Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 juli 2016 in de zaken tussen
[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats 1] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijkerhout, verweerder
[persoon 1], te [woonplaats 2] (tezamen [persoon 1] )
[persoon 3], te [woonplaats 2] (tezamen [persoon 3] )
[persoon 4], te [woonplaats 2] (tezamen [persoon 4] )
[persoon 6], te [woonplaats 2] (tezamen [persoon 6] )
Procesverloop
Overwegingen
planschadevergoedingen juist zijn.
- de aard van de ontwikkelingen, te weten de bouw van woningen in aansluiting op een bestaande woningbouwlocatie, is aan te merken als inbreiding; inbreiding van woningen in een bestaande woonkern kan worden beschouwd als een normale maatschappelijke ontwikkeling waarmee belanghebbenden in abstracto rekening moeten houden;
- gelet op de structuur van de omgeving, zijnde een woonwijk die nog afgerond kon worden door het bebouwen van de uitsparing, kan de ontwikkeling ter plaatse als passend worden aangemerkt;
- De planologische ontwikkeling past binnen het langjarig door de gemeente vastgestelde beleid, nu de gemeente de gronden al in 1993 heeft willen verwerven voor woningbouw en de provincie in 2003 werd verzocht om de contour te wijzigen, zodat woningbouw kon plaatsvinden;
- de afstand van de woningen van de belanghebbenden tot de nieuwe ontwikkeling is 50 meter ( [persoon 1] , [persoon 2] en [persoon 3] ), 31 meter ( [persoon 4] , [persoon 5] en [persoon 6] ) en 29 meter ( [persoon 7] ); bij inbreiding in een bestaande woonkern zijn dit geenszins ongebruikelijke en zelfs relatief ruime afstanden;
- zoals ook door de SAOZ is erkend moet de door de ontwikkeling ontstane schade voor de belanghebbende per saldo als beperkt worden aangemerkt.
Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- herroept de primaire besluiten en wijst de verzoeken tot vergoeding van planschade af;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334,-- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.488,-- te betalen aan eisers.