Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.de stichting STICHTING WOMEN ON WAVES,gevestigd te Amsterdam,
STICHTING PROEFPROCESSENFONDS CLARA WICHMANN,
gevestigd te Amsterdam,
EERSTELIJNS VERLOSKUNDIGEN AMSTERDAM AMSTELLAND,
gevestigd te Amsterdam,
[eiseres sub 4],
[eiseres sub 5],
[eiseres sub 6],
[eiser sub 7],
[eiser sub 8],
[eiseres sub 9],
[eiseres sub 10],
[eiseres sub 11],
1.De procedure
- de dagvaarding, met achttien producties,
- de conclusie van antwoord, met achtentwintig producties,
- het tussenvonnis van 28 september 2016, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- de bij brief van 16 mei 2017 aan de zijde van Women on Waves c.s. overgelegde
2.De feiten en wetgeving afbreking zwangerschap
Stb.1981, 257) zijn met ingang van 1 november 1984 in werking getreden (
Stb.1984, 218).
“1. Afbreking van zwangerschap is alleen toegestaan in ziekenhuizen (met inbegrip van daarvan onderdeel uitmakende poliklinieken) en abortusklinieken, voor zover die inrichtingen voorzien zijn van een door de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne op aanvraag verleende vergunning tot het verrichten van dergelijke behandelingen (zie artikel 2, eerste lid).
2. Indien de zwangerschap langer dan 13 weken («3 maanden») heeft geduurd, dient de ingreep te geschieden in een ziekenhuis als hierboven bedoeld (zie artikel 2, tweede lid).
3. Aan de vergunning zullen voorschriften worden verbonden opdat een verantwoorde besluitvorming, voorafgaande aan de ingreep, en de medische kwaliteit van de ingreep zelf gewaarborgd zijn (artikel 5 en 6). Bij of krachtens de wet worden tevens voorschriften gegeven omtrent de tariefstelling in de inrichting, de openbaarmaking van financiële gegevens en bescheiden enz.
4. Tussen het ogenblik waarop de vrouw zich tot de geneeskundige wendt en de ingreep zelf dient een periode van tenminste vijf dagen te liggen (artikel 3).
5. Het wetsontwerp voorziet in een stelsel van registratie van bepaalde kerngegevens, opdat het toezicht op een behoorlijke naleving van de bij of krachtens de wet gestelde eisen verzekerd is. De persoonlijke levenssfeer van de behandelde vrouwen wordt daarbij volledig gewaarborgd (artikel 11-12). Het toezicht wordt opgedragen aan de geneeskundige inspectie van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid (artikel 19, tweede lid).
(
Kamerstukken II1978/79, 15475, 1-4, p. 9-10, voor alle citaten in deze alinea)
e. Overige opmerkingen naar aanleiding van de beraadtermijnDe leden van de P.v.d.A.-fractie (blz. 32, vierde volle alinea) en die van de C.P.N.-fractie (blz. 35, voorlaatste alinea) vroegen of de beraadtermijn de z.g. overtijdbehandeling niet onmogelijk zou maken. Wij zouden hierop willen antwoorden, dat de z.g. overtijdbehandeling niet door het wetsontwerp wordt bestreken, omdat bij die behandeling niet met zekerheid vaststaat, dat de vrouw ook inderdaad zwanger is. De beraadtermijn geldt derhalve niet voor de overtijdbehandeling die immers niet met abortus provocatus bij een diagnostisch geconstateerde zwangerschap op één lijn gesteld kan worden.
(…)
Kamerstukken II1979/80, 15475, 6, p. 42 en p. 61)
Overtijd-behandeling etc.Zoals reeds op p. 61 van de memorie van antwoord aan de Tweede der Staten-Generaal is medegedeeld, wordt de z.g. overtijd-behandeling niet geacht binnen de werkingssfeer van het wetsontwerp te vallen. Bij de overtijd-behandeling staat nl. niet vast dat de vrouw zwanger was. (…)”
(
Kamerstukken I1980/81, 15475, 59d, p. 7)
Kamerstukken II1978/79, 15475, 1-4, p. 21)
en
algemenenorm dat abortus provocatus als misdrijf strafbaar is, tenzij de behandeling is verricht door een geneeskundige in een ziekenhuis of kliniek waarin zodanige behandeling volgens de Wet afbreking zwangerschap mag worden verricht (zie het nieuwe artikel 296 W.v.Sr.). Aan die algemene norm kan echter niet een individueel verzoek om abortus worden getoetst, voor zover de vrouw zich heeft gewend tot een geneeskundige als hier bedoeld.”
(
Kamerstukken II1978/79, 15475, 6, p. 8)
Stb.2005, 389, nadien gewijzigd).
Stb.2014, 494). Dit is het geval als zij ingezetene is van Nederland en voor zover zij geen ingezetene is als zij in Nederland werkzaam is en loonbelasting afdraagt (vergelijk artikel 2.1.1 lid 1 Wlz). Het ministerie van VWS stelt subsidies ter beschikking aan klinieken waarmee in die gevallen de zwangerschapsafbreking wordt bekostigd (artikel 2 Subsidieregeling abortusklinieken (
Stcrt.2014, 22349, nadien gewijzigd).
Kamerstukken II2008/09, 31 249, 15).
“Met betrekking tot de door u voorgenomen overtijdbehandelingen heeft de Hoge Raad in haar arrest van 16 juni 1995 (NJ 1997/131) opgemerkt dat ‘blijkens de wetsgeschiedenis een overtijdbehandeling niet als een afbreking van zwangerschap in de zin van de WAZ kan worden aangemerkt.’ Overtijdbehandelingen plegen in Nederland op medische gronden plaats te vinden in klinieken met een vergunning in de zin van de WAZ. In het geval van de Stichting Women on Waves, zorgverlening op volle zee, ontbreekt de reële mogelijkheid toevlucht te nemen tot een vergunninghoudende kliniek. Gelet op de door u getroffen voorzieningen meen ik dat een overtijdbehandeling aan boord van uw schip als zorgvuldig handelen kan worden aangemerkt. De combinatie van het zeer vroege stadium van de eventuele zwangerschap, de aanwezigheid van een terzake ervaren gynaecoloog aan boord, de zorgvuldige wijze waarop de procedure is ingericht, de keuze voor een medicamenteuze behandeling en het ontbreken van een alternatief maakt dat de zorgvuldigheid die Women on Waves bij deze toediening aan boord van een schip op volle zee betracht voldoende is. Dat betekent dat ik ervan uitga dat Women on Waves in staat is om overtijdbehandelingen, zoals bedoeld door de Hoge Raad, op een verantwoorde wijze en binnen de vigerende wetgeving en jurisprudentie uit te voeren.” De staatssecretaris van VWS heeft bij brief van 12 augustus 2003 bij Women on Waves aandacht gevraagd voor de context waarbinnen overtijdbehandelingen moeten plaatsvinden. De werkwijze van de Stichting Women on Waves brengt met zich mee, aldus de staatssecretaris, dat altijd sprake is van een omgeving van protest. Zij heeft meegedeeld dat zij zich zorgen maakt om de context waarbinnen de dienstverlening plaatsvindt en dat zij de IGZ zal verzoeken om als aandachtspunt op te nemen dat de hulpverlening van Women on Waves verantwoord blijft.
1. Mifegyne 600 mg (registratienummer: RVG 113563)
2. Mifegyne 200 mg (registratienummer: RVG 24206)
3. Miffee 200 mg (registratienummer: RVG 113293)
4. Mifegyne Combikit 600 mg/400 mg (RVG 113565)
5. Sunmedabon (registratienummer: RVG 106099).
Kamerstukken II2014/15, Aanhangsel 2038)
“In uw mail vraagt u aandacht voor de recent ontstane maatschappelijke onrust en de discussie in de Tweede Kamer over de verkrijgbaarheid van de abortuspil (SUNMedabon) bij de openbare apotheek en op recept verkrijgbaar vanaf mei a.s. U geeft aan dat de gehele discussie hierover niet redelijk en/of nodig geweest is en levert hiervoor de onderbouwingen aan.
Kernboodschappen
- Medicamenteuze overtijdbehandeling (OTB) bestaat uit de combinatie van een orale tablet mifepriston en vier vaginale tabletten misoprostol.
- Onderzoek wijst uit dat medicamenteuze OTB in de eerste lijn effectief en veilig is.
- De plaatsbepaling voor medicamenteuze OTB in de huisartsenpraktijk is echter nog onduidelijk, omdat er nog geen landelijke consensus bestaat over de randvoorwaarden met betrekking tot wet- en regelgeving en financiering.
Kamerstukken II2015/16, 20371, 31). Bij brief van 27 juni 2016 aan de Tweede kamer heeft zij, conform haar toezegging tijdens het algemeen overleg, haar standpunt over de abortuspil bij de huisarts uiteengezet. Daarbij heeft zij toegelicht dat zij de huisartsen de wettelijke duidelijkheid wil bieden, waaraan zij volgens het NHG behoefte hebben, door in de Waz een op de huisarts toegespitste vergunning op te nemen en dat daarbij zal worden aangesloten bij het standpunt van de NHG dat uitgaat van de overtijdbehandelingsperiode (
Kamerstukken II2015/16, 20371, 34).
Kamerstukken II2016/17, 34673, 1-3). In de memorie van toelichting is over de strekking van het wetsvoorstel opgemerkt:
Kamerstukken II2016/17, 34707, 1, p. 18).
3.Het geschil
primairveroordeling van de Staat om
II. apothekers en groothandels, binnen een maand na dit vonnis, door middel van een voor alle apothekers en groothandels kenbare uiting, te informeren dat het ter hand stellen, respectievelijk leveren van een combinatiepreparaat ten behoeve van medicamenteuze overtijdbehandeling van vrouwen tot 45 dagen amenorroe, waaronder in ieder geval Sunmedabon, in algemene zin niet als medeplegen aan een strafbaar feit beschouwd kan worden,
subsidiairvoor recht te verklaren dat de Staat onrechtmatig handelt jegens vrouwen en huisartsen door met de in het lichaam van de dagvaarding besproken uitlatingen de indruk te wekken dat het ter hand stellen, respectievelijk leveren van een combinatiepreparaat ten behoeve van medicamenteuze overtijdbehandeling van vrouwen tot 45 dagen amenorroe, waaronder in ieder geval Sunmedabon, strafbaar zou zijn,
4.De beoordeling
Kamerstukken II2016/17, 34673, 1-3) te oordelen. In deze procedure staat dit wetsvoorstel echter niet ter discussie, zoals Women on Waves c.s. ter zitting heeft bevestigd. Dit wetsvoorstel en de lopende parlementaire behandeling hiervan staan derhalve op zichzelf beschouwd niet in de weg aan een inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van Women on Waves c.s..
nietwordt verstaan onder de afbreking van een zwangerschap. Niet is in geschil dat de in dat artikel bedoelde toepassing van een middel ter voorkoming van de innesteling van een bevruchte eicel in de baarmoeder ziet op de zogenoemde ‘morning after pil’. Uit de parlementaire geschiedenis van de Waz blijkt, zoals hiervoor in 2.12 geciteerd, dat een overtijdbehandeling niet onder het bereik van de Waz valt. Anders dan de Staat betoogt, volgt uit de tekst van de hiervoor in 2.13 geciteerde passages uit de parlementaire geschiedenis van artikel 296 Sr niet dat de wetgever de uitdrukkelijke bedoeling heeft gehad de overtijdbepaling wel onder artikel 296 Sr te doen vallen.
Kamerstukken II1975/76, 13909, 5, p. 20). De rechtbank neemt aan dat uitgangspunt van de wetgever bij de totstandkoming van de Waz is geweest dat overtijdbehandelingen pleegden plaats te vinden in een ziekenhuis of kliniek en dat er in dit opzicht - derhalve in de praktijk - geen onderscheid zou zijn tussen die behandelingen en behandelingen die gericht zijn op de afbreking van een zwangerschap die onder het bereik van de Waz vallen. Women on Waves c.s. hebben het verweer van de Staat dat die instrumentele behandelingen destijds alleen in een ziekenhuis of kliniek konden worden verricht, ook niet weersproken. Voor zover dit wel mogelijk was, is niet gesteld of gebleken dat dit gebeurde.
Stb.1988, 216, nadien gewijzigd) uitvoerig parlementair debat met de vaste Commissie voor de Volksgezondheid plaatsgevonden over de overtijdbehandeling naar aanleiding van de jaarlijkse verslagen inzake de Waz van de Geneeskundig Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid.
Kamerstukken II1986/87, 18386, 25, p. 4, 5 en 6). De minister van VWS heeft toen in haar brief van 19 december 1986 aan de Tweede Kamer, met als bijlage het verslag van de Hoofdinspecteur, bericht tot de slotsom te zijn gekomen, na overleg met zijn ambtgenoot van Justitie, dat - in algemene termen - overtijdbehandeling niet onder de werking van de Waz valt (
Kamerstukken II1986/87, 18386, 25, p. 1). Nadien heeft de staatssecretaris van VWS in dit verband ook positief (met een kort: “ja”) geantwoord op een vraag van de vaste Commissie voor de Volksgezondheid: “als de overtijdbehandeling niet valt onder de WAZ, betekent dit dan dat een medicus die deze behandeling toepast buiten de voorzieningen die een vergunning hebben, «(in de thuissituatie)», de WAZ niet overtreedt?” en op de vraag van die commissie: “Als op grond van het vermoeden dat van een zwangerschap sprake is de behandeling dient plaats te vinden in voorzieningen met een vergunning, geldt dit dan ook voor de medicamenteuze behandeling bij «overtijd zijn»? Mag de abortus-opwekkende-medicatie thuis worden gegeven?” geantwoord dat: “Noch de instrumentele, noch de medicamenteuze overtijdbehandeling behoeven plaats te vinden in een inrichting met vergunning.” (
Kamerstukken II1987/88, 18386, 29 en 30 voor de vragen, respectievelijk de antwoorden). Uit het antwoord op een nadien gestelde vraag blijkt dat de staatssecretaris van VWS van één kliniek die niet beschikt over een Waz-vergunning bekend was dat zij instrumentele overtijdbehandelingen toepast (
Kamerstukken II1989/90, 18386, 34 en 36, voor respectievelijk de vraag (14) en het antwoord).
Kamerstukken II1990/91, 18386, 38)
Kamerstukken II1990/91, 18836, 41, antwoorden op de vragen 13 en 22). In overleg met de minister van Justitie is tijdens het mondeling overleg van 2 mei 1991 meegedeeld dat artikel 296 Sr van toepassing is op de overtijdbehandeling en dat deze uitsluitend kan plaatsvinden in een ziekenhuis of kliniek, die een vergunning heeft op basis van de Waz (
Kamerstukken II1990/91, 18386, 42, p. 14).
Harmonisatiewet). De gestelde aansprakelijkheid van de Staat berust voorts niet op de stelling dat toepassing van artikel 296 Sr in verband met daarin niet verdisconteerde omstandigheden in strijd zou komen met fundamentele rechtsbeginselen.