ECLI:NL:RBDHA:2017:10665
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Hazara uit Afghanistan door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Afghaanse nationaliteit, behorende tot de Hazara bevolkingsgroep. De eiser had op 25 oktober 2015 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 24 januari 2017 was afgewezen. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 26 juli 2017 heeft eiser zijn relaas toegelicht, waarin hij aangaf dat hij vanwege bedreigingen en geweld door de Kuchi’s, een nomadische bevolkingsgroep, Afghanistan had verlaten. Eiser stelde dat hij niet veilig kon terugkeren naar zijn woongebied in de provincie Maidan Wardak, waar hij en zijn familie herhaaldelijk slachtoffer waren van geweld.
De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris in zijn besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de actuele veiligheidssituatie van Hazara’s in Afghanistan. Eiser heeft echter niet overtuigend aangetoond dat hij persoonlijk risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris bevestigd, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij behoort tot een kwetsbare minderheid en dat de jaarlijkse aanvallen van de Kuchi’s specifiek op hem gericht zijn. De rechtbank concludeert dat de eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel, omdat hij niet heeft aangetoond dat er persoonlijke feiten en omstandigheden zijn die zijn vrees voor vervolging rechtvaardigen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze beslissing, waarbij binnen vier weken hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.