ECLI:NL:RBDHA:2017:10463
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Soedanese nationaliteitseiseressen en de verantwoordelijkheid van Frankrijk onder de Dublinverordening
In deze zaak hebben eiseressen, van Soedanese nationaliteit, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling zijn genomen. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, waarbij Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen, omdat eiseressen daar eerder een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend. Eiseressen betogen dat Nederland verantwoordelijk is voor hun asielaanvragen, onder andere omdat hun zoon/broer in Nederland verblijft met een asielvergunning en vanwege hun medische omstandigheden.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseressen beoordeeld, waaronder hun claims over de opvangcapaciteit en de kwaliteit van de asielprocedure in Frankrijk. De rechtbank oordeelt dat eiseressen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de situatie in Frankrijk zodanig is dat zij niet adequaat opgevangen kunnen worden. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, en dat het aan eiseressen is om feiten aan te tonen die deze aanname weerleggen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond, omdat eiseressen niet hebben aangetoond dat hun medische omstandigheden of de situatie in Frankrijk aanleiding geven om van de Dublinverordening af te wijken. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen van eiseressen.