1.4De directeur van Yellow Factory B.V. heeft in twee brieven gereageerd op nadere vragen van verweerder. In de brief van 4 juli 2017 staat:
- Het gaat in de beoordeling van de casus niet om kennis van de luchtwegaandoening op zichzelf, maar met name over de kennis of een bepaalde (luchtweg)aandoening in verband kan worden gebracht met blootstelling op het werk. Dit nu, is het expertiseterrein van een klinisch arbeidsgeneeskundige. Een klinisch arbeidsgeneeskundige verbindt de kennis van de aandoening met kennis over werkomstandigheden.
- [klinisch arbeidsgeneeskundige] is zeer deskundig op het terrein van de werkgebonden luchtwegaandoening.
- In dit dossier zijn relevante medische gegevens opgevraagd bij de behandeld longarts. Een onderzoek door een al dan niet gespecialiseerde longarts heeft dan ook geen toegevoegde waarde.
- Er is dossieronderzoek verricht, er is medische informatie opgevraagd bij de behandelaar, er is een medische anamnese en een arbeidsanamnese afgenomen en er is literatuuronderzoek verricht naar de mogelijke verbanden tussen de klachten en aandoening van [eiser] en de blootstellingen in het werk.
- De enige manier om deskundig te worden op een bepaald terrein is het verrichten van studies en daarover te publiceren. [klinisch arbeidsgeneeskundige] heeft verder geen belangen bij bepaalde uitkomsten van de RIVM studies.
In de brief van 24 juli 2017 staat:
- Op basis van de Richtlijn werkgerelateerd astma en het bijbehorende achtergrond document op de website NCvB, is het niet waarschijnlijk dat een blootstelling in de periode 1986-2004 kan leiden tot het ontstaan van astma in 2014.
- Ook is een contra-expertise voor diagnostisch uitsluitsel of er sprake is van allergisch astma dan wel een chronische longaandoening, wat voor de categorie indeling van belang zou zijn, niet zinvol. De longarts heeft inmiddels volgende de gebruikelijke werkwijze vastgesteld dat er sprake is van de diagnose astma.
- Een expertise in het licht van een aansprakelijkheidsprocedure, waarbij een bredere vraag centraal staat of klachten of aandoeningen van [eiser] (nu of in het verleden) een gevolg kunnen zijn geweest van blootstellingen in het werk en welke schade hij daarvan heeft ondervonden, kan echter wel zinvol zijn voor het bepalen van aansprakelijkheid en de financiële gevolgen daarvan.
2 Verweerder handhaaft in bezwaar het besluit om aan eiser een tegemoetkoming van € 5.000,- toe te kennen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser alleen in aanmerking komt voor een tegemoetkoming vanwege allergisch beroepsastma, een aandoening uit categorie 2 (overige aandoeningen met sterke aanwijzingen op basis van het NCvB rapport) van bijlage II bij de Coulanceregeling.
3 Eiser stelt dat hij in aanmerking komt voor een hogere tegemoetkoming. Ter zitting stelt eiser primair dat de bij hem gediagnosticeerde blaaskanker als categorie 1-aandoening moet worden aangemerkt naar aanleiding waarvan een tegemoetkoming van € 15.000 is aangewezen. Eiser verwijst naar de studie ‘Hexavalent Chromium Induces Chromosome Instability in Human Urothelial Cells’ waarop het advies van [klinisch arbeidsgeneeskundige] van 21 juli 2016 mede is gebaseerd, waarin staat dat blaaskanker wel kan ontstaan door chroom VI. Verder stelt eiser dat hij met een beroep op de hardheidsclausule, artikel 5.1 van de Coulanceregeling, in aanmerking komt voor een tegemoetkoming conform categorie 1, omdat hij meerdere aandoeningen heeft (gehad) en hij zijn reukvermogen is verloren vanwege het meermalen verwijderen van neuspoliepen. Verweerder heeft volgens eiser niet voldoende gemotiveerd waarom dat beroep niet slaagt. Meer subsidiair stelt eiser dat zijn astma een chronische longaandoening is, zijnde een aandoening in categorie 3. Verder voert eiser aan dat [klinisch arbeidsgeneeskundige] niet beschikt over het juiste specialisme en niet onafhankelijk is, omdat hij als medicus betrokken is geweest bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) dat advies heeft gegeven over de in de Coulanceregeling op te nemen aandoeningen. Ook voert eiser aan dat verweerder in het besluit onvoldoende is ingegaan op het medische advies van dr. E.C. van Eijck en het artikel uit het Nederlands Juristenblad (NJB 2016/2219, L.B. Barentsen & J.B. van de Bunt, ‘een vergoeding voor chroom VI – slachtoffer bij defensie’).