3.4De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van het de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/808451-16, onder 1 tenlastegelegde:
Omdat de verdachte dit feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van verdachte geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank grondt haar oordeel dat de verdachte het hierna vermelde bewezen verklaarde feit heeft begaan, op de hierna vermelde bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever];
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige];
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2017.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het hem tenlastegelegde feit alleen heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe dat de verdachte aanvankelijk weliswaar heeft verklaard dat hij de brand moest stichten onder invloed van een onbekende man die hem onder druk zette, maar dat verdachte later heeft verklaard dat dit niet waar is en dat de door hem beschreven onbekende man niet bestaat. Nu de rechtbank ook overigens geen aanwijzingen heeft dat de verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, zal zij verdachte vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het medeplegen.
Ten aanzien van het de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/808451-16, onder 2 tenlastegelegde:
Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de hem tenlastegelegde autobrand op de [omgeving adres] te Leiderdorp.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan deze autobrand, gelet op de bij het in brand steken van de auto gehanteerde werkwijze, die volgens de officier van justitie overeenkomt met de door verdachte bij andere autobranden gehanteerde werkwijze. Verder acht de officier van justitie redengevend voor het bewijs dat de autobrand op dezelfde avond plaatsvond als de autobrand tenlastegelegd bij parketnummer 09/808451-16, onder 1, waarvan verdachte heeft bekend dat hij deze heeft gepleegd. Tot slot acht de officier van justitie de algemeen bekennende verklaring die verdachte heeft afgelegd op 1 november 2016, inhoudend dat hij verantwoordelijk is voor meerdere branden, redengevend voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat de algemeen bekennende verklaring, inhoudend dat verdachte verantwoordelijk is voor meerdere branden, onvoldoende concreet en specifiek is om te kunnen dienen tot het bewijs van de tenlastegelegde autobrand. Ook de omstandigheid dat de bij de onderhavige autobrand gehanteerde werkwijze mogelijk overeenkomt met de bij andere autobranden gehanteerde werkwijze en de omstandigheid dat de autobranden in dezelfde nacht te Leiderdorp plaatsvonden, leveren naar het oordeel van de rechtbank niet het voor een bewezenverklaring vereiste bewijs op. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de hem tenlastegelegde autobrand op de [omgeving adres] te Leiderdorp.
Ten aanzien van het de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/808451-16, onder 3 tenlastegelegde:
Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de hem tenlastegelegde autobrand aan de Griffioen te Leiderdorp.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat de uitgebrande auto een witte bestelbus was met een rood logo, kan worden afgeleid dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze brand. Verder acht de officier van justitie redengevend voor het bewijs:
- de omstandigheid dat de brand is ontstaan aan de voorzijde van de auto, iets wat past bij hetgeen verdachte heeft gezegd tegen getuige [getuige] ;
- een WhatsApp-gesprek met zijn zus, waarin verdachte op de vraag of hij het was heeft geantwoord dat hij het inderdaad was;
- de algemeen bekennende verklaring van verdachte, waarin hij heeft verklaard verantwoordelijk te zijn voor meerdere branden.
Ten aanzien van de door verdachte afgelegde algemeen bekennende verklaring overweegt de rechtbank als hierboven vermeld. Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte weliswaar heeft verklaard over een wit busje met een rood logo, maar dat dit blijkens hetgeen verdachte op 1 november 2016 heeft verklaard, p. 150 van het politie proces-verbaal, om een witte Opel Vivaro aan de [omgeving adres] gaat en niet om de in de tenlastelegging vermelde bestelbus van het merk Ford. De rechtbank overweegt bovendien dat de bestelbus van het merk Ford geen rood logo, maar een grijs/oranje streep had. Zelfs als verdachte bij de bestelbus van het merk Ford had gesproken over een rood logo, zou dit niet zijn overeengekomen met een grijs/oranje streep.
Overigens merkt de rechtbank nog op dat de omstandigheid dat verdachte heeft verklaard dat de verwijzing naar het rode logo zag op de witte Opel Vivaro, geparkeerd aan de [omgeving adres] , geen bewijs oplevert van zijn schuld aan het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/808451-16 onder 2 tenlastegelegde feit, nu uit het dossier blijkt, p. 407 en verder van het politie proces-verbaal, dat de bij deze autobrand beschadigde bestelbus in het geheel geen logo had.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat de brand aan de voorkant van de auto is begonnen en dat verdachte hierover iets tegen [getuige] zou hebben gezegd, onvoldoende concreet is om tot bewijs te kunnen dienen. Verdachte heeft volgens [getuige] immers enkel gewezen naar een grille en gezegd dat je ‘het daar moest doen.’
Tot slot levert ook het door de officier van justitie aangehaalde WhatsApp-gesprek met de zus van verdachte (bijlage O in het proces-verbaal genaamd ‘Bijlagen mbt verhoor dd. 30 november 2016 (A tot en met A13) onderzoek Acacia) geen bewijs op van daderschap aan de kant van verdachte. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Op de vraag van zijn zus ‘Ben jij dat?’ antwoordt verdachte weliswaar ‘Ja ik was t’, maar vervolgens schrijft verdachte ‘Ik lag te slapen werd wakker van knallen’ en ‘Toen ging ik mamma wakker maken.’ Hierop antwoordt de zus van verdachte: ‘Hopelijk is die snel opgepakt’, waarop verdachte antwoordt ‘Ja achja.’
Nog los van het feit dat onvoldoende duidelijk is waar de vraag ‘Ben jij dat?’ precies op doelt, moet ook worden vastgesteld dat verdachte schrijft dat hij wakker werd van knallen en zijn moeder wakker ging maken. De door verdachte geschreven opmerking ‘Ja ik was t’ kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet zonder [aangever] worden uitgelegd als een bekentenis van verdachte dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de autobrand aan de Griffioen.
Nu de rechtbank van oordeel is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem tenlastegelegde autobrand aan de [omgeving adres] te Leiderdorp, zal zij verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van het de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/808451-16, onder 4 tenlastegelegde:
Op 6 september 2016 heeft R.A. [aangever] namens [aangever] aangifte gedaan van brandstichting waarbij zijn leaseauto, een Toyota Auris (kenteken [kenteken] ) in brand is gegaan. De auto stond geparkeerd voor zijn woning, [omgeving adres] 6 te Leiderdorp. Op 6 september, omstreeks 0:15 uur constateerden aangever en zijn vrouw – die beiden in hun woning aanwezig waren - dat de auto in brand stond. De auto stond ongeveer vier meter van het keukenraam van de woning van aangever en aangever zag dat de vlammen meters hoog uit de auto sloegen.
De Toyota Auris betreft een Hybride auto.
Op 6 september 2016 heeft [aangever] aangifte gedaan van brandstichting, waarbij zijn auto, een Mitsubishi Colt, brandschade heeft opgelopen. Op 5 september 2016, om 0:00 uur zag aangever, woonachtig op het adres [omgeving adres] 5 , dat de auto van zijn buurman, woonachtig op nummer [omgeving adres] , in brand stond. Aangever kon zijn Mitsubishi, die een meter naast de auto van zijn buurman geparkeerd stond, wegrijden ten einde hem in veiligheid te brengen. Aangever constateerde vervolgens dat zijn auto aan de voorzijde beschadigd was, vermoedelijk door hittestuwing van de in brand staande auto van de buurman.
Op 6 september 2016, vanaf 01:54 uur, vond via WhatsApp een gesprek plaats tussen verdachte en [naam] Krook. Dit gesprek hield in, voor zover hier van belang:
Verdachte: [naam] . Het was een kk Toyota. Ik dacht Lexus.
[naam] : Nouen ook dik. Ben je langs gefietst.
Verdachte: nee (hierna wordt er door verdachte een foto verstuurd van de verbrande auto aan de [omgeving adres] ).
Verdachte: Facebook. Wacht. (Noot verbalisant: verdachte verstuurt een link naar een facebookpagina met daarop het nieuwsbericht over de brand aan de [omgeving adres] te Leiderdorp).
[naam] : Oooohw hahaha. Stuur naar [naam] .
Verdachte: Ik ga je er niet in taggen. Ja. Mn pa weet sws dat ik het was. Ik loop altijd te haten op hybride auto’s (lachende smiley). Ik had een ander moeten pakken.
[naam] : Volgende keer gewoon ergens dikke V8 pakken. Morgen.
Verdachte: Ja hahaha. Is beter denk ik. Maar kga pitte.
In het facebookbericht waarnaar verdachte in zijn WhatsApp-bericht verwijst, wordt wat betreft de voertuigbrand op de [omgeving adres] geen melding gemaakt van een Toyota.
Verdachte is door de politie geconfronteerd met het feit dat hij aan [naam] heeft geappt: ‘mn pa weet sws dat ik het was’ en dat hij ‘een ander had moeten pakken’ en dat hij dit op 6 september 2016 om 01:57 uur heeft geappt. De vraag of verdachte hier een verklaring voor heeft, heeft hij met ‘nee’ beantwoord. Verder is aan verdachte gevraagd wat hij bedoelde met ‘mn pa weet sws dat ik het was’ en ‘ik had een ander moeten pakken’. Verdachte heeft hierop verklaard ‘Daar geef ik geen antwoord op.’
De rechtbank stelt vast dat verdachte korte tijd na de brand een WhatsApp-gesprek heeft gehad met zijn vriend [naam] en dat uit dit gesprek volgt dat verdachte op dat moment al op de hoogte was van het feit dat de verbrande auto een Toyota was. De rechtbank stelt vast dat verdachte deze kennis niet uit het facebookbericht heeft kunnen halen, nu daarin enkel was vermeld dat het om een hybride auto ging. Het automerk werd in dit bericht niet genoemd. Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte in het WhatsApp-gesprek zegt: ‘Mn pa weet sws dat ik het was’ en ‘Ik loop altijd te haten op hybride auto’s’ en ‘Ik had een ander moeten pakken.’ Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor hetgeen hij heeft geappt en het tijdstip waarop hij dit heeft geappt. Verder heeft hij geen antwoord geven op de vraag wat hij hiermee bedoeld heeft, terwijl de in het WhatsApp-gesprek gebruikte bewoordingen met klem vragen om een verklaring. Ondanks het feit dat verdachte heeft verklaard onschuldig te zijn, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de genoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem tenlastegelegde autobrand aan de [omgeving adres] te Leiderdorp.
Nu de Toyota op korte afstand geparkeerd stond van de woning van aangever [aangever] en de vlammen blijkens zijn verklaring metershoog uit de auto sloegen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat van de autobrand gemeen gevaar te duchten was voor de woning van aangever [aangever] . Anders dan de officier van justitie is de rechtbank verder van oordeel dat, nu aangever [aangever] en zijn vrouw op het moment van de brand in de woning aanwezig waren, tevens levensgevaar voor de in die woning aanwezige personen te duchten was.
Ten aanzien van het de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/817657-17, onder 1 (ttg) tenlastegelegde:
Op 22 december 2016 heeft [aangever] aangifte gedaan van brandschade aan zijn witte bedrijfsvoertuig, een Renault Trafic, voorzien van kenteken [kenteken] . De schade aan de voorzijde van het busje, dat geparkeerd stond aan de [omgeving adres] te Leiden , werd geconstateerd op 22 september 2016.
Aan de zijkant van het busje was de naam [aangever] te lezen.
Op 29 september 2016 deed [aangever] aangifte van brandstichting waarbij zijn personenauto, een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] , beschadigd is geraakt. Aangever constateerde dat zijn auto, geparkeerd aan de [omgeving adres] te Leiden , naast een witte bestelbus met kenteken [kenteken] stond en dat deze bestelbus helemaal uitgebrand was.
In het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing is gerelateerd dat onderzoek aan de Renault Trafic heeft uitgewezen dat de brand vermoedelijk is begonnen bij de bumper/ grille door het al dan niet opzettelijk bijbrengen van open vuur. Een elektronische oorzaak viel niet volledig uit te sluiten maar werd niet aannemelijk geacht. Links naast de bestelbus stond een personenauto met het kenteken [kenteken] . Dit voertuig had brandschade opgelopen van het aanstralen door hitte van de bestelbus.Verder blijkt uit een bij dit proces-verbaal gevoegde foto dat het bestelbusje vlakbij een bedrijfspand geparkeerd stond.
De verdachte heeft verklaard dat hij op de dag van de grote brand bij het [omgeving adres]bij [naam] thuis, in het verlengde van de [omgeving adres] te Leiden , was. Verdachte heeft verklaard dat hij in de nacht naar huis ging vanaf [naam] , dat hij alleen op de fiets was en dat ‘de man’ hem toen stond op te wachten. Verdachte heeft verklaard dat ‘de man’ hem zei dat hij door moest gaan en dat er toen weer een bestelbusje was dat in parkeervakken naast de bocht van de [omgeving adres] stond. Verdachte heeft verklaard dat de man hem heeft gezegd dat hij haren uit zijn hoofd moest trekken en naast het busje moest gooien. Ook moest verdachte het busje aanraken. Verdachte heeft verklaard dat te hebben gedaan. Vervolgens heeft verdachte verklaard dat hij zag dat de man met een crème brûlée brander het plastic van de grille in brand stak en dat het best snel brandde.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij van verdachte heeft gehoord dat hij een busje in de fik heeft gestoken, dat dit op het [omgeving adres] was, dat het merk van het busje een [aangever] of [aangever] was en dat dit op het busje stond.
De verdachte heeft ontkend iets met deze brandstichting te maken te hebben. Na zijn aanvankelijke verklaring over ‘de man’ en het moeten achterlaten van sporen, heeft verdachte verklaard alles verzonnen te hebben.
De rechtbank overweegt dat verdachte aanvankelijk heeft verklaard dat hij in de nacht van de brand bij het bestelbusje is geweest en dat hij daar van ‘de man’, waarvan hij later heeft verklaard dat hij niet bestaat, sporen achter moest laten. Ook heeft verdachte verklaard dat het bestelbusje in brand is gestoken aan de voorkant, bij de grille, hetgeen volgens het verrichte brandonderzoek ook het geval was. Verdachte is naar het oordeel van de rechtbank in zijn verklaring zeer specifiek geweest over de datum, het tijdstip, de locatie en de plek van de brand. Bovendien heeft verdachte geen geloofwaardige verklaring gegeven voor de omstandigheid dat hij aanvankelijk heeft verklaard dat hij sporen moest achterlaten bij de bestelbus. De door verdachte afgelegde verklaringen moeten bovendien in onderlinge samenhang worden bezien met de verklaring van getuige [getuige] , inhoudend dat verdachte hem heeft verteld dat hij een bestelbusje met de zeer specifieke naam [aangever] of [aangever] in brand heeft gestoken. Gebleken is dat de naam ‘ [aangever] ’ daadwerkelijk op de zijkant van het busje stond. Verder leert een zoekslag op internet dat de [omgeving adres] op het [omgeving adres] te Leiden is. Gelet op al deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem tenlastegelegde brandstichting op de [omgeving adres] te Leiden , met gemeen gevaar voor het nabijgelegen bedrijfspand en de naast geparkeerd staande auto.
Ten aanzien van het de verdachte bij dagvaarding met parketnummer 09/817657-17, onder 2 (ttg) tenlastegelegde:
Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de hem tenlastegelegde brandstichting in de parkeergarage van het [omgeving adres] te Leiderdorp.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich aan deze brandstichting heeft schuldig gemaakt. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verdachte verschillende verklaringen heeft afgelegd over deze brandstichting. Zo heeft verdachte verklaard dat hij ‘de man’ onder het [omgeving adres] zag staan met een gasbrander en dat hij ‘de man’ eerder had gezien op de [omgeving adres] . Verder heeft verdachte verklaard over de instructie van ‘de man’ dat hij het aan de voorkant moest doen, bij de grill en dat ‘de man’ hem Zippo vloeistof mee had gegeven. Verder heeft verdachte verklaard dat hij niet weet hoe laat hij die avond thuis was en heeft hij verklaard dat hij ‘de man’ bij het [omgeving adres] zag, dat hij denkt dat ‘de man’ met een scooter of auto was en dat hij zag dat ‘de man’ met een combo achtige auto bezig was, misschien een Berlingo of een Citroën, wit van kleur. De officier van justitie heeft verwezen naar het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing, waaruit blijkt dat een Volkswagen Caddy stond bij de parkeervakken die allen enorm waren aangetast, dat dit voertuig volledig was uitgebrand en dat de voertuigen die bij de primaire brandhaard stonden volledig uitgebrand waren. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte blijk heeft gegeven van daderwetenschap en dat verdachtes verklaring steun vindt in de feiten, te weten dat een wit busje dat in brand zou zijn gestoken, waarbij de kleur, het type en de primaire brandhaard kloppen met de werkelijkheid.
De rechtbank overweegt dat verdachte aanvankelijk weliswaar heeft verklaard dat hij ‘de man’ die nacht van 22 september 2016 heeft gezien in de parkeergarage van het [omgeving adres] en dat ‘de man’ een combo busje, misschien een Berlingo of Citroën, in brand heeft gestoken met een gasbrander of crème brûlée brander. Verdachte heeft echter van meet af aan ontkend zelf iets met de brandstichting te maken te hebben en heeft later verklaard dat hij alles heeft verzonnen en dat het niet waar is. De aanvankelijk door verdachte afgelegde verklaringen over hetgeen hij zou hebben waargenomen in de parkeergarage van het [omgeving adres] acht de rechtbank niet zodanig concreet dat dit het bewijs oplevert dat verdachte schuldig is aan de brand. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van daderwetenschap waaruit onomstotelijk volgt dat verdachte degene moet zijn geweest die de brand in de parkeergarage van het [omgeving adres] heeft veroorzaakt. De rechtbank overweegt daartoe dat het witte combo busje, waar in het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing naar wordt verwezen, geen Citroën Berlingo maar een Volkswagen Caddy blijkt te zijn. Combo busjes zijn, zoals verdachte heeft verklaard, inderdaad vaak wit. Verder volgt uit het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing niet dat de brand is begonnen bij deze Volkswagen Caddy. Er zijn immers mogelijk [aangever] primaire brandhaarden geweest. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing dat het forensisch technisch niet uit te sluiten of te bevestigen is dat de brand is ontstaan door het mogelijk bijbrengen van vuur/warmte in enigerlei vorm. Er werden geen sporen gevonden, die brandstichting bevestigden. De rechtbank stelt dan ook vast dat niet met zekerheid kan worden gezegd dat de brand in het [omgeving adres] is aangestoken.
Nu in het dossier geen bewijs te vinden is waaruit onomstotelijk blijkt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan brandstichting in de parkeergarage van het [omgeving adres] , zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank merkt nog op dat het betreurenswaardig is dat zich in het dossier geen camerabeelden bevinden van die bewuste nacht, in en rond het [omgeving adres] . Ook een gedegen rapportage van de brandweercommandant ontbreekt. Tot slot ontbreken zendmastgegevens waaruit inzicht verkregen had kunnen worden in de bewegingen van de mobiele telefoon van verdachte die nacht. Deze informatie had wellicht duidelijkheid kunnen verschaffen over de toedracht van de brand in de parkeergarage van het [omgeving adres] .