ECLI:NL:RBDHA:2016:9763
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Georgische asielzoeker, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had op 11 mei 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Litouwen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft de vraag beoordeeld of het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Litouwen nog van toepassing is, gezien de zorgen van de eiser over de behandeling van asielzoekers in Litouwen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Litouwse autoriteiten op 20 juli 2016 akkoord zijn gegaan met het overnameverzoek van de staatssecretaris en dat er geen belemmeringen zijn voor de overdracht van de eiser aan Litouwen. De eiser voerde aan dat er risico's zijn op indirect refoulement, maar de rechtbank oordeelde dat de door de eiser aangehaalde rapporten niet voldoende bewijs leveren voor deze claim. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Litouwen de asielaanvraag van de eiser in behandeling zal nemen en dat er geen reden is om aan te nemen dat de rechten van de eiser in Litouwen niet gewaarborgd zijn.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt het belang van het interstatelijk vertrouwensbeginsel binnen het Dublin-systeem en de verantwoordelijkheden van lidstaten in de behandeling van asielaanvragen.