ECLI:NL:RBDHA:2016:9762

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2016
Publicatiedatum
18 augustus 2016
Zaaknummer
VK 16/16721 en VK 16/16722
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van een Afghaanse vreemdeling op grond van niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 augustus 2016 uitspraak gedaan in de bodemzaak van een Afghaanse vreemdeling die een opvolgende asielaanvraag had ingediend. Eiser, afkomstig uit Kandahar, had eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvragen waren in het verleden afgewezen. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen had aangevoerd die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. Eiser had weliswaar een gewaarmerkt duplicaat van zijn taskera en een verklaring van wijkoudsten overgelegd, maar de rechtbank oordeelde dat deze documenten niet als nieuw bewijs konden worden aangemerkt, omdat de authenticiteit ervan niet kon worden vastgesteld. Bovendien was de identiteit van eiser niet in geschil, en had hij in eerdere procedures al soortgelijke documenten overgelegd.

De rechtbank overwoog verder dat de stellingen van eiser over de verslechterde veiligheidssituatie voor de Farsi Wan in Kandahar onvoldoende onderbouwd waren. Eiser had geen specifieke informatie gepresenteerd die aantoonde dat hij of zijn bevolkingsgroep een doelwit van geweld was. De rechtbank concludeerde dat de asielrelaas van eiser ongeloofwaardig was en dat hij niet had aangetoond dat er bij terugkeer naar Afghanistan een schending van artikel 3 van het EVRM dreigde. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 16/16721 (beroep) en AWB 16/16722 (verzoek)
[nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in vreemdelingenzaken van 16 augustus 2016 in de zaak tussen
[naam] , eiser en verzoeker, hierna: eiser,
gemachtigde: mr. G.H.P. Buren,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. J. Raaijmakers.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 juli 2016 (bestreden besluit), waarbij zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk is verklaard.
Eiser heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting achterwege te laten totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2016. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser bezit de Afghaanse nationaliteit en is afkomstig uit Kandahar . Zijn geboortedatum is door verweerder gesteld op [geboortedatum] . Op 2 juli 2010 heeft eiser een eerste aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze asielaanvraag is bij besluit van 1 oktober 2010 afgewezen omdat Griekenland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling ervan. Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft het beroep van eiser hiertegen bij uitspraak van 9 november 2010 gegrond verklaard en het afwijzende besluit vernietigd. Eiser is hierna opgenomen in de nationale asielprocedure. Aan zijn asielaanvraag lag ten grondslag dat zijn vader een dreigbrief heeft ontvangen van de Taliban met eisers naam erop. In de brief stond dat eiser moest stoppen met het geven van computerles, dat hij met de Taliban moest samenwerken en dat hij hun plannen verijdeld had. De vader van eiser heeft hierop besloten dat hij direct moest vluchten.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag bij besluit van 6 juni 2011 opnieuw afgewezen. Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft eisers beroep hiertegen bij uitspraak van 21 december 2011 gegrond verklaard en het afwijzende besluit vernietigd. Hierna is een leeftijdsonderzoek uitgevoerd bij eiser. Bij besluit van 26 april 2012 heeft verweerder de asielaanvraag opnieuw afgewezen. Op 28 maart 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitspraak gedaan in het hoger beroep van verweerder tegen de uitspraak van 21 december 2011 en in het beroep van eiser tegen het besluit van 26 april 2012. Zowel het hoger beroep van verweerder als het beroep van eiser zijn hierbij ongegrond verklaard, zodat het afwijzende besluit van 26 april 2012 in rechte vast is komen te staan. Op 20 juli 2016 heeft eiser de onderhavige, opvolgende asielaanvraag ingediend.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling. Uitzetting naar Afghanistan brengt geen risico met zich mee op een behandeling strijdig met artikel 3 van het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiser voert het volgende aan als zijnde nieuwe elementen en bevindingen die tot een hernieuwde toetsing dienen te leiden. Hij heeft een gewaarmerkt duplicaat van zijn taskera overgelegd en een verklaring van wijkoudsten uit zijn herkomstdorp van 27 augustus 2015. Deze verklaring bevestigt zijn eerdere relaas en voegt daaraan toe dat zijn broer door de Taliban is meegenomen, nadat eerder al een andere broer van eiser door de Taliban werd meegenomen en vermoord. Hieruit blijkt dat de Taliban nog altijd actief naar eiser op zoek is. Het onderzoeksrapport van [naam] ten aanzien van deze verklaring is volgens eiser onvolledig. Hierin wordt geconcludeerd dat te weinig vergelijkingsmateriaal voorhanden is om de authenticiteit van het document vast te kunnen stellen, terwijl wel opmerkingen worden gemaakt over het voorhanden zijn van het soort papier en model waarin het document is opgemaakt. Eiser wil een contra-expertise laten uitvoeren. Tevens betoogt eiser dat de veiligheidssituatie voor zijn bevolkingsgroep, de Farsi Wan (ook geschreven als: Farsiwan), is verslechterd sinds de opkomst van de terreurgroep Islamitische Staat (IS) in Kandahar . Hij dient dan ook in aanmerking te komen voor een asielvergunning, mede gelet op verweerders beleid ten aanzien van Afghanistan waarin de Farsi Wan is erkend als kwetsbare minderheidsgroep.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank overweegt allereerst ambtshalve het volgende. Het bestreden besluit ziet op een opvolgende asielaanvraag. Op grond van artikel 30a, tweede lid, van de Vw houdt het bestreden besluit een afwijzing van die aanvraag in. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 22 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1759, zal de rechtbank het bestreden besluit toetsen in het licht van eisers beroepsgronden. Ter beoordeling staat of verweerder de aanvraag van eiser mocht aanmerken als niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van nieuwe elementen of bevindingen.
6. Eiser heeft nog immer slechts een kopie van het gewaarmerkte duplicaat van zijn taskera overgelegd. Reeds hierom heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat dit niet kan worden aangemerkt als nieuw element of bevinding. Daar komt bij dat de identiteit van eiser niet in geschil is en hij het belang van de taskera voor de beoordeling van zijn asielaanvraag voor het overige – ook ter zitting – niet heeft kunnen verduidelijken. Bovendien heeft eiser reeds in de vorige procedure (een kopie van) zijn taskera overgelegd.
7. Verweerder heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat de verklaring van wijkoudsten evenmin kan worden aangemerkt als nieuw element of bevinding. Uit het onderzoeksrapport van Bureau Documenten blijkt dat de authenticiteit van dit document niet kan worden vastgesteld wegens gebrek aan voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal. De in het rapport opgenomen opmerkingen over het gebruikte papier en de opmaak van het document maken die conclusie niet onvolledig. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling, onder meer de uitspraak van 29 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:4952, volgt dat een document geen nieuw element of bevinding oplevert indien de authenticiteit ervan niet kan worden vastgesteld. Het is aan eiser om de authenticiteit van de aan zijn opvolgende aanvraag ten grondslag gelegde stukken te onderbouwen. Het ligt dan ook op de weg van eiser om de gevraagde (contra-)expertise uit te laten voeren. Dit heeft hij blijkens de ter zitting gegeven toelichting niet gedaan.
8. De stellingen van eiser omtrent de verslechterde veiligheidssituatie voor de Farsi Wan in Kandahar zijn slechts onderbouwd met algemene informatie over de veiligheidssituatie in de regio. Hieruit blijkt niet dat eiser, noch de Farsi Wan als geheel, een specifiek doelwit is van geweld. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de veiligheidssituatie geen nieuw element of bevinding oplevert. Nu het asielrelaas van eiser nog immer ongeloofwaardig is, heeft hij niet met beperkte individuele indicaties aannemelijk gemaakt dat, in samenhang met de positie van de Farsi Wan als kwetsbare minderheidsgroep in Afghanistan, bij terugkeer een schending dreigt van artikel 3 van het EVRM.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht heeft aangemerkt als niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van nieuwe elementen en bevindingen. Het beroep is ongegrond. De voorlopige voorziening komt om die reden niet voor toewijzing in aanmerking.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer 16/16721:
- verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer 16/16722:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.Y.M. van Deijck, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2016.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak van de rechtbank kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.