend en voorts niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan overschrijding van de termijn voor het herstellen van het verzuim verschoonbaar moet worden geacht.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank in de eerste plaats of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposanten voeren tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de beroepsgronden wel degelijk tijdig zijn ingediend. Op 3 juli 2017 zijn de gronden van beroep ingediend. Later is gebleken dat hier blijkbaar sprake is geweest van een storing, nu deze uiteindelijk niet in het dossier en bij de rechtbank zijn binnengekomen.
4. Naar aanleiding van het verzetschrift heeft de rechtbank een technisch onderzoek laten uitvoeren door Spir-it. Uit dit onderzoek is gebleken dat op 3 juli 2017 geen storing bekend was in het digitale systeem. Tevens zijn geen stukken geüpload in het systeem. Wel is sprake van activiteit met de betreffende advocatenpas.
5. De rechtbank is van oordeel dat in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte is geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was en de zaak ten onrechte zonder zitting afgedaan. Er was immers een technisch onderzoek nodig om te onderzoeken of sprake was van een storing. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan.
6. Partijen zijn beiden uitgenodigd voor de zitting over het verzet. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek na de zitting niet kan bijdragen aan de beoordeling van de beroepszaak. De rechtbank doet daarom op grond van artikel 8:55, tiende lid, van de Awb niet alleen uitspraak op het verzet, maar ook op het beroep.
7. Opposanten voeren in beroep aan dat het beroep wel degelijk ontvankelijk is. Het technisch onderzoek laat ruimte voor twijfel. In het technisch onderzoek staat immers het volgende: “omdat het ip adres onbekend is kunnen we niet zeker weten of de advocaat activiteiten in Mijn Rechtspraak heeft uitgevoerd.” Verweerder stelt zich op het standpunt dat het onderzoek voldoende duidelijk is en dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8. De rechtbank overweegt dat het technisch onderzoek op de essentiële punten helderheid verschaft. Anders dan in het verzetschrift gesteld, was er geen sprake van een storing op 3 juli 2017. Verder volgt uit het onderzoek dat met de advocatenpas van de gemachtigde geen stukken zijn geüpload op 3 juli 2017. Wel was sprake van activiteit met de advocatenpas, maar dat was in een zaak met een ander procedurenummer.
9. Het moet opposanten worden toegegeven dat het rapport op twee punten geen helderheid geeft. Het eerste punt is dat niet nagegaan kan worden of vanuit het ip-adres van het advocatenkantoor van de gemachtigde stukken zijn ingediend. Tijdens de behandeling ter zitting is door de waarnemer van de gemachtigde echter verklaard dat de gemachtigde zelf – dus aangenomen mag worden met haar eigen advocatenpas – de gronden op 3 juli 2017 zou hebben ingediend. Zoals hiervoor al is overwogen, volgt uit het onderzoek zonder enige twijfel dat deze gronden niet zijn geüpload, dus daadwerkelijk zijn ingediend. Nu niet is gesteld nochgebleken dat iemand anders van het betreffende advocatenkantoor gronden zou hebben ingediend, gaat de rechtbank aan dit punt voorbij.
Het tweede punt is hetgeen is opgemerkt in het technisch onderzoek over het niet kunnen nagaan of de notificatiemail is verstuurd aan de advocaat. Of al dan geen notificatiemail door de advocaat is ontvangen op 27 juni 2017 is geen onderwerp van discussie, zodat de rechtbank ook aan deze onduidelijkheid in het rapport voorbij gaat.
10. Verder overweegt de rechtbank dat de gemachtigde van opposanten geen enkel bewijsstuk heeft overgelegd dat zij wel op 3 juli 2017 de gronden van beroep heeft ingediend. Zo is er bijvoorbeeld geen overzicht of afschrift verstrekt van de interne registratie van de termijnen. Ter zitting is wel gesteld dat in het interne termijnensysteem de betreffende termijn is geboekt, hetgeen impliceert dat de gronden zijn ingediend, maar enige onderbouwing van deze stelling ontbreekt.
11. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat binnen de gestelde termijn geen gronden zijn ingediend. Derhalve is het beroep niet-ontvankelijk.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M.P. Jacobs, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.W.J. Reuvers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 oktober 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op: 13 oktober 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist op het verzet geen rechtsmiddel open. Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen vier weken na de dag van verzending daarvan of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.