In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan eiser was opgelegd. Eiser, een Ghanese nationaliteit, had tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat de aan het besluit voorafgaande staandehouding onrechtmatig was. Eiser betoogde dat er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond en dat de informatie verkregen na de staandehouding daarom ook onrechtmatig was. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en verwezen naar het arrest Boudjlida van het Hof van Justitie van de EU, waarin werd gesteld dat een onrechtmatige staandehouding geen afbreuk doet aan de geldigheid van een terugkeerbesluit. De rechtbank oordeelde dat het terugkeerbesluit terecht was opgelegd, omdat eiser onrechtmatig in Nederland verbleef en er geen grond was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 augustus 2017, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.