ECLI:NL:RBDHA:2017:10096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 2755
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van staandehouding en terugkeerbesluit in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan eiser was opgelegd. Eiser, een Ghanese nationaliteit, had tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat de aan het besluit voorafgaande staandehouding onrechtmatig was. Eiser betoogde dat er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond en dat de informatie verkregen na de staandehouding daarom ook onrechtmatig was. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en verwezen naar het arrest Boudjlida van het Hof van Justitie van de EU, waarin werd gesteld dat een onrechtmatige staandehouding geen afbreuk doet aan de geldigheid van een terugkeerbesluit. De rechtbank oordeelde dat het terugkeerbesluit terecht was opgelegd, omdat eiser onrechtmatig in Nederland verbleef en er geen grond was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 augustus 2017, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/2755

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 augustus 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: S.M.G. Bouma).

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2017 is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2017. Eiser is verschenen en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig de partner van eiser aanwezig.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1975 en bezit de Ghanese nationaliteit.
2 Eiser heeft aangevoerd dat aan de uitreiking van het terugkeerbesluit een staandehouding ex artikel 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) vooraf is gegaan. Eiser is staande gehouden terwijl er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond. Nu de aanhouding onrechtmatig is, is de verkregen informatie volgend op die aanhouding ook onrechtmatig.
Verwezen wordt naar het arrest Boudjlida van het Hof van Justitie van de EU van 11 december 2014, C-249/13 (ECLI:EU:C:20:14:2431). Het verhoor van eiser is niet conform de in deze uitspraak genoemde eisen.
In het bestreden besluit is geen enkele grond genoemd waarom het terugkeerbesluit is uitgevaardigd.
3 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
4.1
Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 27 februari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:744) is het volgende overwogen:
“Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 juni 2013 in zaak nr. 201301968/1/V3) doet een aan het nemen van een terugkeerbesluit voorafgaande onrechtmatige staandehouding geen afbreuk aan de administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of wordt verklaard en een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld. Voorts is voor het nemen van een dergelijk besluit, anders dan voor het nemen van een besluit tot het opleggen van een maatregel van bewaring, niet vereist dat de betrokken vreemdeling zich in de macht van de bevoegde autoriteiten bevindt en is de staandehouding niet van directe betekenis voor het nemen van het terugkeerbesluit, aldus de Afdeling.”
Gelet op het vorenstaande faalt het argument van eiser dat de staandehouding het terugkeerbesluit onrechtmatig maakt.
4.2
Ten aanzien van het standpunt van eiser dat hij niet is gehoord conform de in het arrest Boudjlida genoemde eisen wordt overwogen dat met verweerder de rechtbank van oordeel is dat het terugkeerbesluit terecht is opgelegd. Er is geen sprake van een onzorgvuldig genomen besluit. Eiser is voorafgaand aan het gehoor geïnformeerd over de aard van het besluit. Dit volgt ook uit het proces-verbaal van 13 februari 2017 waarin op pagina 1 staat vermeld:
“Voorafgaand aan het gehoor is de vreemdeling geïnformeerd over het ten aanzien van het aan hem op te leggen terugkeerbesluit en de gevolgen daarvan.”Eiser heeft aangegeven zelf te willen terugkeren. Verweerder heeft de vertrektermijn niet verkort. Het beroep op het arrest Boudjlida van het Hof van Justitie van 11 december 2014, C-249/13, ECLI:EU:C:2014:2431 faalt.
4.3
Wat betreft het standpunt van eiser dat er geen enkele grond wordt genoemd waarom het terugkeerbesluit is uitgevaardigd, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 62 van de Vw 2000 de verplichting is opgelegd terug te keren naar het land van herkomst. Gebleken is dat de vreemdeling onrechtmatig in Nederland verblijft dan wel niet gebleken is dat eiser rechtmatig in Nederland verblijft. Gelet hierop is het voor eiser duidelijk waarom het terugkeerbesluit is uitgevaardigd.
5 Het beroep is derhalve ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet worden geadresseerd aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. (nadere informatie www.raadvanstate.nl)