Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het incident tot tussenkomst dan wel voeging
3.De feiten
- [X] heeft ingeschreven met een inschrijvingssom van € 1.400.000,-, een kwaliteitswaarde voor subcriterium 1.1 heeft behaald van € 231.250,- en voor subcriterium 1.2 van € 462.500,- en – rekening houdend nog enkele andere behaalde waardes en bedragen – een fictieve inschrijvingssom heeft van € 895.850,-;
- [eiseres] heeft ingeschreven met een inschrijvingssom van € 1.700.000,-, een kwaliteitswaarde voor subcriterium 1.1 én voor subcriterium 1.2 heeft behaald van € 462.500,- en – rekening houdend nog enkele andere behaalde waardes en bedragen – een fictieve inschrijvingssom heeft van € 1.012.500,-.
“Niet alle benoemde maatregelen dragen evenveel bij aan de doelstellingen bij de aandachtspunten. De maatregelen 2, 3, 6, 10 en 11 leveren een goede bijdrage aan deze doelstellingen, maar de meerwaarde van de overige maatregelen is als geringer beoordeeld.
4.Het geschil
Primair: Rijkswaterstaat te gebieden, voor zover hij opdracht nog wenst te gunnen, deze te gunnen aan [eiseres] ;
5.De beoordeling van het geschil
iemanduiteenzet – in de meeste gevallen, waaronder ook in dit geval: een teleurgestelde inschrijver – dat en waarom de prijs van de winnende inschrijver haar abnormaal laag voorkomt, Rijkswaterstaat verplicht is om deze te verifiëren. Dat is niet het geval. Het is aan de aanbestedende dienst om zich hier een oordeel over te vormen, zoals Rijkswaterstaat en [X] terecht hebben gesteld. De huidige formulering van artikel 2.116 Aanbestedingswet en artikel 69 van Richtlijn 2014/24, waar [eiseres] aan refereert, maakt dit niet anders. Niet valt in te zien waarom de bewoordingen indien of wanneer een inschrijving ‘abnormaal laag lijkt (te zijn)’ en het vervallen in het eerste lid van eerstgenoemd artikel van de zinsnede “voordat hij deze inschrijving afwijst” dit anders zouden maken. Dat Rijkswaterstaat in redelijkheid niet tot een ander oordeel kon komen dan dat de inschrijving van [X] abnormaal laag lijkt, heeft [eiseres] niet aannemelijk weten te maken. De door [eiseres] genoemde feiten en omstandigheden betreffende bepaalde prijsverschillen zijn daartoe, in het licht van de toelichting die Rijkswaterstaat heeft gegeven, onvoldoende.
hoeveelheidmeerwaarde van de aangeboden maatregelen leidt immers tot een cijfer variërend van 6 (niet of nauwelijks meerwaarde) tot 10 (heel veel meerwaarde). In dit geval heeft een beoordeling met een cijfer 8 plaatsgevonden, dat staat voor “goed” en voor “ruim voldoende tot aanzienlijke meerwaarde”. De beoordelingscommissie is gezien de “overall afweging” van mening dat bepaalde maatregelen weliswaar een goede bijdrage bieden aan de doelstellingen, maar dat de meerwaarde van andere maatregelen slechts gering is. Voorts hadden in het kader van bepaalde aandachtspunten volgens de beoordelingscommissie meer maatregelen geboden kunnen worden en zijn bepaalde maatregelen te summier beschreven dan wel onvoldoende concreet uitgewerkt om goed te kunnen beoordelen hoe groot de meerwaarde hiervan is. Dit zijn allemaal aspecten die een beoordeling met een cijfer 8 rechtvaardigen en niet met een 10, dat immers staat voor “heel veel meerwaarde” en “uitstekend”.
de mate waarinmeerwaarde worden geleverd.