6.1.Het toepasselijke toetsingskader is de wet- en regelgeving zoals die gold ten tijde van het laatst gepleegde delict waarvoor eiser onherroepelijk is veroordeeld. Dat was op 2 oktober 2011.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 kan de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, als bedoeld in artikel 33 van die wet, worden ingetrokken, indien de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem terzake de maatregel, bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd.
De wijze waarop verweerder van deze bevoegdheid gebruik pleegt te maken, is uiteengezet in paragraaf C8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000). In paragraaf C8/3 van de Vc 2000 is, onder verwijzing naar artikel 35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, het bepaalde in artikel 3.86, tweede tot en met negende lid, van het Vb 2000 van overeenkomstige toepassing verklaard bij de intrekking van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
Ingevolge artikel 3.86, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb 2000 kan de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd worden afgewezen op grond van artikel 18, eerste lid, onder e, van de Wet (http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0011823&artikel=18&g=2017-08-14&z=2017-08-14) wegens gevaar voor de openbare orde, indien de vreemdeling wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaar of meer is bedreigd, bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis een gevangenisstraf of jeugddetentie, een taakstraf of een maatregel als bedoeld in artikel 37a (http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0001854&artikel=37a&g=2017-08-14&z=2017-08-14), 38m (http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0001854&artikel=38m&g=2017-08-14&z=2017-08-14) of 77h, vierde lid, onder a of b, van het Wetboek van Strafrecht (http://wetten.overheid.nl/jci1.3:c:BWBR0001854&artikel=77h&g=2017-08-14&z=2017-08-14) is opgelegd, bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd, dan wel het buitenlandse equivalent van een dergelijke straf of maatregel is opgelegd, en de totale duur van de onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelten van die straffen en maatregelen ten minste gelijk is aan de in het tweede lid, onderscheidenlijk derde lid, bedoelde norm.
Ingevolge het artikel 3:86, tweede lid, van het Vb 2000 bedraagt de in het eerste lid bedoelde norm bij een gevangenisstraf wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van meer dan zes jaar is bedreigd, bij een verblijfsduur van ten minste acht jaar, maar minder dan negen jaar, 45 maanden.
Ingevolge artikel 3:86, derde lid, van het Vb 2000 wordt bij de toepassing van het eerste en tweede lid de duur van het onvoorwaardelijk opgelegde gedeelte van de gevangenisstraf wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van meer dan zes jaar is bedreigd, met de factor twee vermenigvuldigd.