Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Ten aanzien van het beroep met nummer AWB 16/5760
Ten aanzien van het beroep met nummer AWB 16/4721
Ten aanzien van het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit I
provincieBagdad, en niet zozeer de
stadBagdad. Delen van de provincie Bagdad, de zogenaamde Bagdad-belts, zijn door verweerder weliswaar aangemerkt als 15c-gebied, maar het onderscheid tussen de provincie en de stad Bagdad is relevant, omdat in gebieden in de provincie, anders dan in de stad Bagdad, wordt gestreden door en tegen ISIS.
Uit de door eiser overgelegde informatie is niet af te leiden dat thans in Bagdad meer burgerslachtoffers te betreuren zijn dan ten tijde van genoemde uitspraak van het Upper Tribunal. De rechtbank vindt hiervoor bevestiging in de op de door eiser aangehaalde website van Iraq Body Count gepubliceerde cijfers (www.iraqbodycount.org/databse/recent).
Zoals verweerder in het verweerschrift terecht heeft opgemerkt is de door eiser overgelegde informatie gebaseerd op het ambtsbericht, betreft het informatie uit rapporten die als bron bij de totstandkoming van het ambtsbericht zijn betrokken, dan wel verschilt die informatie niet wezenlijk van hetgeen in het ambtsbericht is gerapporteerd. Verweerder heeft tevens terecht verwezen naar APPENDIX A “Documentary evidence before the Upper Tribunal”, die is gevoegd bij de uitspraak van het Upper Tribunal, waaruit blijkt dat het merendeel van de bronnen overeenkomt met de bronnen die door VluchtelingenWerk Nederland worden aangehaald in de update van januari 2016.
Eiser voert aan dat hij als uit Bagdad afkomstige soenniet een groot risico loopt slachtoffer te worden van verregaande willekeur en bedreigingen van de zijde van de sjiitische milities, terwijl het duidelijk is dat de Iraakse overheid niet in staat is dan wel bereid is om hem bescherming te verlenen. Het is een vaststaand feit dat de sjiieten de macht hebben in de centrale overheid. Uit het ambtsbericht blijkt dat sjiitische milities ontvoeringen, moordaanslagen en groepsexecuties van soennieten plegen.
Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte niet bij zijn beoordeling heeft betrokken dat hij al eerder ernstig mishandeld is geweest. Hij heeft zich daarna erg gedeisd moeten houden om een herhaling te voorkomen. Verweerder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat eiser probleemloos het land heeft kunnen verlaten. Verweerder miskent hierbij dat de vrees voor ernstige schade niet zozeer van de zijde van de centrale overheid is te verwachten, maar van de zijde van de sjiitische milities in Bagdad zelf. Eiser heeft via de luchthaven van Bagdad zijn land kunnen verlaten. Het bereiken van de luchthaven is gevaarlijker dan het land uiteindelijk via de luchthaven te verlaten. Het feit dat hij na de eerste mishandeling tot zijn vertrek ongeschonden ervan af is gekomen, wil niet zeggen dat toen geen sprake meer was van willekeurig geweld.
Het betoog van eiser dat hij niet zozeer te vrezen heeft voor de centrale autoriteiten, zodat het standpunt van verweerder dat hij probleemloos het land via de luchthaven heeft kunnen verlaten minder relevant is, en dat het bereiken van de luchthaven via de stad Bagdad veel gevaarlijker is, doet niet af aan het standpunt van verweerder dat (desondanks) uit de verklaringen van eiser blijkt dat niet is gebleken van problemen bij zijn uitreis.
Beslissing
- verklaart het beroep in de zaak met nummer AWB 16/4721, voor zover gericht tegen het besluit van 11 maart 2016, niet-ontvankelijk.