ECLI:NL:RBDHA:2017:10432

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
C/09/509050 / HA ZA 16-435
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake octrooirecht en nieuwheid van EP 863 in de zaak Tata Steel tegen ArcelorMittal

Op 13 september 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bodemzaak tussen Tata Steel IJmuiden B.V. en ArcelorMittal France met betrekking tot het Europese octrooi EP 863. Tata Steel vorderde de vernietiging van het Nederlandse deel van het octrooi, stellende dat de geclaimde werkwijzen niet nieuw of inventief zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kenmerken van de geclaimde werkwijzen reeds openbaar waren in de meest nabije stand van de techniek, zoals beschreven in een artikel van Wilsius, Hein en Kefferstein. De rechtbank oordeelde dat de werkwijze van conclusie 1 en de daaropvolgende conclusies 2 tot en met 11 niet in stand konden blijven, omdat deze niet voldeed aan de eisen van nieuwheid en inventiviteit. De rechtbank vernietigde het Nederlandse deel van EP 863 en wees de vorderingen van Tata Steel toe, waarbij ArcelorMittal werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de geclaimde werkwijzen en producten niet inventief waren, en dat de vorderingen van Tata Steel op basis van de nietigheid van het octrooi gegrond waren. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de betrokken partijen in de staalindustrie, met name in het kader van octrooirechten en concurrentie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/509050 / HA ZA 16-435
Vonnis van 13 september 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TATA STEEL IJMUIDEN B.V.,
gevestigd te Velsen-Noord,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het schorsingsincident en in het incident ex art. 223 Rv,
advocaat: mr. H. Lebbing te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
ARCELORMITTAL FRANCE,
gevestigd te Saint-Denis, Frankrijk,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het schorsingincident en in het in incident ex art. 223 Rv,
advocaat: mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘Tata Steel’ en ‘ArcelorMittal’.
De zaak is voor Tata Steel inhoudelijk behandeld door mr. R. Hermans, ten tijde van de mondelinge behandeling advocaat te Amsterdam (mr. Hermans is per 1 februari 2017 geschrapt van het tableau), alsmede door mr. H.J. Pot, advocaat te Amsterdam en ir. J. Kruit, Europees octrooigemachtigde in dienst van Tata Steel. Voor ArcelorMittal is de zaak inhoudelijk behandeld door mr. B.J. Berghuis van Woortman en mr. B.J. van Dam, allebei advocaat te Amsterdam, en door mw. S. Plaisant, Europees octrooigemachtigde in dienst van ArcelorMittal.
Procesverloop
1.1. Het verloop van deze procedure blijkt uit het procesdossier. Hierin bevinden zich de volgende stukken:
- het incidentele vonnis van 18 mei 2016 in het schorsingsincident, en de daarin genoemde processtukken, waarbij de vordering is afgewezen met aanhouding van de beslissing op de proceskosten;
- de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele conclusie van eis op de voet van art. 223 Rv zijdens ArcelorMittal van 22 juni 2016, met producties 2 t/m 9;
- de akte houdende overlegging producties tevens wijziging van eis zijdens Tata Steel van 28 september 2016, met producties 14 t/m 17;
- de akte houdende overlegging nadere producties zijdens ArcelorMittal van 25 november 2016, ingediend op 28 september 2016, met producties 10 t/m 12;
- de brief van mr. Van Dam van 26 oktober 2016, waarin hij namens ArcelorMittal bezwaar maakt tegen een aantal onderdelen van de akte van Tata Steel van 28 september 2016;
- de akte houdende overlegging reactieve productie zijdens Tata Steel, ingediend op 28 oktober 2016, met productie 18;
- de akte houdende overlegging nadere reactieve producties 13 t/m 15 zijdens ArcelorMittal van 25 november 2016, ingediend op 28 oktober 2016;
- de conclusie van antwoord in het incident ex art. 223 Rv zijdens Tata Steel van 2 november 2016;
- de brief van mr. Hermans van 3 november 2016 met een reactie op de brief van mr. Van Dam van 26 oktober 2016;
- de proceskostenoverzichten van beide partijen, ingekomen op 11 november 2016;
- de aanvullende proceskostenoverzichten van beide partijen ingekomen op 24 november 2016;
- de pleitnotities van mrs. Hermans en Pot van 25 november 2016;
- de pleitnotities van mrs. Berghuis van Woortman en Van Dam van 25 november 2016.
1.2. Van de pleitnota van mrs. Hermans en Pot zijn de par. 141 tot en met 152 niet voorgedragen. Mrs. Berghuis van Woortman en Van Dam hebben van hun pleitnotities de nrs. 1.1 tot en met 1.10, 2.7, 3.29 (vanaf de tweede zin), 3.30 (eerste zin), 4.21 tot en met 4.24, 4.31 (vanaf de tweede zin), 5.1 tot en met 5.3, 5.15 tot en met 6.6 en 7.7 tot en met 7.9 niet gepleit.
1.3. Bij pleidooi heeft ArcelorMittal haar bezwaar tegen de akte van de zijde van Tata Steel van 28 september 2016 toegelicht. Afgezien van de daarin vervatte eiswijziging acht zij deze akte en de daarbij overgelegde producties niet toelaatbaar omdat daarmee nieuwe nietigheidsargumenten zijn aangevoerd. Volgens ArcelorMittal is dit in strijd met de goede procesorde, niet alleen omdat het aanvoeren van nieuwe nietigheidsargumenten in strijd is met het VRO-regime (waarvoor Tata Steel zelf heeft gekozen), maar ook omdat zij hierdoor materieel in haar verdediging wordt geschaad. Tata Steel is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De rechtbank heeft ter zitting vervolgens als volgt op dit bezwaar beslist:
1.3.1. De rechtbank acht het bezwaar gegrond voor zover het ziet op de door Tata Steel als productie 17 overgelegde octrooiaanvrage WO 2008/053273. Dit document was ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding al ingebracht in de oppositieprocedure tegen het (hierna in 2.2 en verder nader beschreven) octrooi EP 863 bij de Oppositieafdeling van het Europees Octrooibureau (EOB) en wordt gelet op de door Tata Steel daarop gegeven toelichting in de akte ook in deze procedure gepresenteerd als nieuwheidsschadelijk. De rechtbank verwerpt daarbij het betoog van Tata Steel dat (ook) productie 17 slechts is overgelegd als reactie op de nadere producties met hulpverzoeken van ArcelorMittal (producties 10 tot en met 12), nu deze productie eveneens op 28 september 2016, dus gelijktijdig, is overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank betoogt ArcelorMittal ook terecht dat zij door deze gang van zaken materieel wordt benadeeld, nu het pleidooi onvoldoende ruimte biedt adequaat op deze nieuwe argumentatie te reageren.
1.3.2. Het voorgaande brengt mee dat productie 17 van Tata Steel en eventueel daarop gegronde nieuwe of aanvullende nietigheidsargumenten buiten beschouwing worden gelaten bij de beoordeling. Voor het overige laat de rechtbank de akte van 28 september 2016 toe aangezien de (verdere) inhoud daarvan slechts de standpunten van Tata Steel tegen de voorlopige opinie van de Oppositieafdeling van het EOB weergeeft en ArcelorMittal ook geen inhoudelijke bezwaren tegen de producties 15 en 16 van Tata Steel heeft geformuleerd.
1.4. Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Tata Steel en ArcelorMittal zijn beide producenten van staal.
2.2.
ArcelorMittal is houdster van het Europese octrooi 2 242 863 B1 (verder: EP 863 of het octrooi) voor een
“process for manufacturing stamped products, and stamped products prepared from the same”.
2.3.
EP 863 is verleend op 8 januari 2014 op een op 12 januari 2009 ingediende aanvrage, waarbij de prioriteit is ingeroepen van een eerdere internationale aanvrage, te weten PCT/IB2008/000079 van 15 januari 2008. Het octrooi is van kracht in meerdere landen, waaronder Nederland.
2.4.
De door EP 863 geclaimde materie is vastgelegd in 11 conclusies, te weten twee werkwijzeconclusies (conclusie 1 en 2), zeven productconclusies (conclusie 3 t/m 9) en twee gebruiksconclusies (conclusies 10 en 11). Deze conclusies luiden in de authentieke Engelse tekst als volgt:
Claims
1. A process for making a hot stamped coated steel blank, comprising:
- pre-coating a steel strip or sheet with aluminium-or aluminium alloy, by hot dip of said steel strip or sheet having a first side and a second side, in an aluminium or aluminium alloy bath, the thickness tp of the said pre-coating being from 20 to 33 micrometers at every location on said first and second sides of said strip or sheet,
then
- cutting said pre-coated steel strip or sheet to obtain a pre-coated steel blank, then
- heating said aluminium- or aluminium alloy pre-coated steel blank in a furnace preheated to a temperature and during a time defined by diagram ABCD of figure 1 if thickness of said sheet is greater than or equal to 0.7mm and less than or equal to 1.5mm, and by diagram EFGH of figure 1 if thickness of said sheet is greater than 1.5mm and less than or equal to 3mm, at a heating rate Vc between 20 and 700˚C comprised between 4 and 12˚C/s, and at a heating rate Vc’ between 500 and 700˚C comprised between 1,5 and 6˚C/s, to obtain a heated blank; then
- transferring said heated blank to a die; then
- hot stamping said heated steel blank in said die, to thereby obtain a hot stamped steel blank, then
- cooling said hot stamped steel blank at a mean rate Vr between the exit of said heated blank from the furnace, down to 400˚C, of at least 30˚C/s.
2. A process according to claim 1, wherein the elapsed time between said heated blank exits said furnace and said stamping commences is not more than 10 seconds
3. A hot stamped coated steel blank, which comprises:
(a) a strip of base steel having a first side and a second side; and
(b) a coating on at least one of said first side of said strip of base steel and said second side of said strip of base steel, wherein:
(i) said coating results from the interdiffusion between said base steel, and aluminium or aluminium alloy pre-coating,
(ii) said coating comprises, proceeding from base steel outwards,
- (a) Interdiffusion layer
- (b) Intermediate layer
- (c) Intermetallic layer
- (d) Superficial layer
(iii) said coating contains, in surfacic fraction, less than 10% of porosities
and wherein the said layers (c) and (d) are quasi-continuous by occupying at least 90% of their respective level and wherein less than 10% of layer (c) is present at the extreme surface of said hot stamped coated steel blank
4. A hot stamped coated steel blank according to claim 3, wherein said superficial layer (d) contains, in surfacic fraction, less than 20% of porosities
5. A hot stamped coated steel blank according to claims 3 or 4 wherein said coating has a thickness greater than 30 micrometers
6. A hot stamped coated steel blank according to any of claims 3 to 5, wherein said layer (a) has a thickness less than 15 micrometers
7. A hot stamped coated steel blank according to any of the claims 3 to 6, wherein the steel composition in the strip comprises the following components by weight based on total weight:
0.15%
0.5%
0.1%.
0.01%
nickel<0.1%
copper<0,1%
titanium<0.2%
aluminum<0.1%
phosphorus<0,1%
sulfur<0.05%
0.0005%
the balance being iron and unavoidable impurities.
8. A hot stamped coated steel blank according to any of the claims 3 to 6, wherein the steel composition in the strip comprises the following components by weight based on total weight:
0.20%
0.8%
0.1%
0.01%
nickel<0.1%
copper<0.1%
titanium<0.1%
aluminum<0.1%
phosphorus<0.05%
sulfur<0.03%
0.0005%
the balance being iron and unavoidable impurities.
9. A hot stamped coated steel blank according to any of the claims 3 to 8, wherein the aluminium or aluminium alloy pre-coating comprises from 8% to 11% silicon by weight, from 2% to 4% iron by weight, the remainder being aluminium and impurities inherent in processing.
10. Use of a hot stamped coated steel blank according to any of the claims 3 to 9 for the manufacturing of a land motor vehicle
11. Use of a hot stamped coated steel blank manufactured according to a process according to any of the claims 1 or 2, for the manufacturing of a land motor vehicle.
2.5.
De onbestreden Nederlandse vertaling van deze conclusies luidt als volgt:
1. Werkwijze voor het maken van een warm gestampt, gecoat, stalen plaatdeel,
omvattende:
- het voorcoaten van een stalen strip of plaat met aluminium of aluminiumlegering,
door het warm dompelen van de stalen strip of plaat met een eerste zijde en een tweede zijde, in een bad met aluminium of aluminiumlegering, waarbij de dikte Tp van de voorcoating van 20 tot en met 33 micrometer is op elke locatie op de eerste en tweede zijden van de strip of plaat,
- het snijden van de voorgecoate, stalen strip of plaat teneinde een voorgecoat, stalen plaatdeel te verkrijgen,
- het verwarmen van het met aluminium of aluminiumlegering voorgecoate, stalen plaatdeel in een oven die voorverwarmd is tot een temperatuur en gedurende een tijdsduur gedefinieerd door het diagram ABCD van figuur 1 indien de dikte van de plaat groter is dan of gelijk is aan 0,7 mm en kleiner is dan of gelijk is aan 1,5 mm, en door het diagram EFGH van figuur 1 indien de dikte van de plaat groter is dan 1,5 mm en kleiner is dan of gelijk is aan 3 mm, met een verwarmingssnelheid Vc tussen 20 en 700˚C gelegen tussen 4 en 12˚C/s, en bij een verwarmingssnelheid Vc’ tussen 500 en 700°C gelegen tussen 1,5 en 6˚C/s, teneinde een verwarmd plaatdeel te verkrijgen;
- het verplaatsen van het verwarmde plaatdeel naar een matrijs;
- het warm stampen van het verwarmde plaatdeel in de matrijs, om daarmee een warm gestampt, stalen plaatdeel te verkrijgen;
- het afkoelen van het warm gestampte stalen plaatdeel met een gemiddelde snelheid Vr tussen de uitvoer van het verwarmde plaatdeel uit de oven, tot 400°C, van tenminste 30°C/s.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de verlopen tijd tussen de uitvoer van het verwarmde plaatdeel uit de oven en het starten van het stampen niet meer is dan 10 seconden.
3. Een warm gestampt, gecoat stalen plaatdeel, omvattende:
(a) een strip van basisstaal met een eerste zijde en een tweede zijde; en
(b) een coating op ten minste één van de eerste zijde van de strip van basisstaal en de tweede zijde van de strip van basisstaal, waarbij:
(i) de coating resulteert uit de interdiffusie tussen het basisstaal en voorcoating van aluminium of aluminiumlegering,
(ii) waarbij de coating omvat, startend vanuit het basisstaal naar buiten toe,
- (a) interdiffusielaag
- (b) tussenliggende laag
- (c) intermetallische laag
- (d) oppervlaktelaag
(iii) waarbij de coating, in oppervlakte-fractie, minder dan 10% porositeiten bevat en waarbij de lagen (c) en (d) quasi continu zijn door het innemen van ten minste 90% van de respectieve niveaus daarvan en waarbij minder dan 10% van de laag (c) aanwezig is aan het buitenste oppervlak van het warm gestampte, gecoate stalen plaatdeel.
4. Warm gestampt, gecoat, stalen plaatdeel volgens conclusie 3, waarbij de oppervlaktelaag (d), in oppervlaktefractie, minder dan 20% porositeiten bevat.
5. Warm gestampt, gecoat, stalen plaatdeel volgens conclusie 3 of 4, waarbij de coating een dikte heeft groter dan 30 micrometer.
6. Warm gestanste, gecoate stalen plaatdeel volgens één van de conclusies 3 tot en met 5, waarbij de laag (a) een dikte heeft van minder dan 15 micrometer.
7. Warm gestampt, gecoat, stalen plaatdeel volgens één van de conclusies 3 tot en met 6, waarbij de staalsamenstelling van de strip de volgende componenten omvat in gewicht ten opzichte van het totale gewicht:
0,15% < koolstof < 0,5%
0,5% < mangaan < 3%
0,1% < silicium < 0,5%
0,01% < chroom < 1%
nikkel < 0,1%
koper < 0,1%
titanium < 0,2%
aluminium < 0,1%
fosfor < 0,1%
zwavel < 0,05%
0,0005% < boor < 0,08%,
waarbij de rest ijzer en onvermijdelijke verontreinigingen is.
8. Warm gestampt, gecoat, stalen plaatdeel volgens één van de conclusies 3 tot en met 6, waarbij de staalsamenstelling in de strip de volgende componenten omvat in gewicht ten opzichte van het totale gewicht:
0,20% < koolstof < 0,5%
0,8% < mangaan < 1,5%
0,1% < silicium < 0,35%
0,01% < chroom < 1%
nikkel < 0,1%
koper < 0.1%
titanium < 0,1%
aluminium < 0,1%
fosfor < 0,05%
zwavel < 0,03%
0,0005% < boor < 0,01%,
waarbij de rest ijzer en onvermijdelijke verontreinigingen is.
9. Warm gestampt, gecoat, stalen plaatdeel volgens één van de conclusies 3 tot en met 8, waarbij de voorcoating van aluminium of aluminiumlegering in gewicht van 8% tot en met 11% silicium omvat, in gewicht van 2% tot en met 4% ijzer omvat, waarbij de rest aluminium is en verontreinigingen die inherent zijn aan de bewerking.
10. Gebruik van een warm gestampt, gecoat, stalen plaatdeel volgens één van de conclusies 3 tot en met 9 voor het vervaardigen van een landmotorvoertuig.
11. Gebruik van een warm gestampt, gecoat, stalen plaatdeel vervaardigd volgens een werkwijze volgens één van de conclusies 1 of 2, voor het vervaardigen van een landmotorvoertuig.
2.6.
Bij EP 863 behoort de volgende figuur 1:
2.7.
De beschrijving van EP 863 bevat onder meer de volgende paragrafen:
FIELD OF THE INVENTION
[0001]The present invention relates to methods of manufacturing hot stamped products prepared from coated steels and to various uses of the invention products such as in spot welding.
BACKGROUND OF THE INVENTION
[0002]In recent years the use of coated steels in hot stamping processes for the shaping of parts has become important, especially in the automotive industry. Fabrication of such parts or products may include the successive following main steps:
- Coating of steel strips or sheets,
- Trimming or cutting for obtaining blanks
- Heating the blanks in order to obtain alloying of the steel substrate with the pre-coating, as well as the austenitizing of the steel
- Hot forming followed by rapid cooling of the part in order to obtain predominantly martensitic structures
This is illustrated for example by U.S. 6,296,805, incorporated herein by reference.
Thanks to an alloying of the pre-coating with the steel substrate, which has the effect of creating intermetallic alloys with high melting temperature, the blanks having such coating may be heated in a temperature range where austenitizing of the metallic substrate takes place, allowing further hardening by quenching.
[0003]Heat treatments of the blanks in view of the intermetallic alloying of the coating and austenitizing of the substrate are most frequently performed in furnaces. The thermal cycles experienced by the blanks include first a heating phase whose rate is a function of parameters such as furnace temperature settings, travelling speed, blank thickness, heating process, and coating reflectivity, After this heating phase, thermal cycles generally include a holding phase, whose temperature is the regulation temperature of the furnace.
[0004]Parts or products obtained after heating, hot stamping and rapid cooling display very high mechanical resistance and may be used for structural applications, for example for automotive industry applications. These parts must be frequently welded with others and high weldability is required. (…)
(…)
EP1380666 discloses also a process including hot stamping of Al-coated steel sheets for the fabrication of welded structural members. But the weldability needs to be further improved.
There remains a need for a process making possible to prepare stamped parts or products which are very suitable to spot welding, which are easy to paint and which display good corrosion resistance.
SUMMARY OF THE INVENTION
[0005]The inventors have discovered that certain coated steels in which a base steel strip or sheet is at least partially coated (sometimes termed “pre-coated’, this prefix indicating that a transformation of the nature of the pre-coating will take place during heat treatment before hot stamping or forming) on at least one side with a coating of either aluminum or an aluminum alloy and in which the coating has a defined thickness, are conveniently formed into shaped parts after heating in particular conditions, and thereby display particular improved weldability.
[0006]The inventors have also discovered that particular good weldability of aluminized and hot stamped parts is associated with a special succession of coating layers on the parts, proceeding from steel substrate outwards, and a controlled fraction of porosities in these layers.
[0007]The inventors have also discovered that this special disposal of layers is associated to specific heating conditions.
OBJECTS OF THE INVENTION
[0008]It is an object of the present invention to provide novel hot stamped parts which are prepared from a pre-coated steel.
[0009]It is another object of the present invention to provide novel articles of manufacture, such as a motor vehicle, which contain such stamped parts.
[0010]It is another object of the present invention to provide novel methods of making stamped parts displaying high weldability.
(…)
BRIEF DESCRIPTION OF THE DRAWINGS
[0012]Figure 1 shows conditions of furnace temperature as a function of the total dwell time in the furnace for sheets of total thicknesses of from 0.7-1.5 mm and 1.5-3 mm that provide particularly favourable coatings for welding.
DETAILED DESCRIPTION OF THE PREFERRED EMBODIMENTS
[0013]The invention is implemented with certain pre-coated steel strips, which comprise a strip of base steel and a pre-coating of aluminium or aluminium alloy (…). (…)
(…)
[0022]The strip of base steel is coated (or pre-coated, this prefix indicating that a transformation of the nature of the pre-coating will take place during heat treatment before stamping) with either aluminum or an aluminum alloy, preferably with hot-dip. A typical metal bath for an Al-Si coating generally contains in its basic composition by weight from 8% to 11% silicon, from 2% to 4% iron, the remainder being aluminum or aluminum alloy, and impurities inherent in processing. (…) Typical composition of Al-Si coating is: Al-9,3%Si-2,8%Fe. Invention coatings are not limited to these compositions, however.
While not bound by a particular theory of operation, the inventors believe that several of the benefits of the invention are first related to a specific range of pre-coating thickness tp of 20 to 33 micrometers:
- For a pre-coating thickness less than 20 micrometers, the alloyed layer which is formed during the heating of the blank has an insufficient roughness. Thus, the adhesion of subsequent painting is low on this surface, and the corrosion resistance is decreased.
- If the pre-coating is more than 33 micrometers at a given location on a sheet, the risk is that the difference of thickness between this location and some other locations where the pre-coating is thinner, becomes too important, and that alloying during the heating the heating of the blank becomes uneven. The inventors have also shown that the control of the pre-coating thickness in the narrow range presented above, contributes to form coatings after alliation whose thickness is also controlled in a precise range. This is also a factor for ensuring that the range of resistance welding parameters applied on parts after alliation is not subject to variability.
The pre-coated steel sheets or strips are then cut into blanks, and submitted to heat treatments in furnace prior to hot stamping, in order to obtain products or parts. The inventors have discovered that very good welding properties are achieved if the coating obtained on parts or products made out of blanks having undergone intermetallic alloying, austenitizing and hot stamping, displays distinctive features. It must be pointed out that this coating is different from the initial pre-coating, since the thermal treatment causes an alloying reaction with the steel substrate which modifies both the physicochemical nature and the geometry of the pre-coating : in this regard, the inventors have discovered that particularly good weldability of aluminized and hot stamped parts is associated with the following succession of coating layers on the parts, proceeding from steel substrate outwards :
- (a) Interdiffusion layer,
- (b) Intermediate layer
- (c) Intermetallic layer,
- (d) Superficial layer
The inventors have also discovered that particular good weldability is obtained with a limited quantity of porosities in the coating layers, as will be detailed below.
(…)
In a preferred embodiment the total thickness of layers (a) to (d) is greater than 30 micrometers.
In another preferred embodiment, the thickness of layer (a) is less than 15 micrometers.
[0023]The inventors have also discovered that high weldability is especially obtained when layers (c) and (d) are essentially continuous; the character of essential continuity of these layers is defined in the following manner: the layers may be fully continuous. But they may be fragmented in some areas due to layer parts coming from lower or upper levels. According to the invention, this fragmentation must be limited, i.e. layers (c) and (d) must occupy at least 90% of their respective level. High weldability is obtained when less than 10% of layer (c) is present at the extreme surface of the part. (…)
This favorable layer disposition is obtained for example when aluminum- or aluminum alloy pre-coated steel sheets, whose thickness range from, e.g., 0.7 to3 mm, are heated for 3 to 13 minutes (this dwell time includes the heating phase and the holding time) in a furnace without special atmosphere heated to a temperature of 880 to 940˚C. The invention does not require a furnace with a controlled atmosphere. Other conditions leading to such favourable layer disposition are found in Figure 1 and below.
Particularly preferred conditions are:
- for thickness of 0.7-1.5mm
- 930˚C, from 3 minutes up to 6 minutes;
- 880˚C, from 4 minutes 30 seconds up to 13 minutes
- For thickness of 1.5 to 3mm
- 940˚C, from 4 minutes up to 8 minutes;
- 900˚C, from 6 minutes 30 seconds up to 13 minutes
For sheets of total thicknesses greater or equal to 0.7mm, and less than or equal to 1.5mm, the preferred treatment conditions (…) are illustrated in figure 1 by conditions lying within the limits of diagram “ABCD” For sheets of total thicknesses greater than 1.5mm, and less than or equal to 3mm, the preferred treatment conditions (…) are illustrated in figure 1 by diagram “EFGH”.
The heating rate Vc is comprised between 4 and 12˚C/s for producing a favorable alloyed layer disposition. Vc’ depending in particular of furnace settings, is defined as the mean heating rate between 20 and 700˚C experienced by the pre-coated steel blank in the preheated furnace. The inventors have discovered that the control of Vc in this particular range allows to influence the nature and the morphology of the alloyed layers which are formed. It is here underlined that the heating rate Vc is different from the mean heating rate, which is the heating rate between room temperature and furnace holding temperature.
The inventors have discovered in a surprising manner that special heating conditions are particularly favourable for the formation of alloyed layers, leading to less porosities formation. Without being bound by a theory of the invention, it is believed that the formation of the preferred alloyed layers takes place in a particular temperature range due to the particular kinetics of alliation in this range: in this respect, it has been discovered that the control of the heating rate in the particular temperature range between 500 and 700˚C (designated here as Vc’) is especially important and that the value of Vc’ has to be comprised between 1.5 and 6˚C/s.
When Vc’ is lower than 1.5˚C/s, there is a risk that the kinetics of oxidation, resulting from the interaction of oxygen of the furnace atmosphere with the pre-coating surface, competes with the kinetics of alliation between the steel substrate and the pre-coating. Thus, the desired alloyed layer disposal is not obtained. Furthermore slow heating rate V’c causes a too high quantity of porosities in the coating.
When Vc’ is higher than 6˚C/s, the intermetallic layer (c) has a tendency to be present in more than 10% at the extreme surface of the part, thus reducing weldability.
When Vc is comprised between 1.5 and 6˚C/s, the character of essential continuity of layers (c) and (d) is fully ensured.
(…)
[0024]Heated blanks are thereafter transferred from the furnace to a die, hot stamped in a press to obtain a part or product, and cooled at a rate Vr of more than 30˚C/s. The cooling rate Vr is defined here as the mean rate between the exit of the heated blank from the furnace, down to 400˚C. In these conditions, austenite formed at high temperature mainly transform into martensitic or martensitic-bainitic structures with high strength.
In a preferred embodiment, the elapsed time between the exit of the heated blank and the introduction of the blank in the hot stamping press is not more than 10 seconds. Otherwise, a partial transformation from austenite is susceptible to appear: if obtaining a full martensitic structure is desired, the transfer time between the exit of the furnace and stamping should be less than 10s.
(…)
EXAMPLES
[0025]
i. i) - Conditions according to the invention: in an example of implementation, a cold rolled steel sheet,
1.2
mm thick, has been fabricated: it contains by weight: 0.23 % carbon, 1.25% manganese, 0.017% phosphorus, 0.002% sulfur, 0.27% silicon, 0.062% aluminum, 0.021% copper, 0.019% nickel, 0.208% chromium, 0.005% nitrogen, 0.038% titanium, 0.004% boron, 0.003% calcium. The sheet has been pre-coated with an aluminum-based alloy with composition 9.3% silicon, 2.8% iron, the remainder being aluminum and unavoidable impurities. The thickness on each side of the sheet was controlled to be within the range (20-33) micrometers.
The sheets were afterwards cut into blanks which were heated at 920°C for 6mn, this time including the heating phase and the holding time. Heating rate Vc between 20 and 700°C was 10°C/s. The heating rate Vc’ between 500 and 700°C was 5°C/s. No special control of furnace atmosphere was performed. The blanks were transferred from the furnace to a press in less than 10s, hot stamped and quenched in order to obtain full martensitic structures.
(…)
ii) Conditions of reference: blanks with the same base material and pre-coating were furnace-heated in different conditions: The blanks were heated to 950°C for 7 minutes, this time including the heating phase. Heating rate Vc was 11°C/s. Heating rate Vc’ between 500 and 700°C was 7°C/s. These conditions correspond to a degree of alloying which is more important than in conditions (i)
2.8.
Tegen de verlening van EP 863 is door Tata Steel en drie andere partijen – Salzgitter Flachstahl GmbH, ThyssenKrupp Steel Europe AG en Volkswagen AG – oppositie ingesteld. Ten tijde van de mondelinge behandeling had de Oppositieafdeling van het EOB op deze oppositie(s) nog niet beslist. Ambtshalve is het de rechtbank bekend dat de Oppositieafdeling bij beslissing van 27 juni 2017 conclusie 1 van EP 863 niet nieuw heeft bevonden over WO2008/053273 (zijnde de publicatie die in deze procedure is geweigerd, vgl. 1.3.1 en 1.3.2) en het octrooi heeft herroepen. De Oppositieafdeling heeft het beroep op openbaar voorgebruik in verband met de conclusies 3 t/m 8 zoals dat ook in deze procedure wordt gevoerd (zie hierna), overigens niet aangenomen. De Oppositieafdeling heeft geen oordeel gegeven over de inventiviteit van het octrooi.
2.9.
In het vaktijdschrift Gaswärme International (53) (nr. 7/2004) is in 2004 een artikel verschenen van Dipl.-Ing. Jörg Winkel onder de titel:
“Quetten zum Presshärten von Stahlblech im Automobilbau”met de Engelse ondertitel:
“Quenches for press hardening steel plate in the car industry”(hierna: Winkel). In dit artikel wordt in detail ingegaan op de werkwijze van het ‘Presshärten’ (‘press hardening process’) waarbij stukken plaatstaal “im Ofen erwärmt, im wärmen Zustand von der Presse umgeformt und durch das gekühlte Werkzeug gehärtet [werden]” (“process parts are heated in a furnace, formed by a press while still hot and then hardened in the chilled press”). Het artikel gaat daarbij met name in op de ovens die daarbij (kunnen) worden gebruikt.
2.10.
In Winkel is als figuur 2 een grafiek opgenomen, die de opwarming van een stuk plaatstaal van 1,2 mm en een stuk plaatstaal van 2,0 mm dik gedurende het verblijf in de oven weergeeft. Deze grafiek ziet er als volgt uit (een kleurenkopie is niet overgelegd):
2.11.
In 2006 is een publicatie verschenen van de hand van J. Wilsius, P. Hein en R. Kefferstein met de titel:
“Status and future trends of hot stamping of Usibor 1500P”. Usibor 1500P is aluminium gecoat staal van ArcelorMittal en Wilsius, Hein en Kefferstein waren ten tijde van de publicatie werkzaam bij ArcelorMittal. Het artikel beschrijft onder meer het proces van hot stamping, de voordelen van het gebruik daarbij van gecoat staal zoals Usibor 1500P en een aantal parameters die van invloed zijn op het proces en de kwaliteit van de daarmee vervaardigde producten. Het bevat onder meer de volgende vier pagina’s (pag. 83, 84, 85 en 87):

3.Het geschil

In de hoofdzaak
3.1.
Na wijziging van eis vordert Tata Steel in deze procedure dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, (1) het Nederlandse deel van EP 863 (geheel of gedeeltelijk) zal vernietigen, (2) ArcelorMittal zal verbieden (potentiële) afnemers van Tata Steel te benaderen met mededelingen met de strekking dat Tata Steel inbreuk zou maken op het Nederlandse deel van EP 863 of op één of meer niet nader gespecificeerde exclusieve rechten van ArcelorMittal en (3) ArcelorMittal zal veroordelen in de redelijke en evenredige kosten van deze procedure als bedoeld in artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.2.
Aan deze vorderingen legt Tata Steel zakelijk weergegeven de volgende stellingen ten grondslag:
- De in de conclusies 1 en 2 van EP 863 onder bescherming gestelde werkwijzen zijn niet nieuw, althans niet inventief, zodat deze conclusies nietig zijn.
- Hetzelfde geldt voor de productconclusies 3 tot en met 9. Hoewel deze zijn geformuleerd als zelfstandige conclusies wordt daarin telkens een product geclaimd dat alleen is te verkrijgen door toepassing van de werkwijzen volgens de conclusies 1 en 2. Een voortbrengsel dat het onvermijdelijke resultaat is van een werkwijze die niet nieuw en niet inventief is, is evenmin nieuw en inventief. Bovendien ontbeert de in de conclusies geclaimde materie nieuwheid door openbaar voorgebruik van een staalproduct dat alle kenmerken van deze conclusies bevatte en is conclusie 3 (en daarmee de daarvan afhankelijke conclusies 4 tot en met 9) niet nawerkbaar.
- Aangezien de gebruiksconclusies 10 en 11 respectievelijk zien op het gebruik van een product conform de conclusies 3 tot en met 9 en een product dat is vervaardigd conform de conclusies 1 en 2, worden deze eveneens getroffen door de nieuwheids- en inventiviteitsbezwaren.
- Tata Steel is voornemens met een nieuw product op de markt te komen, in verband waarmee zij substantiële bedragen zal dienen te investeren. De lancering van dit product zal echter kunnen worden verstoord indien er octrooirechtelijke claims boven de markt hangen die afnemers kopschuw maken. Met het oog hierop heeft Tata Steel ArcelorMittal verzocht toe te zeggen dat zij het nietige EP 863 niet zal handhaven. ArcelorMittal heeft dit echter geweigerd en gelet op de agressiviteit waarmee zij IE-rechten inzet om haar marktaandeel te beschermen, is er dan ook een reële dreiging dat zij met EP 863 zal gaan ‘wapperen’. Tata Steel heeft dan ook recht en belang bij een zogenoemd ‘wapperverbod’.
3.3.
ArcelorMittal heeft in de hoofdzaak gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
In de incidenten
3.4.
Voor alle weren heeft ArcelorMittal bij incidentele conclusie op de voet van art. 83 lid 4 ROW gevorderd (zakelijk weergegeven)
primairdat de rechtbank de onderhavige nietigheidsprocedure zal schorsen totdat in de oppositieprocedure tegen EP 863 een definitieve beslissing is verkregen, en
subsidiair(nl. voor het geval voor de beslissing tot schorsing nadere onderbouwing van de zijde van ArcelorMittal nodig mocht zijn) dat de rechtbank de beslissing tot schorsing zal aanhouden tot na de conclusie van antwoord in de hoofdzaak.
3.5.
Bij vonnis in het incident van 18 april 2016 heeft de rechtbank deze vorderingen afgewezen, onder aanhouding van de beslissing over de proceskosten. Bij conclusie van antwoord in de hoofdzaak heeft ArcelorMittal dit verzoek tot schorsing herhaald.
3.6.
In het kader van haar verweer in de hoofdzaak heeft ArcelorMittal bij antwoord tevens een incidentele vordering ingesteld, waarbij zij op de voet van artikel 223 Rv en voor de duur van het geding inclusief mogelijk hogere instanties vordert dat de rechtbank (zakelijk weergegeven):
Tata Steel zal bevelen de raadsman van ArcelorMittal schriftelijk te informeren over alle eigenschappen van alle producten die zij overweegt te gaan produceren en op de markt te brengen en die onder de beschermingsomvang van EP 863 zouden kunnen vallen, althans over die eigenschappen die nodig zijn om te kunnen bepalen of die producten onder die beschermingsomvang vallen; en
Tata Steel zal bevelen de raadsman van ArcelorMittal vervolgens maandelijks schriftelijk te informeren over alle overwogen, voorgenomen en/of vastgestelde wijzigingen in de onder 1. bedoelde eigenschappen.
Dit alles binnen veertien dagen resp. na verloop van vier weken na betekening van het in dit incident te wijzen vonnis en op straffe van verbeurte van dwangsommen.
3.7.
Aan deze incidentele vorderingen legt ArcelorMittal ten grondslag dat Tata Steel zodanig vaag blijft over haar niet nader gespecificeerde nieuwe product, dat mag worden aangenomen dat dit potentieel inbreukmakend op EP 863 is. Als octrooihouder heeft ArcelorMittal dan ook recht op en belang bij nadere informatie over dit product, zodat zij het (commerciële) belang bij de potentiële inbreuk kan inschatten en daarnaast kan inschatten welke verdere maatregelen geboden zijn. Nu deze vorderingen zijn gebaseerd op artikel 223 Rv brengt de aard daarvan mee dat de rechtbank hierover een beslissing dient te nemen voorafgaand aan de eindbeslissing(en) in de hoofdzaak, aldus ArcelorMittal.
3.8.
Tata Steel heeft deze incidentele vorderingen gemotiveerd bestreden. Ook hier zullen de stellingen van partijen, voor zover relevant voor de beslissing, hierna nader aan de orde komen.

4.Beoordeling

Bevoegdheid

4.1.
Op grond van het bepaalde in art. 24 onder 4 EEX II-Vo [1] j˚ art. 80 lid 1 onder a ROW is deze rechtbank bij uitsluiting bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot vernietiging van het Nederlandse deel van EP 863. Ten aanzien van het daarnaast gevorderde ‘wapperverbod’ acht de rechtbank zich eveneens bevoegd, nu deze vordering is gebaseerd op de stelling dat het Nederlandse deel van EP 863 nietig is, de vordering ook uitdrukkelijk is beperkt tot het ‘wapperen’ met dit Nederlandse deel en ArcelorMittal deze bevoegdheid na deze beperking ook niet meer heeft bestreden. Gelet op de bevoegdheid in de hoofdzaak bestaat ook bevoegdheid de door ArcelorMittal gevorderde voorlopige maatregelen te treffen.
Schorsing ex artikel 83 lid 4 ROW 1995
4.2.
ArcelorMittal heeft bij conclusie van antwoord en ten pleidooie de rechtbank andermaal verzocht gebruik te maken van de haar toekomende discretionaire bevoegdheid de procedure op de voet van artikel 83 lid 4 ROW te schorsen nu tegen het octrooi oppositie aanhangig is.
4.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding terug te komen op hetgeen zij in het incidentele vonnis heeft overwogen en beslist. Ook op dit moment ziet zij geen noodzaak de procedure te schorsen nu hierna zal blijken dat het Nederlandse deel van EP 863 nietig wordt geacht wegens gebrek aan inventiviteit. De Oppositie Afdeling heeft het octrooi inmiddels herroepen, zij het op basis van andere prior art, welke in deze procedure niet aan de orde is. Ook dat vormt in dit geval geen reden alsnog de schorsing te bepalen.
Het octrooi en de technische achtergrond daarvan
4.4.
Centraal in EP 863 staat de technologie van het door middel van ‘hot stamping’ (naar de rechtbank begrijpt ook wel aangeduid als ‘hot forming’) vervaardigen van staalproducten uit staalplaat of staalstrips. Het gaat daarbij om de werkwijze waarbij de door middel van hot stamping te bewerken staalplaat vooraf is voorzien van een coating van aluminium of van een aluminium legering. Deze technologie heeft brede toepassing gevonden bij het vervaardigen van (carrosserie)onderdelen in de autoindustrie.
4.5.
Bij dit op zichzelf al bekende proces worden de vooraf gecoate platen of strips (in de beschrijving van het octrooi aangeduid als ‘blanks’) eerst in een oven verhit tot een hoge temperatuur (900˚C en meer), vervolgens in deze verhitte toestand overgebracht naar een pers die deze in de gewenste vorm perst en meteen daarna versneld afgekoeld (‘schrikken’). Het verhitten en versneld afkoelen spelen in dit proces een belangrijke rol. Door het verhitten verandert de kristalstructuur van het staal van het zogenaamde ferriet in austeniet, waardoor het sterk maar nog wel vormbaar wordt. Daarnaast gaat het staal door de verhitting een verbinding aan met de coating (interdiffusie), hetgeen voordelig is voor een goede hechting en hardheid van de coating. Door het staal na het persen te schrikken, transformeert het austeniet verder in martensiet, een sterke, moeilijk vervormbare verschijningsvorm van staal met een hoge hardheid, die bij uitstek geschikt is voor het gebruik in auto’s.
4.6.
Het octrooi richt zich volgens de beschrijving in het bijzonder op de (verbetering van de) eigenschappen van de coating na het doorlopen van dit proces, in het bijzonder een goede lasbaarheid en daarnaast een goede verfbaarheid en bestendigheid tegen corrosie. Het openbaart daarbij dat een coating met de beste eigenschappen kan worden verkregen indien de vooraf aangebrachte coating een bepaalde dikte en samenstelling heeft en de verhitting van de ‘blank’ volgens bepaalde parameters (opwarmsnelheden en duur) plaatsvindt. Geclaimd worden vervolgens twee werkwijzen volgens deze parameters, een aantal staalproducten met onder meer een coating met deze eigenschappen alsmede het gebruik van (met) die (werkwijzen verkregen) staalproducten bij het vervaardigen van auto’s.
Conclusie 1
4.7.
Zoals hiervoor reeds werd vermeld, bestrijdt Tata Steel de in conclusies 1 en 2 geclaimde werkwijzen zowel met een nieuwheidsaanval als met een inventiviteitsaanval. De rechtbank ziet aanleiding eerst in te gaan op het gestelde gebrek aan inventiviteit van conclusie 1. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
Meest nabije stand van de techniek
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat het hiervoor in r.o. 2.11 genoemde artikel van Wilsius, Hein en Kefferstein uit 2006 (hierna: ‘WHK’) in het kader van de inventiviteitsvraag kan worden aangemerkt als de meest nabije stand van de techniek (‘closest prior art’). De rechtbank zal hier dan ook vanuit gaan.
De vakman
4.9.
Wel is tussen partijen in geschil hoe in het kader van de inventiviteit de vakman moet worden geduid. Volgens Tata Steel zou als de vakman moeten worden genomen een team, bestaande uit drie personen die expertise zouden hebben op resp. het gebied van het substraat (de stalen blank), de coating en het hot formen, in het bijzonder in de auto-industrie. Allen hebben een bèta-achtergrond, beschikken over algemene kennis op het gebied van de natuurkunde en scheikunde en hebben daarnaast relevante opleidingen op het gebied van de werktuigbouw, ‘material sciences’ en engineering gevolgd. Bovendien geldt voor alle drie dat zij enkele jaren ervaring hebben in de industrie, aldus Tata Steel.
4.10.
Met ArcelorMittal is de rechtbank van oordeel dat Tata Steel hiermee te veel miskent dat de vakman een fictieve persoon is en dat bij het identificeren van die fictieve persoon moet worden uitgegaan van het technische probleem dat moest worden opgelost, niet van de oplossing zelf. Uitgaande van het octrooi zijn dat de (verbeterde) eigenschappen van pre-coated, hot stamped (hot formed) staalproducten voor gebruik in de auto-industrie, in het bijzonder met het oog op een goede lasbaarheid. Tegen deze achtergrond kan de vakman worden gedefinieerd als een deskundige (ervaren ingenieur) op het gebied van het hot formen van pre-coated staal, met name op het gebied van toepassing in de auto-industrie.
Verschilkenmerken
4.11.
Bij het bepalen van de verschilkenmerken gaat de rechtbank in navolging van partijen uit van de navolgende kenmerken van conclusie 1:
1.1
A process for making a hot stamped coated steel blank, comprising:
1.2
pre-coating a steel strip or sheet with aluminium-or aluminium alloy,
1.3
by hot dip of said steel strip or sheet having a first side and a second side, in an aluminium or aluminium alloy bath,
1.4
the thickness tp of the said pre-coating being from 20 to 33 micrometers at every location on said first and second sides of said strip or sheet,
then
1.5
cutting said pre-coated steel strip or sheet to obtain a pre-coated steel blank, then
1.6
heating said aluminium- or aluminium alloy pre-coated steel blank in a furnace preheated to a temperature and during a time defined by diagram ABCD of figure 1 if thickness of said sheet is greater than or equal to 0.7mm and less than or equal to 1.5mm, and by diagram EFGH of figure 1 if thickness of said sheet is greater than 1.5mm and less than or equal to 3mm,
1.7
at a heating rate Vc between 20 and 700˚C comprised between 4 and 12˚C/s, and at a heating rate Vc’ between 500 and 700˚C comprised between 1,5 and 6˚C/s, to obtain a heated blank; then
1.8
transferring said heated blank to a die; then
1.9
hot stamping said heated steel blank in said die, to thereby obtain a hot stamped steel blank, then
1.1
cooling said hot stamped steel blank at a mean rate Vr between the exit of said heated blank from the furnace, down to 400˚C, of at least 30˚C/s.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank worden de kenmerken 1.1 tot en met 1.6 en 1.8 tot en met 1.10 alle reeds in WHK direct en ondubbelzinnig, al dan niet met gebruikmaking van zijn algemene vakkennis, aan de vakman geopenbaard.
4.13.
Ten aanzien van de
kenmerken 1.1 en 1.2overweegt de rechtbank daartoe dat WHK in par. 1.1 op pag. 83 een beschrijving geeft van het hot stampingproces, toegespitst op Usibor 1500P-staal van ArcelorMittal. In par. 1.2 (pag. 84) geeft WHK vervolgens aan dat het bij dit staal gaat om
‘precoated boron steel with a metallic coating of aluminium-silicon’. Alle elementen van de kenmerken 1.1 en 1.2 zijn hiermee geopenbaard.
4.14.
Ten aanzien van
kenmerk 1.3geldt dat ArcelorMittal onvoldoende heeft weersproken dat Usibor 1500P op de prioriteitsdatum al jaren op de markt was en dat de vakman zonder meer wist dat de coating van dit staalproduct een aluminium legering is die door middel van een hot-dipproces wordt aangebracht. Dit blijkt ook uit het door Tata Steel als productie EP6 in het geding gebrachte screenshot van een pagina van de website van een rechtsvoorgangster van ArcelorMittal, Usinor. Volgens de tekst van deze pagina zoals deze op 21 februari 2003 luidde, is de
‘aluminized coating (…) applied by a continuous hot-dip process’. ArcelorMittal heeft overigens ook niet weersproken dat de aluminium-silicon coating van Usibor 1500P, zoals Tata Steel ook nog naar voren heeft gebracht, ook alleen maar door middel van een hot-dipproces kan worden aangebracht. Dat er meer algemeen ook nog een andere methode is om een (metalen) coating aan te brengen (‘elektro plating’) doet in dit verband niet terzake, nu Tata Steel hierover onweersproken naar voren heeft gebracht dat deze techniek alleen mogelijk is bij het gebruik van zink. WHK vermeldt evenwel dat Usibor 1500P een aluminium-silicium coating heeft (op pag. 84).
4.15.
In par. 1.2 (pag. 84) leert WHK dat de dikte van de precoating van Usibor 1500P
‘approximately 25µm/side’is. Met Tata Steel is de rechtbank van oordeel dat de vakman deze passage in WHK niet leest als ‘gemiddelde dikte’ en er dus ook niet in zal lezen dat de dikte sterk kan afwijken van 25 µm, zolang de gemiddelde dikte die waarde maar blijft benaderen. De vakman zal hier lezen dat de dikte van de precoating op alle plaatsen op de staalplaat bij benadering 25µm is. Deze lezing vloeit reeds voort uit het gebruik van het woord ‘approximately’ (en niet ‘average’). Het andersluidende betoog van ArcelorMittal op dit punt moet dan ook worden verworpen. De conclusie moet daarmee luiden dat ook
kenmerk 1.4reeds in WHK was geopenbaard.
4.16.
Met betrekking tot
kenmerk 1.5stelt de rechtbank voorop dat tussen partijen niet in geschil is hoe staal wordt geproduceerd en vervolgens wordt aangeleverd voor verdere verwerking. Kort gezegd houdt dit proces in dat in een continu gietproces langgerekte, dikke strengen staal worden geproduceerd, die vervolgens worden gewalst in een lange staalband (‘steel strip’) van de gewenste dikte en daarna voor het eigenlijke proces van hot stamping worden versneden tot ‘blanks’. Wanneer de vakman in par. 1.1 van WHK ‘blanks’ leest (en overigens in figuur 1 ook ziet), begrijpt hij op grond van zijn algemene vakkennis zonder meer dat de voorgecoate staalstrip eerst wordt versneden. Daarmee is ook kenmerk 1.5 in WHK geopenbaard.
4.17.
Ten aanzien van
kenmerk 1.6wordt het volgende overwogen. Dit kenmerk ziet op de temperatuur van de oven in combinatie met de tijd dat een blank in de oven verblijft met het oog op het verkrijgen van de gewenste interne structuur van het staal (austeniet). WHK spreekt in dit verband op pag. 83 over: ‘
heating blanks until complete austenitization (900˚C to 950˚C during 4 to 10 minutes)’. Zoals ook blijkt uit de op pag. 18 van de inleidende dagvaarding opgenomen figuur, overlappen deze ranges voor een groot deel de ranges ABCD en EFGH van EP 863, die blijkens par. [0023] van de beschrijving en de daarbij behorende figuur 1 voor wat betreft de temperatuur liggen tussen 880˚C en 940˚C en voor wat betreft de tijd tussen de 3 en 13 minuten. Kenmerk 1.6 omvat daarmee grotendeels materie die niet nieuw is. Dat er ook een gering deel niet overlapt met het in EP 863 geclaimde ‘window’, is niet relevant. De overlap maakt dat kenmerk 1.6 niet nieuw is.
4.18.
ArcelorMittal voert echter aan dat de vakman WHK niet op deze manier zal lezen. Zij betoogt daartoe dat het verhittingsproces dat hier aan de orde is, twee fases kent: een eerste fase waarin de blanks op temperatuur worden gebracht (heating time), en een tweede fase waarin de op temperatuur gebrachte blanks nog een tijd in de oven worden gehouden om een geheel austenitische structuur te verkrijgen (holding time). De in het octrooi genoemde verblijftijd (‘dwell time’) van de blanks in de oven ziet op beide fases tezamen, terwijl de verblijftijd die in WHK wordt geopenbaard uitsluitend ziet op de tweede fase, derhalve alleen op de holding time, aldus ArcelorMittal. Dit betoog wordt verworpen. De vakman zal
‘heating blanks until complete austenitization’in WHK begrijpen als een beschrijving van het gehele proces dat nodig is om tot een volledig austenitische structuur te komen. Hij weet dat het nodig is om de blank na verhitting enige tijd te houden op de temperatuur waarop hij is verhit om die structuur volledig te bereiken. Hij zal de term ‘heating’ dan ook lezen als verhitting en vervolgens enige tijd verhit houden (zoals ook par. [0023] van het octrooi beschrijft) en begrijpen dat de gewenste structuur wordt bereikt door een blank gedurende 4 tot 10 minuten op een temperatuur van 900˚tot 950˚C te verhitten en verhit te houden, afhankelijk van de dikte van de blank. Op basis van zijn algemene vakkennis zal hij derhalve inzien dat daarmee een opwarmfase – heating phase – tot 900˚C en een holding phase bedoeld wordt. Met de in WHK vermelde tijd voor heating én holding vindt bij de daar vermelde 900˚tot 950˚C ook volledige austenitizering plaats. Dat dit zo is, wordt ondersteund door de hiervoor in r.o. 2.10 opgenomen grafiek in Winkel, waarnaar ArcelorMittal ook zelf verwijst. Uit die grafiek blijkt immers dat die temperatuur bij blanks van 1,2 mm dik al na 150 tot 180 seconden wordt bereikt.
4.19.
Wat de dikte van de blanks betreft, heeft ArcelorMittal nog gesteld dat Tata Steel ten onrechte de aanname maakt dat de vakman door de verwijzing in WHK naar Usibor 1500P staal een dikte van de blanks leest volgens de geclaimde ranges van kenmerk 1.6. Tata Steel heeft dit gemotiveerd weersproken. WHK noemt in het kader van de verrichte experimenten (figuur 11) een specifieke dikte van 1,5mm terwijl de vakman op basis van zijn algemene vakkennis op de prioriteitsdatum wist dat het in WHK genoemde Usibor 1500P staal (afkomstig van ArcelorMittal) beschikbaar was in verschillende diktes binnen de 0,7mm – 3mm die in figuur 1 van EP 863 worden genoemd, hetgeen ook volgt uit de door Tata Steel overgelegde website van ArcelorMittal (productie EP6). Dat er op de prioriteitsdatum ook blanks met diktes buiten de range van het octrooi op de markt werden gebracht zoals ArcelorMittal stelt, is door Tata Steel gemotiveerd bestreden en door ArcelorMittal vervolgens niet nader onderbouwd zodat die stelling wordt verworpen. Dat er op aanvraag
(‘Other dimensions are available on request’)mogelijk andere diktes verkrijgbaar waren, maakt het vorenstaande niet anders.
4.20.
Ten aanzien van de kenmerken
1.8 en 1.9overweegt de rechtbank dat deze volledig worden geopenbaard op pag. 83 van WHK. ArcelorMittal heeft dit ook niet betreden.
4.21.
Kenmerk
1.1ziet op de afkoelsnelheid bij het ‘schrikken’ van de opgewarmde blank tot een temperatuur van 400˚C teneinde de austenitische structuur te behouden en deze structuur om te zetten in martensiet. Volgens het octrooi dient dit te geschieden met een snelheid van tenminste 30˚C/s, waarbij als startmoment geldt het moment dat de blank de oven verlaat (
‘the exit of said heated blank from the furnace’). WHK zegt hierover op pag. 83: “to get a fully martensitic microstructure, the cooling speed must be higher than 30˚C/s, rates between 50˚C/s en 100˚C/s being optimal”. Anders dan het octrooi gaat het daarbij om de koeling in de pers, meteen na de hot stamping met deze pers. WHK leert de vakman echter ook dat het door hot stamping gevormde product “at the exit of the stamping line” een temperatuur van 150˚C heeft en dat de ‘total cycle time’ (transfer + stamping + cooling in the die), tussen de 15 en 25 seconden beloopt. Deze parameters tezamen corresponderen bij een afkoeling van 900˚C tot 150˚C resp. 950˚C tot 150˚C met afkoelingssnelheden vanaf het moment dat de verhitte blank de oven verlaat (de transfer) van 30˚C/s en 50˚C/s. Dat blijkt uit de door Tata Steel overgelegde productie EP10. ArcelorMittal heeft nog aangevoerd dat die berekeningen onduidelijk en onjuist zijn, maar heeft verder ter zitting niet uitgelegd waarom dat zo zou zijn, zodat die betwisting als onvoldoende gemotiveerd wordt gepasseerd. Ook kenmerk 1.10 was derhalve voor de vakman in WHK reeds direct en ondubbelzinnig geopenbaard.
Technisch effect verschilkenmerk 1.7?
4.22.
WHK beschrijft in par. 1.3.2 dat het verhitten van blanks in ovens met een maximale opwarmsnelheid van 12˚C/s dient plaats te vinden. WHK waarschuwt dat
‘the heat treatment of the blank in the furnace should be conducted so as to respect the kinetics of the austenitic transformation and of the intermetallic alloying reaction between the AlSi-coating and the iron substrate of the blank’: WHK merkt daarbij op dat
‘a too rapid heating of the blanks can cause the melting of the AlSi-coating and deposition of metal onto the rolls’zodat de
‘heating rate doesn’t have to exceed 12˚C/s’. Hoewel WHK daarmee een duidelijke aanwijzing geeft voor de maximale gemiddelde opwarmsnelheid, openbaart het echter niet expliciet de in het octrooi geclaimde specifieke opwarmsnelheden voor het temperatuurbereik van 20˚C - 700˚C en/of van 500˚C-700˚C. Het voorgaande betekent dat EP 863 ten opzichte van WHK slechts één verschilkenmerk kent, te weten kenmerk 1.7. Volgens dit kenmerk dient het verhitten van een blank niet alleen gedurende een bepaalde tijd plaats te vinden (zie kenmerk 1.6), maar dienen daarbij ook specifieke opwarmsnelheden (Vc en Vc’) te worden gebruikt. Volgens het octrooi zou het technisch effect daarvan met name zien op een verbeterde lasbaarheid en daarnaast verbeterde verfbaarheid en corrosiebestendigheid.
4.23.
Tata Steel heeft echter bestreden dat deze maatregel technisch effect heeft. Daartoe heeft zij onder verwijzing naar figuur 2 in het artikel van Winkel (zie hiervoor, r.o. 2.9 en 2.10) aangevoerd dat de geclaimde opwarmsnelheden een autonoom, door de wetten van de thermodynamica beheerst proces zijn, met andere woorden een automatisch gevolg van de eigenschappen van de blank (de samenstelling, de dikte en de coating) en de temperatuur van de oven (waarbij de opwarmsnelheid het hoogste zal zijn aan het begin, als het temperatuurverschil tussen de oven en de blank het grootst is). Daarbij heeft zij erop gewezen dat één van de opposanten in de oppositieprocedure bij het EOB, Salzgitter Flachstahl, het in WHK beschreven proces heeft nagewerkt met gebruikmaking van een blank van Usibor 1500P-staal met een dikte van 1,5 mm en een andere stalen blank met aluminium-siliciumcoating. Salzgitter kwam bij toepassing daarvan uit op opwarmsnelheden die midden in de door het octrooi geclaimde ranges lagen, te weten tussen de 6,9˚C/s en 8,9˚C/s waar tussen 4˚C/s en 12˚C/s geclaimd wordt en tussen de 3,6˚C/s en 4,7˚C/s waar tussen de 1,5˚C/s en 6˚C/s geclaimd wordt.
4.24.
Dit betoog treft naar het oordeel van de rechtbank doel. Winkel beschrijft de ovens die in de stand van de
hot stampingtechniek gebruikt werden en ook in EP 863 gebruikt worden. De in 2.10 weergegeven curve toont welke verwarmingscurve een staalplaat van een bepaalde dikte bij een bepaalde temperatuur doorloopt, uitgaande van een constante oventemperatuur van 900˚C. Voor de blank met een dikte van 2mm openbaart de grafiek een opwarmingssnelheid van circa 6,5˚C/s resp. circa 3,5˚C/s voor het bereik van 20˚C-700˚C resp. 500˚C-700˚C. Voor de blank met een dikte van 1,2mm is dat circa 8,5˚C/s resp. circa 5,5˚C/s. Een volledige austenitisering wordt in Winkel weliswaar niet binnen 4 minuten bereikt bij 900˚C, maar valt wel binnen het in figuur 1 van EP 863 weergegeven bereik ABCD. Hoewel Winkel geen handboek betreft, laat dit onverlet dat de in het artikel opgenomen curve van figuur 2 inzichtelijk maakt dat de vakman die, onder toepassing van zijn algemene vakkennis, de leer van WHK zou toepassen, vanzelf binnen het in conclusie 1 van EP 863 genoemde bereik zal werken. De uit de curve af te lezen opwarmsnelheden worden bovendien bevestigd door het experiment van Salzgitter. ArcelorMittal heeft deze meetresultaten bestreden met onder andere de tweede verklaring van de bij ArcelorMittal in dienst zijnde onderzoeker [A] , waarin wordt verwezen naar meetresultaten in de door ArcelorMittal als productie GP14D en 15 overgelegde documenten uit de oppositieprocedure. Zoals Tata Steel echter terecht heeft opgemerkt, betreffen deze resultaten proeven met
vergelijkbare(derhalve niet dezelfde) blanks waarbij bovendien qua opwarmsnelheid geen significante verschillen aan het licht zijn gekomen (0,4˚C/s). ArcelorMittal heeft daarnaast alleen een aantal niet gesubstantieerde twijfels over de gehanteerde meetmethodes en meetcondities van Salzgitter geuit. Dit volstaat echter niet, nu zij heeft nagelaten daarbij aan te geven waarom dat zo zou zijn en waarom dat hier van belang zou kunnen zijn.
4.25.
Partijen hebben bij pleidooi in het bijzonder gediscussieerd over de mogelijkheid om met ovens met verschillende instelbare verwarmingszones invloed uit te oefenen op de opwarmsnelheid binnen een bepaald temperatuurbereik. Volgens ArcelorMittal bestond die mogelijkheid op de prioriteitsdatum, zodat er een grotere variatie mogelijk was in opwarmsnelheden dan Winkel en de tests van Salzgitter laten zien. Dat betoog wordt gepasseerd. In de eerste plaats zwijgt het octrooi over ‘zones’ met verschillende instellingen, laat staan ovens met verschillende zones. Integendeel, conclusie 1 leert de vakman dat hij gebruik moet maken van
‘a furnace preheated toa[onderstreping toegevoegd, rb]
temperature’die correspondeert met de ‘window’ die in figuur 1 gegeven wordt. In de tweede plaats komt uit Winkel en de nawerking door Salzgitter van de stand van de techniek naar voren dat zonder toepassing van dergelijke zones de geclaimde gemiddelde opwarmsnelheden Vc en Vc’ in het temperatuurbereik van 500˚C tot 700˚C ook worden bereikt, zodat dit verder niet terzake dienend is.
4.26.
Het betoog van ArcelorMittal dat het technisch effect blijkt uit voorbeeld 1 van het octrooi (par. [0025]), faalt ook. Onder ii) van dat voorbeeld is de werkwijze van conclusie 1 van EP 863 vergeleken met een niet nader gespecificeerde referentie staalplaat van hetzelfde basismateriaal en pre-coating, waarvan ArcelorMittal desgevraagd niet duidelijk heeft kunnen maken dat de referentie-condities conform de stand van de techniek zijn. Dat het in dat voorbeeld om het in WHK gebruikte Usibor 1500P staal gaat, is gesteld noch gebleken. Die vergelijking laat dus onverlet dat bij nawerking van de openbaarmaking in WHK, de opwarmsnelheden van het octrooi noodzakelijkerwijs werden verkregen.
4.27.
Slotsom uit al het voorgaande is dat de werkwijze van conclusie 1 op een voor de hand liggende wijze voortvloeit uit de meest nabije stand van de techniek. Conclusie 1 zal daarom niet in stand kunnen blijven.
Conclusie 2
4.28.
Ook conclusie 2 zal niet in stand kunnen blijven. Deze conclusie heeft ten opzichte van conclusie 1 als toegevoegd kenmerk dat
‘the elapsed time between said heated blank exits said furnace and said stamping commences is not more than 10 seconds’. Naar het oordeel van de rechtbank is ook dit kenmerk reeds geopenbaard in WHK, dat in par. 1.1 (pag. 83) beschrijft dat de blank na verhitting
‘are (…) transferred very quickly on a press for stamping’en vervolgens in par. 1.3.1. als target voor deze transfertime 5 tot 7 seconden voorschrijft. Het betoog van ArcelorMittal dat WHK hiermee slechts spreekt over de tijd die nodig is voor het transporteren van de blank van de oven naar de pers en aldus niets openbaart over de tijd tussen het moment dat de pers wordt bereikt en het moment dat hot stamping begint, wordt verworpen. Verdere lezing van pag. 83 van WHK leert dat wordt uitgegaan van een ‘total cycle time’(transfer + stamping + cooling in the die) tussen de 15 en 25 seconden. Waar WHK verder benadrukken dat de transfer van de oven naar de pers vooral ‘very quickly’ moet plaatsvinden omdat de blanks bij hoge temperatuur (650˚C - 850˚C) de beste eigenschappen voor hot stamping hebben (pag. 83), ligt het voor de hand dat dit ‘stamping’ meteen begint als de blank de pers heeft bereikt. Conclusie 2 en WHK hebben het dan ook over hetzelfde tijdsverloop.
Conclusies 3 tot en met 9
4.29.
Tata Steel heeft gesteld dat uit de niet-inventiviteit van de werkwijze automatisch volgt dat ook de productconclusies 3 t/m 9 niet inventief zijn. ArcelorMittal wijst er op zich terecht op dat een niet inventieve werkwijze niet als vanzelf betekent dat een daarmee vervaardigd voortbrengsel evenmin inventief is. Dat verweer kan ArcelorMittal in dit geval echter niet baten. Een met een niet-inventieve werkwijze verkregen product kan inventief zijn als het voortbrengsel niet het onvermijdelijke resultaat is van toepassing van de werkwijze. Dat er in dit geval met de (niet-inventieve) werkwijze voortbrengselen vervaardigd kunnen worden die buiten het bereik van conclusie 3 t/m 9 vallen, is echter niet door ArcelorMittal betoogd, laat staan onderbouwd. Tata betoogt terecht dat het octrooi juist beschrijft dat de kenmerken van conclusies 3 t/m 9 onvermijdelijk worden verkregen bij toepassing van de geclaimde werkwijze. In par. [0023] is na een beschrijving van de kenmerken volgens conclusie 3 vermeld “
This favorable layer disposition is obtained for example …” waarna een beschrijving van de in conclusie 1 geclaimde werkwijze volgt. Ook het in par. [0025] gegeven voorbeeld bevat zowel de werkwijze als een beschrijving van de daarmee verkregen staalplaat, die aan de kenmerken van conclusie 3 beantwoordt.
Het vorenstaande leidt ertoe dat ook conclusies 3 tot en met 9 van EP 863 niet inventief zijn.
Conclusies 10 en 11
4.30.
Conclusie 10 deelt het lot van de conclusies 3 tot en met 9. Deze conclusie claimt immer het gebruik van een product volgens deze conclusies voor de vervaardiging van een ‘land motor vehicle’. De producten volgens de conclusies 3 tot en met 9 zijn hiervoor niet inventief bevonden. Het gebruik van die producten in bijvoorbeeld een auto is dat gelet op de uitdrukkelijke vermelding daarvan in WHK evenmin.
4.31.
Gelet op hetgeen hiervoor werd overwogen ten aanzien van de werkwijze conclusies 1 en 2 kan ook conclusie 11 niet in stand blijven. Het gebruik van een product volgens een niet inventieve werkwijze voor de vervaardiging van een landmotorvoertuig is ook niet inventief. Die toepassing werd immers ook al in WHK geopenbaard.
Hulpverzoeken
4.32.
Voor het geval één of meer bezwaren van Tata Steel tegen de verleende (onafhankelijke) conclusies gegrond mochten worden bevonden, heeft ArcelorMittal een aantal hulpverzoeken ingediend. Deze verzoeken kunnen haar evenwel niet baten nu zij niet uiteen heeft gezet dat en waarom de voorgestelde wijzigingen de nietigheid zouden kunnen repareren. Daarmee valt het doek voor het Nederlandse deel van EP 863.
De vorderingen
4.33.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank het onder 1) van het petitum gevorderde zal toewijzen en het Nederlandse deel van EP 863 zal vernietigen.
4.34.
Het onder 2) van het petitum gevorderde wapperverbod zal worden afgewezen. Dat er door ArcelorMittal al is ‘gewapperd’ naar (potentiële) afnemers van Tata Steel is niet gesteld, terwijl Tata Steel ook op geen enkele wijze aannemelijk heeft kunnen maken dat er een concrete dreiging is dat ArcelorMittal dit alsnog zal gaan doen of anderszins onrechtmatig jegens Tata Steel zal handelen.
4.35.
Ook de onder 3) van het petitum gevorderde veroordeling op de voet van art. 1019h Rv in de redelijke en evenredige kosten van deze procedure zal worden afgewezen. Anders dan Tata Steel betoogt, kan deze procedure niet anders worden aangemerkt dan als een zuivere nietigheidsprocedure. Aanknopingspunten om te kunnen spreken van een vooruit geschoven inbreukverweer zoals bedoeld in het arrest van het Hof Den Haag van 26 februari 2013 [2] , ziet de rechtbank niet. Niet gesteld of gebleken is dat ArcelorMittal een sommatie heeft doen uitgaan of dat zij anderszins uitlatingen heeft gedaan of handelingen heeft verricht die kunnen worden geduid als handhavingsacties. De enkele stelling dat Tata Steel voornemens is te investeren in een ‘nieuw product’ en dat die investeringen niet kunnen worden gedaan zolang EP 863 boven de markt hangt, is onvoldoende concreet om de nietigheidsvordering binnen het toepassingsbereik van art. 1019h Rv te brengen, zeker nu Tata Steel desgevraagd ook geen nadere informatie over dat nadere product heeft willen geven. De omstandigheid ten slotte dat ArcelorMittal in deze procedure bij wijze van incidentele vordering van Tata Steel vordert haar (maandelijks) schriftelijk te informeren over alle eigenschappen van alle producten die zij overweegt te gaan produceren (welke vordering overigens wordt afgewezen, zie hierna), is, anders dan Tata Steel ter zitting nog heeft betoogd, evenmin aan te merken als een voldoende concrete dreiging van handhaving.
4.36.
De kosten van de hoofdzaak zullen dan ook op de voet van art. 237 Rv worden afgewikkeld onder toepassing van het liquidatietarief. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal ArcelorMittal in deze kosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Tata Steel begroot op € 696,84 (€ 619,- griffierecht en € 77,84 dagvaardingskosten) aan verschotten en op € 1.582,- (3,5 punten x tarief II à € 452) voor salaris advocaat, derhalve in totaal € 2.278,84.
Incidentele vordering 223 Rv
4.37.
Nu EP 863 nietig wordt geoordeeld, is er reeds om die reden geen grond voor toewijzing van het gevorderde.
4.38.
De incidentele vordering ex art. 223 Rv zal derhalve worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal ArcelorMittal in dit incident worden veroordeeld in de kosten. Deze kosten zullen eveneens worden afgewikkeld volgens het liquidatietarief. De rechtbank begroot deze kosten op € 452,- (1 punt x tarief II) voor salaris advocaat. Nu zulks niet is gevorderd, zal de proceskostenveroordeling in dit incident niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Incidentele vordering tot schorsing
4.39.
Zoals hiervoor reeds werd overwogen, heeft de rechtbank in het schorsingsincident de vorderingen afgewezen. De beslissing omtrent de kosten van het incident is daarbij aangehouden. Thans zal de rechtbank hierover beslissen en ArcelorMittal ook in dit incident als de in het ongelijk gestelde partij in deze kosten veroordelen. Ook hier zullen deze kosten aan de hand van het liquidatietarief worden begroot en wel op € 452,- (1 punt x tarief II) voor salaris advocaat. Nu zulks niet is gevorderd, zal de proceskostenveroordeling ook in dit incident niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak:
5.1.
vernietigt het Nederlandse deel van het Europese octrooi 2 242 863;
5.2.
veroordeelt ArcelorMittal in de kosten van het geding, welke kosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Tata Steel worden begroot op € 2.278,84;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in het incident op de voet van art. 223 Rv:
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
veroordeelt ArcelorMittal in de kosten van het incident, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op € 452,- voor salaris advocaat;
in het schorsingsincident:
5.7.
veroordeelt ArcelorMittal in de kosten van het incident, welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op € 452,- voor salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.Th. van Walderveen, mr. J.A. van Dorp en mr. F.M. Bus en bij ontstentenis van de voorzitter door de oudste rechter in het openbaar uitgesproken op 13 september 2017.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Vo).
2.ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ1902 (Danisco v. Novozymes)