ECLI:NL:RBDHA:2017:10929
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige homoseksualiteitseisen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2017 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Iraakse asielzoeker, tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser had zijn aanvraag ingediend op basis van zijn homoseksualiteit, die hij als reden voor vervolging in Irak aanvoerde. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen, omdat hij de gestelde homoseksualiteit ongeloofwaardig achtte. Eiser had verklaard dat hij in Irak was betrapt op zijn homoseksualiteit en dat hij was gearresteerd door de familie van zijn vriend. Na zijn vrijlating was hij naar Turkije gevlucht en uiteindelijk naar Nederland gekomen.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij een proces van zelfacceptatie had doorgemaakt en dat zijn verklaringen over zijn seksuele geaardheid te vaag en oppervlakkig waren. De rechtbank wees erop dat van eiser verwacht mocht worden dat hij gedetailleerder zou kunnen verklaren over zijn ervaringen en de gevolgen van zijn seksuele geaardheid in zijn thuisland. Bovendien werd de door eiser overgelegde dagvaarding als 'waarschijnlijk niet echt' beoordeeld, wat de geloofwaardigheid van zijn verhaal verder ondermijnde.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris standhield. Eiser heeft geen recht op een verblijfsvergunning en er zijn geen bijzondere omstandigheden die een risico op foltering of onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Irak aannemelijk maken. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.